1089 onderwerpen Dit is de index. Klik op een onderwerp of de beginletter om daar verder te lezen. met de Home knop kan je terug naar dit menu. Druk op Ctrl+F om te zoeken.






.inf
100baseT
10base2
10baseT
aanbevolen hoofdservers
aangepast bestandstype
aanmelden
aanmeldingsrecht
aanmeldingsscript
aantal ingangen
Aantal threads
accountvergrendeling
ACE-vermelding (Access Control Entry)
achtergrond
achtergrondprogramma
actief
actief volume
actieve inhoud
actieve partitie
Active Directory
Active Directory: gebruikers en computers
Active Directory-gegevensmodel
ActiveX
Address Resolution Protocol (ARP)
adresbronrecord (A)
adresbronrecord (A)
adresklassen
Advanced Configuration and Power Interface (ACPI)
afdrukgroep
afdrukprocessor
afdrukserver
afdruk-spooler
afdruktaak
afdrukwachtrij
affiniteit
afhankelijke client
afhankelijkheid
afhankelijkheidsstructuur
afwijkende computer
agent
Alerter-service
algemene groepen
ASCII
antwoord
antwoordbericht
antwoordwachtrij
apparaat
apparaat voor audio-invoer
apparaat voor handschriftinvoer
Apparaatbeheer
apparaatconflict
apparaatlettertypen
apparaatstuurprogramma
AppleTalk
AppleTalk Phase 2
Application Programming Interface (API)
ASCII (American Standard Code for Information Interchange)
Assistive Technology Program
Asymmetric Digital Subscriber Line (ADSL)
asynchrone communicatie
Asynchronous Transfer Mode (ATM)
ATM adaptation layer (AAL)
Automatic Private IP Addressing (APIPA)
Backup Domain Controller (BDC)
back-upoperator
back-upset
back-uptypen
bandbreedte
Bandwidth Allocation Protocol (BAP)
Basic Input/Output System (BIOS)
basiscertificaat
basisinstantie
basismap
basisopslag
basisprioriteit
basisschijf
basisstation
batchprogramma
baud-rate
Beheer- en controlehulpprogramma's
beheerder
beheerderssignalen
beheersysteem
beheerwachtrij
beleid
bericht
Berkeley Internet Name Domain (BIND)
beschikbaarheid
beschrijfbare cd
bestand Hosts
bestand Lmhosts
Bestandssharebron
bestandssysteem
bestandstype
beveiliging
beveiligingsgroep
beveiligings-host
beveiligings-id (SID)
beveiligingslogboek
beveiligings-principal
bevestigingsbericht
bevoegdheid
binair
bindend terugzetten
bindery
BIND-opstartbestand
BIOS
bit (binary digit)
B-kanaal
blaaspijpje
BOFH
BOOTP (BOOTstrap-Protocol)
BOOTP-extensies
bovenliggend domein
bovenliggend object
bps (bits per seconde)
breedband
breedbandverbinding
Broadband Integrated Services Digital Network (B-ISDN)
broadcast
bron
Bron van afdruk-spooler
bron voor generieke services
bron-dll
brondocument
Bronmonitor
bronnendomein
bronrecordset (RRset)
brontoewijzing
browser
buffer
bureaublad
bureaubladpatroon
bus
bytes
cache
cachebestand
caching
caching resolver
canonieke bronrecord (CNAME)
canonieke naam
cassettelettertype
catalogus
catalogus op media
catalogus op schijf
catalogus van back-upset
categorie van eigenaar
CD-R
CD-RW
certificaat
certificaatarchief
certificaatsjabloon
Certificate Revocation List (CRL)
Certificate Trust List (CTL)
Certification Authority (CA)
certificeringshiërarchie
certificeringspad
Challenge Handshake Authentication Protocol (CHAP)
CHAP (Challenge Handshake Authentication Protocol)
Class A IP-adres
Class B IP-adres
Class C IP-adres
Classical IP over ATM (CLIP)
client
clientaanvraag
clienttoepassing
cluster
Cluster.exe
clusteradapter
Cluster-API
Clusterbeheer
Clusterbeheer (uitbreidingsmodule)
clusterschijf
Cluster-service
CMYK-kleurruimte
code interlokale gesprekken
codec
codering
codering met openbare sleutels
codetabel
communicatie-instellingen
communicatiepoort
community-naam
compatibiliteitsmodus
Complementary Metal Oxide Semiconductor (CMOS)
component
Compression Control Protocol (CCP)
Computer Browser-service
computeraccount
Computerbeheer
computerbeheerder
computerquotum
connectortoepassing
connectorwachtrij
consolestructuur
Constant Bit Rate (CBR)
containerobject
controle
controlebeleid
controlepunten
convergentie
CPU-gebruik
CPU-tijd
crashbestendigheid
CRC-fouten
CRL-distributiepunt
CryptoAPI
cryptografie
cryptografie met openbare sleutels
Cryptographic Service Provider (CSP)
CSID-reeks (Called Subscriber ID)
dagelijkse back-up
Data Communications Equipment (DCE)
Data Link Control (DLC)
Data Terminal Equipment (DTE)
datagram
DBCS-tekens
debugger
defragmentatie
delen
Denial-Of-Service-aanval
detailvenster
DFS-koppeling
DFS-toegangspunt
DFS-topologie
DHCP/BOOTP Relay Agent
DHCP-client
DHCP-optie
DHCP-server
DHCP-servicebron
Dialoog met toepassing toestaan
dialoogvenster
differentiële back-up
differentiële gegevens
Digital Signature Standard (DSS)
Digital Subscriber Line (DSL)
Digital Video Disc (DVD)
digitale handtekening
Direct Memory Access (DMA)
directe kabelverbinding
directorypartitie
directoryservice
DirectX
Discretionary Access Control List (DACL)
distributiegroep
distributielijst
D-kanaal
DLL
DN-naam
DNS
DNS Server
DNS-achtervoegsel
document
doel
doeldocument
dokken
Domain Name System (DNS)
domein
domeinen op het hoogste niveau
domein van oorsprong
domeincontroller
domeincontroller-locator (Locator)
domein-DFS
domeinen van het tweede niveau
domeingebonden groep
domeinnaam
domeinnaamgevings-master
domeinnaamruimte
domeinstructuur
Dots Per Inch (DPI)
draadloze communicatie
drain
drainstop
dual-boot
duplex
dvd-decoder
dvd-station
DWORD
Dynamic Data Exchange (DDE)
Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP)
Dynamic-Link Library (DLL)
dynamisch volume
dynamische opslag
dynamische schijf
dynamische update
eenfunctietoets
eenmalige aanmelding
eenvoudig volume
Eenvoudige TCP/IP-services
eenzijdige vertrouwensrelatie
EFI
EFI-systeempartitie
eigenaar
eigenschap
eigenschappencache
eigenschappenwaarde
Emulated Local Area Network (ELAN)
Encrypting File System (EFS)
energiebeheerschema
Enhanced Small Device Interface (ESDI)
EPS-bestand (Encapsulated PostScript)
Ethernet
Event Log-service
exemplaar van prestatieobject
expanded memory
expliciete machtigingen
extended memory
Extensible Authentication Protocol (EAP)
Extensible Firmware Interface (EFI)
Extensible Markup Language (XML)
extern beheer
extern netwerknummer
externe computer
Externe opslag
externe toegang
failback
failback-beleid
failover
failover-beleid
failover-tijd
FAT
FAT32
Fax-service
Federal Information Processing Standard 140-1 (FIPS 140-1)
File Allocation Table (FAT)
File and Print Services voor Macintosh
File Control Block (FCB)
File Server for Macintosh
File Transfer Protocol (FTP)
filter
filtermodus
Filtertoetsen
firewall
forest
formulier
FORTEZZA
foutopsporing
fouttolerantie
fragmentatie
frametype
Front-End Processor (FEP)
FTP (File Transfer Protocol)
Full Zone Transfer (AXFR)
full-duplex
Fully Qualified Domain Name (FQDN)
fysieke schijfbron
1) greep 2) ingang
gastaccount
gateway
GDI-objecten
gebeurtenis
gebied
gebruiker
Gebruikers
gebruikersaccount
gebruikersnaam
gebruikersprofiel
gebruikersrechten
gebruikerswachtwoord
gecodeerd wachtwoord
gedeelde bron
gedeelde map
gedeelde printer
gegevensoverschrijdingsfout
gegevenspakket
geheugenadres
Geheugengebruik
gekoppeld object
gekoppeld station
Geluidsbeschrijving
geluidsbestand
Geluidskaart
Geluidswaarschuwing
geregistreerd bestandstype
gespecialiseerde adapter
gewenste zone
gewone tekst
gezaghebbend
gigabyte (GB)
globale account
globale catalogus
globale groep
glue chasing
glue-record
goed verbonden
grafische modus
groep
groep met back-upmedia
groep met beschikbare media
groep met importmedia
groepsaccount
Groepsbeleid
groepsbeleidsobject
groepslidmaatschappen
groepsnaam
Grootte van virtueel geheugen
GUID Partition Table (GPT)
half-duplex
handschriftherkenning
handshaking
hardware
hardwarecompressie
hardwareconfiguratie
hardwaredecoder
hardwareprofiel
hardwaretype
hash
hash-algoritme
Hash-based Message Authentication Mode (HMAC)
herstelagent
herstelbaar bericht
herstelbeleid
Herstelconsole
Herstelpunt
hexadecimaal
histogram
hoofddomein
hoofddomein
hoofdmap
hoofdservers
Hoog contrast
host
host-naam
host-prioriteit
hot docking
HTTP
hub
hubloze modus
hub-modus
hubs trapsgewijs koppelen
hyperlink
Hypertext Markup Language (HTML)
Hypertext Transfer Protocol (HTTP)
I/O-poort (Input/Output)
Iedereen (categorie)
IEEE 1394
IEEE 1394-connector
IIS Server Instance-bron
in behandeling
in-addr.arpa-domein
inbelverbinding
Incremental Zone Transfer (IXFR)
incrementele back-up
indeling
Infrared Data Association (IrDA)
infrarood (IR)
infraroodapparaat
infraroodbestandsoverdracht
infraroodnetwerkverbinding
infraroodpoort
infrastructuur-master
ingebouwde groepen
ingesloten object
ingesteld op terugbellen
initialiseren
Inkt
Input Method Editor (IME)
inschakelen
installatie ongedaan maken
installeren
Instellen
Integrated Device Electronics (IDE)
Integrated Services Digital Network (ISDN)
intensiteit
interactief dialoogvenster
interactieve aanmelding
interconnect
intern netwerknummer
internationaal toegangsnummer
International Telecommunication Union - Telecommunication [Standardization Sector] (ITU-T)
internet
Internet Control Message Protocol (ICMP)
Internet Engineering Task Force (IETF)
Internet Group Management Protocol (IGMP)
Internet Information Services (IIS)
Internet Protocol (IP)
Internet Protocol security (IPSec)
Internet Protocol-multicasting
Internet-adres
Internet-provider (ISP)
Internetwork Packet Exchange (IPX)
interrupt
Intersite Messaging Service (ISM)
interval voor nieuwe poging
interval voor verloop
intranet
invoegpunt
invoertaal
IP-adres
IP-adresbron
IPX/SPX
IRQ-lijnen (Interrupt Request)
ISA-uitbreidingssleuf
ISDN (Integrated Services Digital Network)
ISP (Internet Service Provider)
Itanium
jokerteken
kabelmodem
kanaal
kenmerk
kennisgevingslijst
Kerberos V5-verificatieprotocol
kernel
Key Distribution Center (KDC)
kieslocatie
kiezen via multilink-verbinding
kleurbeheer
kleurdiepte
kleurengamma
kleurprofiel
kleurruimte
klikken met de rechtermuisknop
knipsel
kopiëren (back-up)
koppelingspunt
kosten van routeringskoppeling
kruisverwijzingsobject
L2TP (Layer 2 Tunneling Protocol)
laadbare lettertypen
label
laden
LAN Emulation (LANE)
LAN Emulation Client (LEC)
LAN Emulation Configuration Server
LAN Emulation Server (LES)
lange naam
latentie
LCD (Liquid Crystal Display)
LDAP Data Interchange Format (LDIF)
lease
lettertype
lettertypecassette
Lightweight Directory Access Protocol (LDAP)
limiet
Line Printer Daemon (LPD)
Line Printer Remote (LPR)
Link Control Protocol (LCP)
Liquid Crystal Display (LCD)
Local Area Network (LAN)
logboekbestand
Logboeken
logboekquotum
logboekregistratie van gebeurtenissen
Logboekregistratie van opstarten
logboekwachtrij
logisch station
logische printer
lokaal gebruikersprofiel
lokale computer
lokale gebruiker
lokale groep
lokale printer
loopback-adres
loskoppelen
luminantie
machtiging
machtiging
machtigingen
machtigingen voor gedeelde mappen
Management Information Base (MIB)
map
Master Boot Record (MBR)
Master File Table (MFT)
master-server
maximaliseren
MD2
MD4
MD5
media
media sensing
mediagroep
mediator
mediawisselaar
Message Authentication Code (MAC)
Message Queuing
Message Queuing-server
Messenger-service
metagegevens
metric
Microcom Networking Protocol Five (MNP5)
Microcom Networking Protocol Four (MNP4)
Microsoft Distributed Transaction Coordinator (MS DTC)
Microsoft Management Console (MMC)
Microsoft Point-to-Point Encryption (MPPE)
MIDI-instellingen
Mijn documenten
miniatuur
minimaliseren
Minimum-TTL
mirror
mirrored volume
mirror-set
mislukt
modem (modulator/demodulator)
modemcompressie
modulatiestandaards
module
mogelijke eigenaars
MS-DOS (Microsoft Disk Operating System)
MS-DOS-programma
MSR-partitie (Microsoft Reserved)
Muistoetsen
multicast
Multicast Address Dynamic Client Allocation Protocol (MADCAP)
Multicast Address Resolution Service (MARS)
Multicast Server (MCS)
multicasting
multicast-scope
multihomed computer
multimaster-replicatie
multiple-boot
Musical Instrument Digital Interface (MIDI)
naam
naamgevingscontext
naamomzetting
naamruimte
naamserver-bronrecord (NS)
named pipe
native modus
Negeren van opdrachtweergave, met
NetBIOS Extended User Interface (NetBEUI)
NetWare Core Protocol (NCP)
netwerk
netwerkadapter
netwerkbeheerder
netwerklocatie
netwerkmedia
netwerknaambron
netwerknummer
netwerkpartitie
Netwerkverbindingen
Network Basic Input/Output System (NetBIOS)
Network DDE-service
Network News Transfer Protocol (NNTP)
niet-bindend terugzetten
niet-containerobject
niet-Plug en Play
niet-toegewezen ruimte
niet-wisselbaar geheugen
niet-wisselbaar pool-geheugen
Novell Directory Services (NDS)
Nslookup
NTDS-DSA-object
NTFS-bestandssysteem
NTLM
NTLM-verificatieprotocol
nulmodemkabel
NWLink
object
off line
OLE
omgevingsvariabele
on line
onafhankelijke client
onderbroken
onderliggend object
ontkoppelen
Oorspronkelijke master
opbouwprincipe
opdrachtpromptvenster
openbaar netwerk
openbare sleutel
openbare wachtrij
OpenType-lettertypen
operations-master
operator
opstartbestanden
opstarten
opstarten vanuit het register
opstartomgeving
opstartpartitie
opstartsector van partitie
opstartvolume
organisatie-eenheid
OS/2
OSI-referentiemodel (Open Systems Interconnection)
overdracht
overgenomen machtigingen
overname
paard van Troje
packet switching
PAD (Packet Assembler/Disassembler)
pad naar aanmeldingsscript
Page-Description Language (PDL)
pagina
pakket
pakket
pakketheader
Panose
papierbron
parallelle poort
pariteit
pariteitsbit
particulier netwerk
partitie
Password Authentication Protocol (PAP)
PCI-uitbreidingssleuf
pc-kaart
PDC-emulatie-master
Per seat-licentieverlening
Per server-licentieverlening
Peripheral Component Interconnect (PCI)
persoonlijke sleutel
persoonlijke wachtrij
pictogram
Piekgeheugengebruik
ping
pixel
PKCS #10
PKCS #12
PKCS #7
Plakboek-server
Plaktoetsen
plotter
plotterlettertype
Plug en Play
Point Of Termination Station (POTS)
pointer-bronrecord (PTR)
Point-to-Point Protocol (PPP)
Point-to-Point Protocol over Ethernet (PPPoE)
Point-to-Point Tunneling Protocol (PPTP)
polling-intervallen
poort
poortregel
POP3 (Post Office Protocol 3)
Portable Operating System Interface for UNIX (POSIX)
postmap
PostScript
PostScript-lettertypen
PostScript-printer
PPP (Point-to-Point Protocol)
prestatiemeteritem
prestatieobject
prestatiesignaal
primaire master
primaire muisknop
primaire partitie
primaire schijf
Primary Domain Controller (PDC)
printer
Printer Control Language (PCL)
Printer Job Language (PJL)
printerlettertypen
printermachtigingen
Printers en faxapparaten
printerstuurprogramma
printervenster
prioriteit
Private Branch Exchange (PBX)
Pro
proces
proces-id (PID)
Procesnaam
Program Information File (PIF)
programma
Protective MBR
protocol
Prullenbak
Public Key Cryptography Standards (PKCS)
Public Key Infrastructure (PKI)
Public Switched Telephone Network (PSTN)
pulskeuze
query
quorumbron
quorumlogboek
quorumschijf
quotumlimiet
RAID-5-volume
RAM
randapparaat
Random Access Memory (RAM)
rapportbericht
rapportwachtrij
RAS-server
rasterlettertypen
raw socket
Read-Only Memory (ROM)
realm
realm-naam
rebinding-status
Redundant Array of Independent Disks (RAID)
referenties
register
Registry Size Limit (RSL)
reikwijdte
relatieve DN-naam
relatieve id (RID)
relatieve naam
Remote Authentication Dial-In User Service (RADIUS)
Remote Installation Services
Remote Procedure Call (RPC)
Removable Storage
replica
replicaset
replicatie
replicatiebeleid
replicatietopologie
Request for Comments (RFC)
reservering
resolver
Resource Record (RR)
Resource Reservation Protocol (RSVP)
reverse lookup
RGB-kleurruimte
RID-master
rolling upgrade
ROM
round robin
router
routering
routeringskoppeling
routeringsservices
Routing Information Protocol over IPX (RIPX)
RS-232-C-standaard
RSA
scaninterval
schaalbaarheid
schaduwkopie van volume
Schakeltoetsen
schema
schema-master
schermbeveiliging
schermlettertypen
schermresolutie
schijf
schijfconfiguratiegegevens
scope
script
secundaire master
secundaire muisknop
Secure Hash Algorithm (SHA-1)
Secure Sockets Layer (SSL)
Secure/Multipurpose Internet Mail Extensions (S/MIME)
security descriptor
selecteren
Serial Line Internet Protocol (SLIP)
Serieel toetsenapparaat
seriële poort
server
Server Message Block (SMB)
servercluster
serverzone
service
Service Profile Identifier (SPID)
Service Provider Interface
servicebronrecord (SRV)
serviceticket
sessie
sessieconcentratie
Session Description Protocol (SDP)
sharenaam
Simple Mail Transfer Protocol (SMTP)
Simple Network Management Protocol (SNMP)
Simple Network Time Protocol (SNTP)
Single Instance Store (SIS)
site
slaapstand
slepen
sleutel
SLIP (Serial Line Internet Protocol)
Small Computer System Interface (SCSI)
smartcard
smartcardlezer
Snel starten
snelkoppeling
SOA-bronrecord (Start-Of-Authority)
socket
soepele naamcontrole
softwaredecoder
spanned volume
speciale toegangsmachtigingen
spelpoort
splitsen
SPN-naam (Security Principal Name)
spoedbericht
spoolen
spraakherkenning
standaardback-up
standaardgateway
standaardgebruiker
standaard-host
standaardknop
standaardnetwerk
standaardprinter
standaardvolume
standaardzone
stand-by
Starten van toepassing toestaan
station
stationsletter
statisch dialoogvenster
statische routes
statusbalk
statusgebied
stil beantwoorden
Stop-fout
streepjescode
strikte RFC-controle
structuurweergave
stuurprogramma voor netwerkkaart
subnet
Subnet Bandwidth Management (SBM)
subnetmasker
subsleutel
substructuur
switching hub
symmetrische codering
synchroniseren
Systeembeleid
systeembestanden
Systeemherstel
systeemhoofdmap
systeemmenu
systeempartitie
systeemschijf
systeemvak
systeemvolume
systeemwachtrij
System Access Control List (SACL)
System Area Network
SYSVOL
taakbalk
taakbalkknop
Taakbeheer
taakobject
taakverdeling
tag
TCP
TCP/IP
tekenmodus
tekenreeks
tekstservice
tekstvak
Telephony API (TAPI)
Telnet
terminal
terugbelbeveiliging
terugbellen ingesteld door beller
terugbelnummer
testwachtrij
thema
ticket
Ticket-Granting Service (TGS)
Ticket-Granting Ticket (TGT)
tijdsegment
tijdserver
tijdstempel
Time to Live (TTL)
time-outfout
time-outinterval
tint
titelbalk
toegangsbeheer
toepassing met clusterdetectie
toepassing zonder clusterdetectie
toetsenbordindeling
toetsenbordtaal
toewijzen
toewijzingseenheid
token
toonkeuze
topologie
traceringslogboek
training
transactie
transactiebericht
transceiver
transitieve vertrouwensrelatie
Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)
Transport Driver Interface (TDI)
Transport Layer Security (TLS)
transportprovider
trap
Trivial File Transfer Protocol (TFTP)
TrueType-lettertypen
TSID-reeks (Transmitting Station ID)
TSR-programma (Terminate-and-Stay-Resident)
tunnel
tunnelserver
tussenliggend apparaat
tweerichtingsvertrouwensrelatie
Type 1-lettertypen
type switch
UDP-socket
uitbreidingssleuf
uitgebreide partitie
uitgebreide tekens
uitpakken
uitschakelen
uitschakelen
UNC-naam (Universal Naming Convention)
unicast
Unicode
Unicode Character System (UCS)
Unicode Transmission Format 8 (UTF-8)
Uniform Resource Locator (URL)
Uninterruptible Power Supply (UPS)
Universal Naming Convention (UNC)
Universal Serial Bus (USB)
universele groep
UNIX
UPN-achtervoegsel
UPS-service
URL
USB-poort
User Datagram Protocol (UDP)
User Principal Name
USER-object
V.34
V.90
variabele
vaste schijf
vastleggen in bronlogboek
vastleggen in doellogboek
vector
vectorlettertype
venster
verbinden
Verbonden. Bezig met verifiëren van gebruiker.
Verbonden. Gebruiker geverifieerd.
verificatie
vernieuwen
vernieuwingsfrequentie
vernieuwingsinterval
verplicht gebruikersprofiel
Verschil in aantal wisselfouten
Verschil in geheugengebruik
vertrouwensrelatie
vervolgsleutel
videoadapter
Virtual Local Area Network (VLAN)
Virtual Private Network (VPN)
virtueel adres
virtueel geheugen
virtueel IP-adres
virtueel printergeheugen
virtuele container
virus
voedingsstabilisatie
VoIP (Voice over Internet Protocol)
volledige naam
volume
volumeset
vooraf gedefinieerde sleutel
voorgrondprogramma
voorkeurseigenaar
voorkeursserver
vrije ruimte
vrijwillige tunnel
waardevermelding
waarschuwingsniveau
wachtrij
wachtrij voor onbestelbare berichten
wachtrij voor onbestelbare transactieberichten
wachtrijquotum
wachtrijtype
wachtwoord
Waiting for Call
Web Distributed Authoring and Versioning (WebDAV)
WebDAV
webserver
weergaveadapter
werkbalk
werkgroep
werkset
Wide Area Network (WAN)
Wijzigingen aanbrengen
wildcarding
Windows Internet Name Service (WINS)
Windows Management Instrumentation (WMI)
Windows Open Services Architecture (WOSA)
WINS-bron
Winsock
WINS-proxy
wisselbare pool
wisselbestand
wisselfout
woordenboekaanval
World Wide Web
X.509v3-certificaat
x86
XML (Extensible Markup Language)
Y
zone
zonelijst
zoneoverdracht
zwervend gebruikersprofiel
zwevend bestand
zwevend lid

Windows Hulp - Trefwoordenlijst
.inf De extensie voor bestanden die apparaatgegevens of scripts bevatten voor de besturing van hardwarebewerkingen.

100baseT De Ethernet-standaard voor LAN's op basis van twisted-pairkabels met een doorvoersnelheid van 100 megabits per seconde (Mbps).

10base2 De Ethernet- en IEEE 802.3-standaard voor baseband-LAN's op basis van een dunne coaxkabel met een maximumlengte van 200 meter en een doorvoersnelheid van 10 megabits per seconde (Mbps). Kabels worden met een BNC-connector aangesloten op netwerkadapters.

10baseT De Ethernet-standaard voor LAN's op basis van twisted-pairkabels met een doorvoersnelheid van 10 megabits per seconde (Mbps).

A
aanbevolen hoofdservers Lokale informatie die op een DNS-server is opgeslagen en waarin hulpbronrecords zijn opgenomen die de server naar de hoofdservers moeten leiden. Bij DNS wordt de informatie over de aanbevolen hoofdservers opgeslagen in het bestand Cache.dns. Dit bestand bevindt zich in de map Systeemhoofdmap\System32\Dns. Worden ook wel root-hints of cache-hints genoemd.

Zie ook: DNS Server; Domain Name System (DNS); gezaghebbend; hoofdservers; naamruimte; systeemhoofdmap

aangepast bestandstype Dit zijn gewoonlijk bestanden met extensies die gemaakt zijn voor speciale soorten bestanden. Aangepaste bestandstypen worden niet bijgehouden in het systeemregister.

Zie ook: register

aanmelden Beginnen te werken in een netwerk door een gebruikersnaam en wachtwoord op te geven waarmee u zich bij het netwerk kenbaar maakt.

aanmeldingsrecht Een gebruikersrecht dat wordt toegewezen aan een gebruiker en waarin wordt aangegeven op welke manieren deze gebruiker zich bij een systeem kan aanmelden. Een voorbeeld van een aanmeldingsrecht is het recht zich extern aan te melden bij een systeem.

aanmeldingsscript Bestanden die aan gebruikersaccounts kunnen worden toegewezen. Een aanmeldingsscript is meestal een batchbestand. Het script wordt automatisch uitgevoerd telkens wanneer de gebruiker zich aanmeldt. Het kan worden gebruikt om de werkomgeving van de gebruiker te configureren wanneer deze zich aanmeldt, en stelt de beheerder in staat de gebruikersomgeving te beïnvloeden zonder alle aspecten ervan te beheren. Een aanmeldingsscript kan worden toegewezen aan een of meer gebruikersaccounts.

Zie ook: gebruikersaccount; pad naar aanmeldingsscript

aantal ingangen In Taakbeheer, het aantal objectingangen in de objectabel van een proces.

Zie ook: Taakbeheer

Aantal threads In Taakbeheer, het aantal actieve threads in een proces.

Zie ook: Taakbeheer

accountvergrendeling Een beveiligingsfunctie van Windows die ervoor zorgt dat een gebruikersaccount wordt vergrendeld wanneer zich in een bepaald tijdsbestek een aantal mislukte aanmeldingspogingen heeft voorgedaan, op basis van de vergrendelingsinstellingen in het beveiligingsbeleid. Aanmelden via vergrendelde accounts is niet mogelijk.

ACE-vermelding (Access Control Entry) Een ingang in de DACL (Discretionary Access Control List) van een object op basis waarvan machtigingen worden toegewezen aan een gebruiker of groep. Een ACE-vermelding is ook een ingang in de SACL (System Access Control List) waarin wordt aangegeven welke beveiligingsgebeurtenissen voor een gebruiker of groep moeten worden gecontroleerd.

Zie ook: Discretionary Access Control List (DACL); machtiging; object; System Access Control List (SACL); toegangsbeheer

achtergrond De afbeelding voor de schermachtergrond die in een grafische gebruikersinterface zoals Windows wordt gebruikt. Alle patronen of figuren die als bitmap-bestand (.bmp) kunnen worden opgeslagen, kunnen als schermachtergrond worden gebruikt.

achtergrondprogramma Een programma dat wordt uitgevoerd terwijl de gebruiker aan een andere taak werkt. De microprocessor van de computer wijst minder systeembronnen toe aan achtergrondprogramma's dan aan voorgrondprogramma's.

Zie ook: voorgrondprogramma

actief Een beschrijving van het venster of pictogram dat u momenteel gebruikt of dat momenteel is geselecteerd. De volgende toetsaanslag of opdracht die u kiest in het besturingssysteem, geldt altijd voor het actieve venster. Niet-geselecteerde vensters of pictogrammen op het bureaublad zijn niet actief.

Zie ook: kanaal

actief volume Het volume van waaruit de computer wordt opgestart. Het actieve volume moet een eenvoudig volume op een dynamische schijf zijn. U kunt een bestaand dynamisch volume niet markeren als het actieve volume. U kunt een standaardschijf die de actieve partitie bevat, echter wel opwaarderen tot een dynamische schijf. Wanneer de schijf dynamisch is gemaakt, wordt de partitie een eenvoudig volume dat actief is.

Zie ook: actieve partitie; basisschijf; dynamisch volume; dynamische schijf; eenvoudig volume

actieve inhoud Dynamische gegevens, zoals beurskoersen, een weerkaart of nieuws, die meestal worden bijgewerkt vanaf het World Wide Web of via een kanaal.

actieve partitie Een partitie van waaruit een x86-computer wordt opgestart. De actieve partitie moet een primaire partitie op een standaardschijf zijn. Als u alleen Windows gebruikt, kan de actieve partitie het systeemvolume zijn.

Zie ook: basisschijf; primaire partitie; systeempartitie; systeemvolume; x86

Active Directory Met behulp van deze directoryservice worden gegevens over objecten opgeslagen in een netwerk en worden deze gegevens beschikbaar gesteld aan gebruikers en netwerkbeheerders. Via Active Directory hebben netwerkgebruikers toegang tot alle hulpbronnen in het netwerk waarvoor ze machtigingen hebben, terwijl ze zich slechts eenmaal hoeven aan te melden. Het biedt netwerkbeheerders een intuïtieve, hiërarchische weergave van het netwerk, en één punt van waaruit ze alle netwerkobjecten kunnen beheren.

Zie ook: directorypartitie; service

Active Directory: gebruikers en computers Een hulpprogramma waarmee de meest gangbare beheertaken in Active Directory kunnen worden uitgevoerd. Deze taken omvatten het maken, verwijderen, wijzigen, verplaatsen en instellen van machtigingen voor objecten die in Active Directory zijn opgeslagen. Deze objecten omvatten organisatie-eenheden, gebruikers, contactpersonen, groepen, computers, printers en gedeelde bestanden.

Zie ook: Active Directory; machtiging; object

Active Directory-gegevensmodel Een model dat is afgeleid van het LDAP-gegevensmodel. Active Directory bevat objecten die uiteenlopende entiteiten voorstellen. Deze worden aan de hand van kenmerken beschreven. De objecten en klassen die in Active Directory kunnen worden opgeslagen, worden in het schema gedefinieerd. In het schema worden voor elke klasse met objecten de kenmerken gedefinieerd die een exemplaar van de klasse moet hebben, de extra kenmerken die het kan hebben en de klasse die als bovenliggende klasse kan dienen.

Zie ook: Active Directory; kenmerk; Lightweight Directory Access Protocol (LDAP); schema

ActiveX Een technologie die softwareonderdelen in staat stelt samen te werken in een netwerkomgeving, ongeacht de taal waarin deze zijn geschreven.

Address Resolution Protocol (ARP) Dit is in TCP/IP een protocol dat voor het omzetten van een logisch toegewezen IP-adres in het fysieke adres voor hardware- of mediatoegangsbeheer gebruikmaakt van distributieverkeer op het lokale netwerk.

ARP wordt in ATM op twee verschillende manieren gebruikt. Bij het reguliere IP via ATM wordt ARP gebruikt voor het omzetten van adressen in ATM-hardwareadressen. Bij ATM LAN-emulatie wordt ARP gebruikt om Ethernet/802.3-adressen of Token Ring-adressen om te zetten in ATM-hardwareadressen.

Zie ook: Internet Protocol (IP); Message Authentication Code (MAC); pakket; Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

adresbronrecord (A) Een bronrecord waarmee een DNS-domeinnaam kan worden toegewezen aan een host-IP-adres in het netwerk.

Zie ook: Domain Name System (DNS); domeinnaam; Resource Record (RR)

adresbronrecord (A) Een bronrecord waarmee een DNS-domeinnaam kan worden toegewezen aan een host-IP-adres in het netwerk.

Zie ook: Domain Name System (DNS); domeinnaam; Resource Record (RR)

adresklassen Vooraf gedefinieerde groepen Internet-adressen, waarbij elke klasse netwerken van een bepaalde omvang definieert. Het getallenbereik dat u als eerste octet in het IP-adres kunt opgeven, is gebaseerd op de adresklasse. Klasse A-netwerken (met de waarden 1-126) zijn het grootst, met meer dan 16 miljoen hosts per netwerk. Klasse B-netwerken (128-191) hebben maximaal 65.534 hosts per netwerk en klasse C-netwerken (192-223) kunnen maximaal 254 hosts per netwerk hebben.

Zie ook: Class A IP-adres; Class B IP-adres; Class C IP-adres

Advanced Configuration and Power Interface (ACPI) Een open industrienorm waarin energiebeheer voor uiteenlopende mobiele computers, bureaucomputers en servercomputers en randapparatuur wordt gedefinieerd. ACPI vormt de basis van het OnNow-initiatief. Dit moet systeemfabrikanten in staat stellen computers te maken die bij aanraking van het toetsenbord meteen gereed zjn voor gebruik. ACPI is essentieel om te kunnen profiteren van energiebeheer en Plug en Play.

Zie ook: Plug en Play

afdrukgroep Een groep van meerdere identieke printers die op één afdrukserver zijn aangesloten en zich gedragen als één printer. Wanneer u een document afdrukt, wordt de afdruktaak verzonden naar de eerste beschikbare printer in de groep.

Zie ook: afdruktaak; printer

afdrukprocessor De component die in samenwerking met het printerstuurprogramma afdruktaken ontvangt en indien nodig aanpast, afhankelijk van het gegevenstype in kwestie, om ervoor te zorgen dat de taken goed worden afgedrukt.

Zie ook: afdruktaak; printerstuurprogramma

afdrukserver Een computer die tot taak heeft de printers in een netwerk te beheren. Elke computer in het netwerk kan de afdrukserver zijn.

afdruk-spooler Software die een document dat naar de printer wordt gestuurd aanneemt en vervolgens opslaat op de schijf of in het geheugen, totdat het op de printer kan worden afgedrukt. Deze verzameling dll-bestanden (Dynamic-Link Library) draagt zorg voor de ontvangst, verwerking, planning en distributie van documenten die moeten worden afgedrukt. De term spooler is een acroniem van simultaneous print operations on line.

Zie ook: Dynamic-Link Library (DLL); printer; spoolen

afdruktaak De broncode die zowel de af te drukken gegevens als de afdrukopdrachten bevat. Afdruktaken worden onderverdeeld in gegevenstypen op basis van de (eventuele) wijzigingen die de spooler moet aanbrengen in de taak om deze op de juiste wijze te kunnen afdrukken.

Zie ook: afdrukgroep; afdruk-spooler; printervenster

afdrukwachtrij Een wachtrij is een lijst met documenten die nog moeten worden afgedrukt op de printer. In de wachtrij kunt u onder andere zien hoe groot het document is, wie het document heeft verzonden en wat de afdrukstatus van de taak is.

affiniteit Bij Network Load Balancing, de methode die wordt gebruikt om clientaanvragen te koppelen aan clusterhosts. Als er geen affiniteit is opgegeven, worden alle netwerkaanvragen gelijkmatig verdeeld over de cluster zonder rekening te houden met de bron waaruit deze afkomstig zijn. Affiniteit wordt geïmplementeerd door alle clientaanvragen van hetzelfde IP-adres naar dezelfde clusterhost te sturen.

Zie ook: clientaanvraag; IP-adres

afhankelijke client Bij Message Queuing, een computer die synchrone toegang tot een Message Queuing-server moet hebben om alle standaardbewerkingen voor het werken met berichtenwachtrijen uit te kunnen voeren, zoals het verzenden en ontvangen van berichten en het maken van wachtrijen.

Zie ook: Message Queuing-server; onafhankelijke client

afhankelijkheid Een relatie tussen twee bronnen die het nodig maakt dat beide bronnen in dezelfde groep en op hetzelfde knooppunt worden uitgevoerd. Een toepassing kan bijvoorbeeld afhankelijk zijn van de schijven waarop de gegevensbronnen staan.

Zie ook: bron

afhankelijkheidsstructuur Een diagram voor het visualiseren van de afhankelijkheidsrelaties tussen bronnen.

Zie ook: afhankelijkheid; bron

afwijkende computer Een computer waarop een ander systeem voor de afhandeling van berichten wordt gebruikt, maar die via een connectortoepassing berichten kan uitwisselen met computers die met Message Queuing werken.

Zie ook: connectortoepassing; Message Queuing

agent Een toepassing die wordt uitgevoerd op een apparaat dat wordt beheerd via het SNMP-protocol (Simple Network Management Protocol). De agenttoepassing is het object van beheeractiviteiten. Een computer waarop SNMP-agentsoftware wordt uitgevoerd, wordt soms ook een agent genoemd.

Zie ook: service; Simple Network Management Protocol (SNMP)

Alerter-service Een service die door de server en andere services wordt gebruikt om geselecteerde gebruikers en computers te informeren over beheerderssignalen die zich voordoen op een computer. Voor de Alerter-service is de Messenger-service vereist.

Zie ook: beheerderssignalen; Messenger-service; service

algemene groepen Groepen die in de lijst met programma's in het menu Start beschikbaar zijn voor alle gebruikers die zich bij de computer aanmelden. Alleen beheerders kunnen algemene groepen maken of wijzigen.

Zie ook: groep

ASCII American Standard Code for Information Interchange (ASCII). Een standaardcoderingsschema op basis van SBCS-tekens dat wordt gebruikt voor gegevens die bestaan uit tekst. Bij ASCII worden vaste 7-bits of 8-bits cijfercombinaties gebruikt om 128 of 256 mogelijke tekens weer te geven. Bij standaard-ASCII worden 7 bits gebruikt voor alle hoofdletters en kleine letters, de getallen 0 tot en met 9, leestekens en speciale stuurtekens die in het Amerikaans-Engels worden gebruikt. De meeste hedendaagse x86-computers bieden ondersteuning voor extended (of 'high') ASCII. Bij extended ASCII kan de achtste bit van elk teken worden gebruikt om 128 extra speciale tekens, tekens voor vreemde talen en grafische symbolen weer te geven.

Zie ook: Unicode

antwoord In Windows RAS, de tekenreeksen die van het apparaat worden verwacht. Deze tekenreeksen kunnen macro's bevatten.

Zie ook: externe toegang; tekenreeks

antwoordbericht Bij Message Queuing, een bericht dat door een ontvangende toepassing wordt verzonden naar de antwoordwachtrij die door een zendende toepassing wordt opgegeven. Elke beschikbare wachtrij kan worden opgegeven als antwoordwachtrij.

Zie ook: antwoordwachtrij; Message Queuing; wachtrij

antwoordwachtrij Bij Message Queuing, een wachtrij die door de zendende toepassing wordt gemaakt en door de ontvangende toepassing wordt gebruikt om berichten te beantwoorden. Zo kan een toepassing een antwoordbericht naar een antwoordwachtrij zenden, telkens wanneer de toepassing een bericht ontvangt.

Zie ook: antwoordbericht; Message Queuing; wachtrij

apparaat Elk hardwareonderdeel dat kan worden aangesloten op een netwerk of computer, bijvoorbeeld een computer, printer, joystick, adapter of modemkaart, of andere randapparatuur. Apparaten kunnen doorgaans alleen onder Windows worden gebruikt als het juiste stuurprogramma is geïnstalleerd.

Zie ook: apparaatstuurprogramma; randapparaat

apparaat voor audio-invoer Met apparatuur voor audio-invoer kunt u muziek en spraak opnemen op de computer. Voorbeelden van apparaten voor audio-invoer zijn cd-rom-spelers en microfoons.

apparaat voor handschriftinvoer Een apparaat, zoals een digitale pen en tablet, dat wordt gebruikt voor het invoeren van tekst door te schrijven in plaats van te typen. Behalve een schrijftablet kunt u ook een 3D-tekentablet of CAD-tablet (Computer Aided Drafting), of een tablet-pc gebruiken. U kunt ook schrijven door de muis over de muismat te verplaatsen.

Apparaatbeheer Een hulpprogramma dat u kunt gebruiken om de apparaten in uw computer te beheren. Met Apparaatbeheer kunt u de eigenschappen van apparaten bekijken en wijzigen, apparaatstuurprogramma's bijwerken, de instellingen van apparaten configureren, en apparaten verwijderen.

Zie ook: apparaat; installatie ongedaan maken

apparaatconflict Een conflict dat optreedt wanneer dezelfde systeembron aan meerdere apparaten is toegewezen. Systeembronnen zijn onder andere IRQ's (Interrupt Request), DMA-kanalen (Direct Memory Access); I/O-poorten en geheugenadressen.

Zie ook: bron; Direct Memory Access (DMA); geheugenadres; I/O-poort (Input/Output); IRQ-lijnen (Interrupt Request)

apparaatlettertypen Lettertypen die zich op de printer bevinden. Deze lettertypen kunnen standaard deel uitmaken van de printer of beschikbaar zijn via een lettertypecassette of lettertypekaart.

Zie ook: lettertype; lettertypecassette; printerlettertypen

apparaatstuurprogramma Een programma waarmee een specifiek apparaat, zoals een modem, netwerkadapter of printer, kan communiceren met het besturingssysteem. Ook als een apparaat al in uw computer is geïnstalleerd, kan het pas met Windows worden gebruikt als u het juiste stuurprogramma hebt geïnstalleerd en geconfigureerd.

Als een apparaat in de lijst met compatibele hardware (Hardware Compatibility List of HCL) voorkomt, is er meestal een stuurprogramma voor dat apparaat meegeleverd met Windows. Apparaatstuurprogramma’s worden automatisch geladen (voor alle ingeschakelde apparaten) zodra de computer wordt gestart, waarna deze stuurprogramma’s worden uitgevoerd zonder dat u daar iets van merkt.


AppleTalk De netwerkarcitectuur en netwerkprotocollen van Apple Computer. Een netwerk met Macintosh-clients en een computer waarop Windows 2000 Server of Windows NT Server met Services for Macintosh wordt uitgevoerd; werkt als een AppleTalk-netwerk.

AppleTalk Phase 2 Het uitgebreide AppleTalk-internetmodel dat door Apple Computer is ontwikkeld. Dit model ondersteunt meerdere zones in een netwerk en uitgebreide adresseringscapaciteit.

Application Programming Interface (API) Een set routines met behulp waarvan een toepassing services op een lager niveau aanvraagt die worden uitgevoerd door het besturingssysteem van een computer. Via deze routines worden normaal gesproken onderhoudstaken uitgevoerd, zoals het beheren van bestanden en het weergeven van informatie.

ASCII (American Standard Code for Information Interchange)

Zie definitie voor: American Standard Code for Information Interchange (ASCII)

Assistive Technology Program Een service die aanbevelingen doet op het gebied van technologie die mensen met een handicap kan helpen.

Asymmetric Digital Subscriber Line (ADSL) Een digitale transmissietechnologie met hoge bandbreedte die gebruikmaakt van bestaande telefoonlijnen en daarnaast normale telefoongesprekken over dezelfde lijnen mogelijk maakt. Het meeste verkeer wordt verzonden naar de gebruiker met snelheden van 512 kbps tot ongeveer 6 Mbps.

asynchrone communicatie Een vorm van gegevensoverdracht waarbij gegevens met onregelmatige intervallen, teken voor teken, worden verzonden. Omdat de gegevens met onregelmatige intervallen worden ontvangen, moet de ontvangende modem signalen ontvangen waarmee wordt aangegeven wanneer de gegevensbits van een teken beginnen en eindigen. Dit wordt gedaan met start- en stopbits.

Zie ook: modem (modulator/demodulator)

Asynchronous Transfer Mode (ATM) Een verbindingsgeoriënteerd, hogesnelheidsprotocol voor het transport van uiteenlopende typen netwerkverkeer. Bij ATM worden gegevens opgeeld in cellen met een vaste lengte van 53 bytes die snel kunnen worden uitgewisseld tussen logische verbindingen in een netwerk.

Zie ook: protocol

ATM adaptation layer (AAL) De laag van de ATM-protocolstack waarin gegevens in het gedeelte met de nettolading van de ATM-cel worden geparseerd voor transport via een ATM-netwerk.

Zie ook: Asynchronous Transfer Mode (ATM)

Automatic Private IP Addressing (APIPA) Een voorziening van Windows XP TCP/IP waarmee automatisch een uniek IP-adres uit het bereik 169.254.0.1 tot en met 169.254.255.254 met een subnetmasker van 255.255.0.0 wordt geconfigureerd wanneer het TCP/IP-protocol wordt ingesteld voor dynamisch adresseren en er geen DHCP-protocol (Dynamic Host Configuration Protocol) beschikbaar is.

Zie ook: DHCP-server; IP-adres; Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

B
Backup Domain Controller (BDC) In Windows NT Server 4.0 of eerdere versies, een computer met Windows NT Server waarop een kopie van de directorydatabase van het domein (met alle accountbeleid- en beveiligingsbeleidgegevens voor het domein) wordt ontvangen.

Deze kopie wordt op gezette tijden automatisch gesynchroniseerd met het origineel op de primaire domeincontroller (PDC). De aanmeldingsgegevens van de gebruiker worden ook via BDC's geverifieerd. Zo nodig kan een BDC tot PDC worden gepromoveerd. Een domein kan meerdere BDC's bevatten. BDC's onder Windows NT 3.51 en 4.0 kunnen deelnemen aan een Windows 2000-domein als het domein is geconfigureerd voor de gemengde modus.

Zie ook: Primary Domain Controller (PDC)

back-upoperator Een type lokale of globale groep waaraan de gebruikersrechten zijn gekoppeld die u nodig hebt om reservekopieën te kunnen maken van bestanden en mappen en deze terug te kunnen zetten. Leden van de groep Back-upoperators kunnen reservekopieën maken van bestanden en mappen en deze terugzetten, ongeacht de instellingen voor eigendom, machtigingen, codering of controle.

Zie ook: controle; gebruikersrechten; globale groep; lokale groep

back-upset Een verzameling bestanden, mappen en andere gegevens waarvan een reservekopie is gemaakt en die zijn opgeslagen in een bestand of op één of meer tapes.

Zie ook: catalogus op media; catalogus op schijf; catalogus van back-upset

back-uptypen Een classificatie aan de hand waarvan wordt bepaald van welke gegevens een reservekopie wordt gemaakt en hoe dat gebeurt. Er zijn vijf back-uptypen: Kopiëren, Dagelijks, Differentieel, Incrementeel en Standaard.

Zie ook: dagelijkse back-up; differentiële back-up; incrementele back-up; kopiëren (back-up); standaardback-up

bandbreedte Bij analoge communicatie is dit het verschil tussen de hoogste en laagste frequentie in een bepaald bereik. Zo ondersteunt een analoge telefoonlijn een bandbreedte van 3000 Hz. Dit komt overeen met het verschil tussen de laagste frequentie (300 Hz) en hoogste frequentie (3300 Hz) die kan worden overgedragen. Bij digitale communicatie wordt de bandbreedte uitgedrukt in bits per seconde (bps).

Zie ook: bps (bits per seconde)

Bandwidth Allocation Protocol (BAP) Een PPP-besturingsprotocol dat wordt gebruikt met een verbinding voor meerdere bewerkingen en waarmee koppelingen dynamisch kunnen worden toegevoegd en verwijderd.

Zie ook: Point-to-Point Protocol (PPP)

Basic Input/Output System (BIOS) Op x86-computers is dit de verzameling essentiële softwareroutines met behulp waarvan de hardware wordt getest tijdens het opstarten van de computer, het besturingssysteem wordt gestart en de overdracht van gegevens tussen hardwareapparaten wordt ondersteund. Het BIOS wordt opgeslagen in het ROM-geheugen (Read-Only Memory), zodat de instellingen kunnen worden aangesproken wanneer u de computer aanzet. Hoewel het BIOS cruciaal is voor de juiste werking van de computer, merken de meeste gebruikers gewoonlijk niet dat het er is.

Zie ook: Extensible Firmware Interface (EFI); Read-Only Memory (ROM); x86

basiscertificaat Een zelfondertekend certificaat van een certificeringsinstantie. Dit wordt een basiscertificaat genoemd, omdat het het certificaat is voor de basisinstantie. Een basiscertificaat moet worden ondertekend door de basisinstantie, omdat er geen hogere certificeringsinstantie aanwezig is in de certificeringshiërarchie.

Zie ook: basisinstantie; certificaat; Certification Authority (CA); certificeringshiërarchie

basisinstantie De hoogste certificeringsinstantie (CA) in een certificeringshiërarchie. De basiscertificeringsinstantie heeft een zelfondertekend certificaat. Wordt ook wel de basiscertificeringsinstantie genoemd.

Zie ook: Certification Authority (CA); certificeringshiërarchie; hoofdmap

basismap Een map (meestal op een bestandsserver) die door beheerders kan worden toegewezen aan individuele gebruikers of groepen. Beheerders maken gebruik van basismappen om gebruikersbestanden samen te voegen op specifieke bestandsservers voor gemakkelijke back-up van gegevens. Sommige programma's gebruiken de basismap als de standaardmap voor de dialoogvensters Openen en Opslaan als. Basismappen worden soms ook basisdirectory's genoemd.

Zie ook: beheerder; groep

basisopslag Een opslagmethode in MS-DOS, Windows, Windows NT en Windows 2000 voor primaire partities, uitgebreide partities en logische stations.

Zie ook: dynamische opslag; logisch station; uitgebreide partitie

basisprioriteit Een voorrangsclassificatie die bepaalt in welke volgorde de threads van een proces door de processor worden behandeld. Gebruik Taakbeheer om basisprioriteiten te bekijken en te wijzigen.

In Message Queuing, een eigenschap die de prioriteit van de wachtrij in een openbare wachtrij bepaalt. U kunt de basisprioriteit een waarde geven van -32.768 tot 32.767; de standaardprioriteit is 0. Persoonlijke wachtrijen ondersteunen geen basisprioriteit. Bij het verzenden en bezorgen van berichten wordt in Message Queuing eerst gekeken naar de basisprioriteit en vervolgens naar de berichtprioriteit.

Zie ook: Message Queuing; openbare wachtrij; persoonlijke wachtrij

basisschijf Een fysieke schijf die toegankelijk is vanuit MS-DOS en alle op Windows gebaseerde besturingssystemen. Basisschijven kunnen maximaal vier primaire partities bevatten, of drie primaire partities en een uitgebreide partitie met meerdere logische stations. Als u partities wilt maken die meerdere schijven omvatten, moet u eerst de basisschijf converteren naar een dynamische schijf met behulp van Schijfbeheer of het opdrachtregelprogramma Diskpart.exe.

Zie ook: dynamische schijf; logisch station; MS-DOS (Microsoft Disk Operating System); primaire partitie; uitgebreide partitie

basisstation Een eenheid waarin een draagbare computer kan worden geplaatst. Deze eenheid bevat een stroomaansluiting, uitbreidingssleuven en aansluitingen voor randapparatuur, zoals een beeldscherm, een toetsenbord van normale grootte en een muis. Als u een draagbare computer aansluit op een basisstation, wordt de computer een bureaucomputer.

Zie ook: dokken; hot docking; loskoppelen

batchprogramma Een ASCII-bestand (niet-opgemaakte tekst) dat een of meer besturingssysteemopdrachten bevat. De bestandsnaam van een batchprogramma heeft de extensie .cmd of .bat. Wanneer u de bestandsnaam achter de opdrachtprompt typt of wanneer het batchprogramma wordt gestart vanuit een ander programma, worden de opdrachten sequentieel verwerkt. Batchprogramma's worden ook batchbestanden genoemd.

Zie ook: aanmeldingsscript; American Standard Code for Information Interchange (ASCII)

baud-rate De snelheid waarmee de communicatie via een modem verloopt. De baud-rate of transmissiesnelheid heeft betrekking op het aantal keren dat de toestand van de lijn verandert. Dit komt alleen overeen met het aantal bits per seconde als elk signaal overeenkomt met één bit aan overgebrachte gegevens.

Communicatie tussen modems is alleen mogelijk als beide modems op dezelfde baud-rate zijn ingesteld. Als op de ene modem een hogere baud-rate is ingesteld dan op de andere, wordt de baud-rate van de snelste modem meestal verlaagd tot de baud-rate van de langzaamste modem.

Zie ook: bps (bits per seconde); modem (modulator/demodulator)

Beheer- en controlehulpprogramma's Softwareonderdelen die hulpprogramma's voor netwerkbeheer en controle omvatten, naast services die inbellen vanaf clients en het bijwerken van telefoonlijsten van clients mogelijk maken. Ook SNMP (Simple Network Management Protocol) is hier een onderdeel van.

Zie ook: Simple Network Management Protocol (SNMP)

beheerder Bij Windows XP Professional, een persoon die verantwoordelijk is voor het instellen en beheren van domeincontrollers of lokale computers en de bijbehorende gebruikers- en groepsaccounts, voor het toekennen van wachtwoorden en machtigingen en het oplossen van netwerkproblemen. Beheerders zijn lid van de groep Administrators en hebben volledige controle over het domein of de computer.

Bij Windows XP Home Edition, een persoon die op de computer wijzigingen kan aanbrengen die gelden voor het hele systeem, software kan installeren en toegang heeft tot alle bestanden op de computer. Een gebruiker met een Administrator-account heeft volledige toegang tot andere gebruikersaccounts op de computer.


beheerderssignalen Signalen die betrekking hebben op het gebruik van server en hulpbronnen. Ze worden gebruikt om gebruikers te informeren over problemen op het gebied van beveiliging en toegang, gebruikerssessies, afsluiten van de server als gevolg van een stroomstoring (als er een noodvoeding beschikbaar is), directoryreplicatie en afdrukken. Wanneer een computer een beheerderssignaal genereert, wordt een bericht verstuurd naar een van tevoren samengestelde lijst van gebruikers en computers.

Zie ook: Alerter-service

beheersysteem Een netwerk-host waarop SNMP-beheersoftware (Simple Network Management Protocol) wordt uitgevoerd. Met deze software wordt informatie opgevraagd bij SNMP-agenten. Het beheersysteem wordt ook wel een beheerconsole genoemd.

beheerwachtrij In Message Queuing, een wachtrij waarin bevestigingsberichten worden opgeslagen.

Zie ook: bevestigingsbericht; Message Queuing

beleid Het mechanisme waarmee instellingen op de pc automatisch kunnen worden geconfigureerd, volgens de definities van de beheerder. Afhankelijk van de context kan dit mechanisme verwijzen naar groepsbeleid, Windows NT 4.0-systeembeleid of een specifieke instelling in een groepsbeleidsobject.

Zie ook: Groepsbeleid; groepsbeleidsobject; Systeembeleid

bericht Bij Message Queuing is dit een hoeveelheid gegevens die wordt verzonden tussen twee computers waarop Message Queuing actief is. Het bericht kan tekst of binaire gegevens bevatten, zoals gedefinieerd door de toepassing waardoor het wordt verzonden. Alle berichten, inclusief statusberichten, worden opgeslagen in wachtrijen op Message Queuing-computers.

Zie ook: Message Queuing

Berkeley Internet Name Domain (BIND) Een DNS-implementatie die beschikbaar is in de meeste versies van het UNIX-besturingssysteem. Het Internet Software Consortium is verantwoordelijk voor het onderhoud van de BIND-software.

Zie ook: BIND-opstartbestand; DNS

beschikbaarheid Een maat voor de fouttolerantie van een computer en de programma's op deze computer. Een hoog-beschikbare computer werkt 24 uur per dag en zeven dagen per week.

Zie ook: fouttolerantie

beschrijfbare cd Een cd waarop u eenmalig (CD-R) of meerdere keren (CD-RW) gegevens kunt opnemen. De gegevens kunnen in meerdere sessies naar de cd worden gekopieerd. U kunt de gegevens op een herschrijfbare cd bovendien wissen.

bestand Hosts Een lokaal tekstbestand met dezelfde indeling als het bestand hosts in de map /etc van BSD UNIX 4.3 (Berkeley Software Distribution). In dit bestand worden host-namen toegewezen aan IP-adressen. Het bestand wordt opgeslagen in de map \%Systemroot%\System32\Drivers\Etc.

Zie ook: systeemhoofdmap

bestand Lmhosts Een lokaal tekstbestand waarin NetBIOS-namen (gewoonlijk gebruikt voor computernamen) worden toegewezen aan IP-adressen voor hosts die niet in het lokale subnet voorkomen. Dit bestand wordt in deze versie van Windows opgeslagen in de map systeemhoofdmap\System32\Drivers\Etc.

Zie ook: IP-adres; systeemhoofdmap

Bestandssharebron Een bestandsshare die toegankelijk is via een netwerkpad dat wordt ondersteund als clusterbron door een bron-dll.

Zie ook: bron-dll

bestandssysteem De algemene structuur voor de naamgeving, opslag en ordening van bestanden binnen het besturingssysteem. NTFS, FAT en FAT32 zijn bestandssystemen.

Zie ook: FAT; FAT32; NTFS-bestandssysteem

bestandstype In de Windows-omgeving, een aanduiding van de operationele of structurele kenmerken van een bestand. Het bestandstype geeft het programma aan (bijvoorbeeld Microsoft Word) waarmee het bestand moet worden geopend. Bestandstypen zijn gekoppeld aan de extensie van een bestandsnaam. Zo zijn bestanden met de extensie .txt of .log bijvoorbeeld van het type Tekstdocument, die met elke teksteditor worden geopend.

In de Macintosh-omgeving, een reeks van vier tekens waarmee het type van een Macintosh-bestand wordt aangeduid. In de Macintosh Finder wordt aan de hand van het bestandstype en de bestandscreator het juiste bureaubladpictogram voor het bestand bepaald.


beveiliging In een netwerk, bescherming van een computersysteem en de gegevens tegen beschadiging of verlies, zo uitgevoerd dat alleen gemachtigde gebruikers toegang hebben tot gedeelde bestanden.

beveiligingsgroep Een groep die kan worden weergegeven in DACL's (Discretionary Access Control List) waarmee machtigingen voor bronnen en objecten worden gedefinieerd. Een beveiligingsgroep kan ook als e-mailentiteit worden gebruikt. Wanneer u een e-mailbericht naar de groep stuurt, wordt het bericht verzonden naar alle leden van de groep.

Zie ook: Discretionary Access Control List (DACL)

beveiligings-host Een verificatieapparaat dat een aanvulling op de standaardbeveiliging van Windows en RAS-server vormt en waarmee wordt gecontroleerd of iemand die inbelt vanaf een externe client, wel bevoegd is om verbinding te maken met de RAS-server.

Zie ook: externe toegang; RAS-server; verificatie

beveiligings-id (SID) Een gegevensstructuur met een variabele lengte aan de hand waarvan gebruikers-, groeps- en computeraccounts worden geïdentificeerd. Aan elke account in een netwerk wordt een unieke beveiligings-id toegewezen wanneer de account wordt gedefinieerd. In interne processen in Windows wordt verwezen naar de beveiligings-id van een account in plaats van naar de gebruikersnaam of groepsnaam van de account.

Zie ook: gebruikersaccount; gebruikersnaam; groepsaccount; groepsnaam

beveiligingslogboek Een gebeurtenislogboek dat informatie bevat over beveiligingsgebeurtenissen die zijn opgegeven in het controlebeleid.

beveiligings-principal Een accounthouder waaraan automatisch een beveiligings-id voor toegang tot bronnen wordt toegewezen. Een beveiligings-principal kan een gebruiker, groep, service of computer zijn.

Zie ook: groep; service; SPN-naam (Security Principal Name)

bevestigingsbericht In Message Queuing, een berichtklasse die aangeeft dat een bericht is aangekomen bij of opgehaald door de doeltoepassing (een positieve bevestiging), of dat er een fout is opgetreden voordat het oorspronkelijke bericht kon worden opgehaald (een negatieve bevestiging). Deze berichten worden verzonden naar beheerwachtrijen op de broncomputer.

Zie ook: beheerwachtrij; Message Queuing

bevoegdheid Het recht van een gebruiker om een bepaalde taak uit te voeren. Over het algemeen is dit een taak die betrekking heeft op het hele computersysteem in plaats van op een bepaald object. Bevoegdheden worden door beheerders toegewezen aan individuele gebruikers of groepen en maken deel uit van de beveiligingsinstellingen voor de computer.

binair Een getalstelsel met 2 als grondtal, waarin waarden worden uitgedrukt als combinaties van twee cijfers, 0 en 1.

bindend terugzetten Bij Back-up, een type terugzetbewerking op een Active Directory-domeincontroller waarbij de objecten in de teruggezette map worden behandeld als gezaghebbende versies, zodat (door replicatie) alle bestaande exemplaren van die objecten worden vervangen. Bindend terugzetten is alleen van toepassing op gerepliceerde systeemstatusgegevens zoals gegevens van Active Directory en de File Replication-service. Bindend terugzetten kan alleen worden uitgevoerd met het hulpprogramma Ntdsutil.exe.

Zie ook: Active Directory; niet-bindend terugzetten

bindery Een database in Novell NetWare 3.x waarin organisatie- en beveiligingsgegevens zijn opgeslagen over gebruikers en groepen.

BIND-opstartbestand Een configuratiebestand dat op DNS-servers (Domain Name System) wordt gebruikt waarop een versie van de BIND-software (Berkeley Internet Name Domain) is geïmplementeerd. Het BIND-opstartbestand is een tekstbestand waarin afzonderlijke regels in de opstartinstructies van de bestandslijst ervoor zorgen dat een service wordt gestart wanneer de DNS-server wordt gestart. Voor Microsoft DNS-servers worden standaard DNS-serviceparameters gebruikt die in het register zijn opgeslagen. Deze parameters bieden de mogelijkheid een BIND-opstartbestand te gebruiken in plaats van de instellingen van de opstartconfiguratie.

Zie ook: Berkeley Internet Name Domain (BIND); opstarten vanuit het register

BIOS

Zie definitie voor: Basic Input/Output System (BIOS)

bit (binary digit) De kleinste eenheid van informatie waarmee een computer werkt. Een bit vertegenwoordigt een 1 of een 0 in een binair getal, of de logische waarde waar of onwaar. Een groep van 8 bits is een byte, die veel soorten gegevens kan vertegenwoordigen, zoals een letter van het alfabet, een cijfer of een ander teken. Bit is een afkorting van binary digit (binair cijfer).

Zie ook: binair

B-kanaal Eén kanaal van een ISDN-lijn dat wordt gebruikt voor de overdracht van geluid of gegevens. ISDN Basic Rate Interface (BRI) heeft 2 B-kanalen. ISDN Primary Rate Interface (PRI) in Noord-Amerika heeft 23 B-kanalen. ISDN Primary Rate Interface (PRI) in Europa heeft 30 B-kanalen. Een B-kanaal wordt ook een communicatiekanaal genoemd.

Zie ook: Integrated Services Digital Network (ISDN)

blaaspijpje Een hulpmiddel dat mensen met een bewegingshandicap in staat stelt de computer te bedienen. Een blaaspijpje is een alternatief voor de muis. Door in het blaaspijpje te blazen kan de gebruiker de muisaanwijzer verplaatsen zonder zijn handen te gebruiken.

BOFH Bastard Operator From Hell. Hiermee worden systeembeheerders bedoeld. Oftewel, die man of vrouw die jou voortdurend het leven zuur probeert te maken. Nou ja, dat wil een gebruiker nog wel eens denken. Terwijl systeembeheerders er voornamelijk zijn om mensen te helpen met hun computer-problemen.

BOOTP (BOOTstrap-Protocol) Een protocol dat voornamelijk in TCP/IP-netwerken wordt gebruikt voor de configuratie van werkstations zonder vaste schijf. In de RFC's 951 en 1542 wordt dit protocol gedefinieerd. DHCP is een recenter opstartconfiguratieprotocol waarin dit protocol wordt gebruikt. De Microsoft DHCP-service biedt beperkte ondersteuning voor de BOOTP-service.

Zie ook: Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP); Request for Comments (RFC); Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

BOOTP-extensies Een set optionele informatietypen die oorspronkelijk in RFC 1497 zijn gedefinieerd voor gebruik met de BOOTP-service en later zijn opgenomen in DHCP. In DHCP vormen deze extensies de oude kerngroep van clientparameters die beschikbaar zijn en worden ondersteund door de meeste standaard DHCP- en BOOTP-servers.

Zie ook: BOOTP (BOOTstrap-Protocol)

bovenliggend domein Bij DNS en Active Directory is dit een domein dat zich in de naamruimtestructuur direct boven andere afgeleide domeinnamen (onderliggende domeinen) bevindt. microsoft.com is bijvoorbeeld het bovenliggende domein voor het onderliggende domein example.microsoft.com.

Zie ook: Domain Name System (DNS); domein

bovenliggend object Het object waarin een ander object zich bevindt. Een bovenliggend object impliceert een relatie. Zo is een map bijvoorbeeld een bovenliggend object waarin een bestand, een onderliggend object, zich bevindt. Een object kan zowel een bovenliggend als een onderliggend object zijn. Zo is een submap die bestanden bevat zowel het onderliggende object van de bovenliggende map als het bovenliggende object van de bestanden.

Zie ook: object; onderliggend object

bps (bits per seconde) Het aantal bits dat per seconde wordt verzonden, gebruikt als maat voor de snelheid waarmee een apparaat, zoals een modem, gegevens kan overdragen.

Zie ook: modem (modulator/demodulator)

breedband Het transmissiemedium in communicatiesystemen, bijvoorbeeld glasvezelkabel, waarmee meerdere berichten tegelijkertijd kunnen worden overgedragen. Hierbij wordt elk bericht door een modem gemoduleerd op een afzonderlijke draagfrequentie.

breedbandverbinding Een verbinding met hoge snelheid. Breedbandverbindingen hebben meestal een doorvoersnelheid van 256 kilobytes per seconde (kBps) of hoger. Voorbeelden van breedbanddiensten zijn DSL- en kabelmodemverbindingen.

Broadband Integrated Services Digital Network (B-ISDN) Een ITU-T-communicatiestandaard voor netwerkservices met hoge snelheid, voor de verwerking van spraak, video en gegevens in hetzelfde netwerk.

Zie ook: International Telecommunication Union - Telecommunication [Standardization Sector] (ITU-T)

broadcast Een adres dat bestemd is voor alle hosts in een bepaald netwerksegment.

bron Over het algemeen is dit elk onderdeel van een computersysteem of netwerk, zoals een schijfstation, printer of geheugen, dat kan worden toegewezen aan een actief programma of proces.

In Apparaatbeheer, elk van de vier systeemonderdelen die bepalen hoe de apparaten op een computer functioneren. Deze vier systeembronnen zijn IRQ's (Interrupt Request), DMA-kanalen (Direct Memory Access), I/O-poorten (Input/Output) en geheugenadressen.

Bij serverclusters, een fysieke of logische entiteit die kan worden beheerd door een cluster, on line en off line kan worden gezet, en kan worden verplaatst tussen knooppunten. Een bron is te allen tijde eigendom van één knooppunt.

Zie ook: bron; Direct Memory Access (DMA); geheugenadres; I/O-poort (Input/Output); IRQ-lijnen (Interrupt Request); off line; on line; servercluster

Bron van afdruk-spooler Printerwachtrijen voor een netwerkprinter die via een IP-adres, en niet via een naam wordt benaderd. Afdruk-spoolers worden door een bron-dll ondersteund als clusterbronnen.

Zie ook: afdruk-spooler; bron-dll; IP-adres

bron voor generieke services Een Windows-service die door een bron-dll wordt ondersteund als clusterbron.

Zie ook: bron-dll

bron-dll Een dll (Dynamic-Link Library) die een implementatie bevat van de bron-API (Application Programming Interface) voor een specifiek brontype. De bron-dll wordt in het adresbereik van de bijbehorende bronmonitor geladen.

Zie ook: Application Programming Interface (API); Dynamic-Link Library (DLL)

brondocument Het document waarin een gekoppeld of ingesloten object oorspronkelijk is gemaakt.

Zie ook: gekoppeld object; ingesloten object

Bronmonitor Een onderdeel van de clustersoftware dat communicatie mogelijk maakt tussen de servercluster van een knooppunt en één of meer bronnen van het knooppunt.

Zie ook: bron; servercluster

bronnendomein Een Windows NT 4.0-domein dat wordt gebruikt voor het uitvoeren van bestands-, afdruk- en andere toepassingsservices.

Zie ook: domein; service

bronrecordset (RRset) Een verzameling van meerdere bronrecords die door een DNS-server in antwoord op een query wordt geretourneerd. Bronrecordsets (RR-sets) worden gebruikt in antwoorden waarin meerdere records deel uitmaken van het antwoord.

Zie ook: DNS Server; Resource Record (RR)

brontoewijzing Het proces waarbij de faciliteiten van een computersysteem worden verdeeld over verschillende onderdelen van een taak om de taak te kunnen uitvoeren.

browser Software waarmee de codering van HTML-bestanden wordt geïnterpreteerd, deze bestanden worden opgemaakt als webpagina's en deze opgemaakte pagina's worden weergegeven op het beeldscherm. Met sommige browsers kunnen ook e-mailberichten worden verzonden en ontvangen, nieuwsgroepen gelezen en geluids- of videobestanden afgespeeld die zijn ingesloten in webdocumenten.

Zie ook: World Wide Web

buffer Een gedeelte van het RAM-geheugen dat is gereserveerd voor gegevens die tijdelijk worden vastgehouden tijdens de overdracht tussen twee locaties, zoals tussen een gegevensgebied van een toepassing en een invoer/uitvoer-apparaat.

Zie ook: Random Access Memory (RAM)

bureaublad Het werkgebied op het scherm, waar vensters, pictogrammen, menu's en dialoogvensters worden weergegeven.

bureaubladpatroon Een patroon dat op uw bureaublad wordt weergegeven. U kunt zelf een patroon maken of een van de standaardpatronen van Windows selecteren.

Zie ook: bureaublad

bus Een communicatielijn voor de overdracht van gegevens tussen de verschillende componenten van een computersysteem. Via een bus kunnen tussen de verschillende onderdelen van het systeem gegevens worden uitgewisseld. Zo worden de schijfcontroller, het geheugen en de I/O-poorten door een bus met de microprocessor verbonden.

Zie ook: uitbreidingssleuf; Universal Serial Bus (USB)

bytes Een gegevenseenheid die normaal gesproken één teken bevat, zoals een letter, een cijfer of een leesteken. Sommige tekens kunnen echter ook uit meerdere bytes bestaan.

Zie ook: bit (binary digit)

C
cache Bij DNS en WINS is dit een lokaal informatiearchief van bronrecords voor namen van externe hosts die onlangs zijn herleid. Het cachegeheugen wordt dynamisch samengesteld terwijl de computer namen opvraagt en herleidt. Door het gebruik van het cachegeheugen wordt ook de tijd bekort die nodig is voor het herleiden van opgevraagde namen.

Zie ook: cachebestand; Resource Record (RR)

cachebestand Een bestand van waaruit door de DNS-server (Domain Name System) de naamcache wordt voorgeladen wanneer de service wordt gestart. Een cachebestand wordt ook wel het 'root hints'-bestand genoemd omdat de bronrecords die bij DNS in dit bestand zijn opgeslagen, worden gebruikt om hoofdservers te lokaliseren. Deze hoofdservers bevatten verwijzingen naar gezaghebbende servers voor externe namen. Bij Windows DNS-servers wordt dit cachebestand Cache.dns genoemd. Dit bestand bevindt zich in de map %SystemRoot%\System32\Dns.

Zie ook: cache; gezaghebbend; systeemhoofdmap

caching Het proces waarbij recent gebruikte gegevenswaarden tijdelijk worden opgeslagen in een speciaal geheugengedeelte, zodat deze gegevens sneller toegankelijk zijn. Bij DNS verwijst deze term gewoonlijk naar het vermogen van de DNS-server gegevens over de DNS-naamruimte op te slaan die zijn vergaard tijdens het herleiden van DNS-query's. (De DNS-server kan in het cachegeheugen bijvoorbeeld DNS-records opslaan die zijn ontvangen van andere DNS-servers.) Caching is ook toegankelijk via de DNS Client-service, zodat op DNS-clients een cachegeheugen kan worden bijgehouden met gegevens die tijdens recente query's zijn vergaard.

Zie ook: caching resolver; DNS Server; Domain Name System (DNS)

caching resolver Een DNS-naamherleidingsservice die ervoor zorgt dat recent vergaarde DNS-domeinnaamgegevens in het cachegeheugen worden geplaatst. Via de Caching Resolver-service kan vanuit programma's met DNS-mogelijkheden in het hele systeem toegang worden verkregen tot de bronrecords die zijn ontvangen van DNS-servers tijdens de verwerking van naamquery's. De cachegegevens zijn slechts beperkt houdbaar. De actieve TTL-waarde (Time-to-Live) geeft aan hoe lang deze gegevens moeten worden bewaard. U kunt voor elke bronrecord een afzonderlijke TTL-waarde instellen. Als u dit niet doet, wordt de minimale TTL-waarde ingesteld in de SOA-bronrecord voor de zone.

Zie ook: caching; interval voor verloop; Minimum-TTL; resolver; Resource Record (RR); Time to Live (TTL)

canonieke bronrecord (CNAME) Een bronrecord op basis waarvan een andere aliasnaam wordt toegewezen aan een primaire canonieke DNS-domeinnaam die in de zone wordt gebruikt.

Zie ook: Resource Record (RR)

canonieke naam Een distinguished naam van een object waarbij eerst de hoofdmap zonder de LDAP-kenmerklabels wordt weergegeven (zoals: CN=, DC=). De segmenten van de naam worden van elkaar gescheiden door middel van voorwaartse slashes (/). Voorbeeld:

CN=MijnDocumenten,OU=MijnOU,DC=Microsoft,DC=Com

wordt weergegeven als:

microsoft.com/MijnOU/MijnDocumenten

in canonieke vorm.

Zie ook: DN-naam; Lightweight Directory Access Protocol (LDAP)

cassettelettertype Een lettertype in een insteekcassette waarmee lettertypen kunnen worden toegevoegd aan laserprinters, inktjet-printers en geavanceerde matrixprinters. Cassettelettertypen verschillen zowel van interne lettertypen, die zich in het ROM-geheugen van de printer bevinden en altijd beschikbaar zijn, als van laadbare lettertypen, die zich op schijf bevinden en die naar de printer worden verzonden wanneer ze nodig zijn.

Zie ook: laadbare lettertypen; lettertype; lettertypecassette; Read-Only Memory (ROM)

catalogus Bij de Indexing-service een verzameling van alle indexgegevens en opgeslagen eigenschappen voor een bepaalde groep mappen in een bestandssysteem. De Indexing-service maakt standaard een index van de systeem- en webcatalogi op de vaste schijf.

Zie ook: eigenschap

catalogus op media Op back-upopslagmedia opgeslagen gegevens. De catalogus op media bevat een lijst met de bestanden en mappen waarvan een reservekopie in een back-upset is opgeslagen.

Zie ook: back-upset; catalogus op schijf

catalogus op schijf Gegevens die op een lokaal schijfstation zijn opgeslagen. De catalogus op schijf bevat een lijst met de bestanden en mappen waarvan een reservekopie in een back-upset is opgeslagen.

Zie ook: back-upset; catalogus op media

catalogus van back-upset Een overzicht van de bestanden en mappen die in een back-upset zijn opgeslagen.

Zie ook: back-upset

categorie van eigenaar In de Macintosh-omgeving, de gebruikerscategorie waaraan u machtigingen voor de eigenaar van een map of een Macintosh-volume toewijst.

CD-R Een afkoring van Recordable Compact Disc. Een beschrijfbare cd waarop gegevens meerdere keren kunnen worden gekopieerd, maar niet gewist.

CD-RW Een afkorting van Rewritable Compact Disc. Een herschrijfbare cd waarop gegevens meerdere keren kunnen worden gekopieerd en gewist.

certificaat Een digitaal document dat gewoonlijk wordt gebruikt voor de verificatie en veilige uitwisseling van gegevens in openbare netwerken, zoals het Internet, extranetten en intranetten. Een certificaat vormt een veilige koppeling tussen een openbare sleutel en de entiteit met de bijbehorende persoonlijke sleutel. Een certificaat wordt digitaal ondertekend door de certificeringsinstantie die het certificaat uitgeeft en kan worden uitgegeven voor een gebruiker, computer of een service. In de internationale standaard ITU-T X.509, versie 3, wordt de indeling gedefinieerd die het meeste wordt gebruikt voor certificaten.

Zie ook: Certification Authority (CA); International Telecommunication Union - Telecommunication [Standardization Sector] (ITU-T); openbare sleutel; persoonlijke sleutel; service

certificaatarchief Over het algemeen is dit een permanente opslagplaats waarin certifcaten, certificaatintrekkingslijsten en certificaatvertrouwenslijsten worden opgeslagen.

Zie ook: certificaat; Certificate Revocation List (CRL); Certificate Trust List (CTL)

certificaatsjabloon Een Windows-structuur die het mogelijk maakt de indeling en inhoud van certificaten vooraf op te geven op basis van het voorgenomen gebruik. Wanneer u een certificaat aanvraagt bij een certificeringsinstantie voor de onderneming in Windows, kunt u, afhankelijk van uw toegangsrechten, kiezen uit een aantal certificaattypen die zijn gebaseerd op certificaatsjablonen, zoals Gebruiker en Handtekening bij programmacode.

Zie ook: certificaat; Certification Authority (CA)

Certificate Revocation List (CRL) De certificaatintrekkingslijst of CRL is een document dat wordt onderhouden en gepubliceerd door een certificeringsinstantie. Het bevat een overzicht van de certificaten die zijn ingetrokken.

Zie ook: certificaat; Certification Authority (CA)

Certificate Trust List (CTL) De certificaatvertrouwenslijst is een ondertekende lijst met basiscertificaten van een certificeringsinstantie die naar het oordeel van de beheerder veilig kunnen worden gebruikt voor een bepaald doel, zoals clientverificatie of beveiliging van e-mail.

Zie ook: basiscertificaat; certificaat; Certification Authority (CA)

Certification Authority (CA) De CA of certificeringsinstantie is de entiteit die verantwoordelijk is voor de authenticiteit van openbare sleutels die in het bezit zijn van gebruikers (eindentiteiten) of andere certificeringsinstanties. Zo kan een certificeringsinstantie openbare sleutels koppelen aan DN-namen door middel van ondertekende certificaten, serienummers van certificaten beheren en certificaten intrekken.

Zie ook: basisinstantie; certificaat; openbare sleutel

certificeringshiërarchie Een vertrouwensmodel voor certificaten waarin certificeringspaden worden gemaakt door bovenliggende en onderliggende relaties tot stand te brengen tussen certificeringsinstanties.

Zie ook: Certification Authority (CA); certificeringspad

certificeringspad Een ononderbroken vertrouwensketen die bestaat uit certificaten van vertrouwde certificeringsinstanties, van een specifiek certificaat tot de basiscertificeringsinstantie in een certificeringshiërarchie.

Zie ook: openbare sleutel

Challenge Handshake Authentication Protocol (CHAP) Een verificatieprotocol voor PPP-verbindingen, gedocumenteerd in RFC 1994, waarbij gebruik wordt gemaakt van een vraag/antwoord-mechanisme. In dit protocol wordt door middel van de eenrichtingscodering van het MD5-schema (Message Digest 5) het antwoord gecodeerd dat wordt verzonden als reactie op een vraag van de RAS-server.

CHAP (Challenge Handshake Authentication Protocol) Een verificatieprotocol dat met Microsoft RAS en Netwerkverbindingen wordt gebruikt. Met behulp van het CHAP-protocol kunnen de verificatiegegevens van een RAS-client in beveiligde vorm naar een RAS-server worden verzonden. Microsoft heeft een Windows-specifieke variant van het CHAP-protocol ontwikkeld, genaamd MS-CHAP.

Zie ook: externe toegang; RAS-server

Class A IP-adres Een unicast-IP-adres met een bereik van 1,0.0.1 tot en met 126.255.255.254. Het eerste octet geeft het netwerk aan en de laatste drie octets geven de host in het netwerk aan.

Zie ook: Class B IP-adres; Class C IP-adres; IP-adres

Class B IP-adres Een unicast-IP-adres met een bereik van 128.0.0.1 tot en met 191.255.255.254. De eerste twee octets geven het netwerk aan en de laatste twee octets geven de host in het netwerk aan.

Zie ook: Class A IP-adres; Class C IP-adres; IP-adres

Class C IP-adres Een unicast-IP-adres met een bereik van 192.0.0.1 tot en met 223.255.255.254. De eerste drie octets geven het netwerk aan en het laatste octet geeft de host in het netwerk aan. Gebruik van Network Load Balancing maakt optionele sessieondersteuning voor Class C IP-adressen mogelijk (naast ondersteuning voor enkele IP-adressen) voor clients die gebruikmaken van meerdere proxyservers op de clientsite.

Zie ook: Class A IP-adres; Class B IP-adres; IP-adres

Classical IP over ATM (CLIP) Een voorgestelde Internet-standaard, beschreven in RFC 2225, die IP-communicatie mogelijk maakt rechtstreeks via de ATM-laag, zonder dat hiervoor een aanvullend protocol, zoals Ethernet of Token Ring, nodig is.

Zie ook: Asynchronous Transfer Mode (ATM); Internet Protocol (IP)

client Een computer of programma van waaruit verbinding wordt gemaakt met of services worden aangevraagd van een andere computer of programma. De term client kan ook verwijzen naar de software die de computer of het programma in staat stelt de verbinding tot stand te brengen.

In een LAN (Local Area Network) of op het Internet is een client een computer waarmee toegang wordt verkregen tot netwerkbronnen die ter beschikking worden gesteld door een andere computer (die een server wordt genoemd).

Zie ook: server

clientaanvraag Een serviceaanvraag die uitgaat van een clientcomputer en is gericht aan een servercomputer of, bij Network Load Balancing, aan een cluster van computers. Bij Network Load Balancing wordt elke clientaanvraag naar een specifieke host in de cluster gestuurd volgens het taakverdelingsbeleid van de systeembeheerder.

Zie ook: client; cluster; host; server; taakverdeling

clienttoepassing Een Windows-toepassing waarin gekoppelde of ingesloten objecten kunnen worden weergegeven en opgeslagen. Bij gedistribueerde toepassingen, de toepassing die een aanvraag bij een servertoepassing indient.

cluster Bij de opslag van gegevens is dit de kleinste hoeveelheid schijfruimte die kan worden toegewezen voor het opslaan van een bestand. In alle bestandssystemen die door Windows worden gebruikt, worden vaste schijven georganiseerd op basis van clusters. Deze clusters bestaan elk weer uit een of meer aangrenzende sectoren. Hoe kleiner de clusters zijn, des te efficiënter de gegevens op de schijf worden opgeslagen. Als u tijdens het formatteren geen clustergrootte opgeeft, wordt in Windows een standaardwaarde gekozen die afhankelijk is van de grootte van het volume. Deze standaardwaarden zijn zo gekozen dat er zo min mogelijk ruimte verloren gaat en het volume zo min mogelijk wordt gefragmenteerd. Een cluster wordt ook wel een toewijzingseenheid genoemd.

In computernetwerken, een groep onafhankelijke computers die met elkaar gezamenlijke services ter beschikking stellen, waardoor het voor clients lijkt alsof ze te maken hebben met één systeem. Door het gebruik van een cluster kan de beschikbaarheid van de services worden vergroot, kan de schaalbaarheid van het onderliggende besturingssysteem worden verbeterd en kan het beheer ervan worden vereenvoudigd.

Zie ook: beschikbaarheid; bestandssysteem; client; schaalbaarheid; volume

Cluster.exe Een alternatief voor Clusterbeheer, waarmee clusters vanaf de opdrachtprompt kunnen worden beheerd. U kunt Cluster.exe ook aanroepen vanuit opdrachtscripts en zodoende veel van de taken automatiseren die verband houden met het beheren van clusters.

Zie ook: cluster; Clusterbeheer

clusteradapter De adapter waarlangs het netwerkverkeer voor clusterbewerkingen (het verkeer voor alle hosts in de cluster) wordt geleid wanneer er per host in een Network Load Balancing-cluster meerdere netwerkadapters worden gebruikt. Aan deze adapter wordt het cluster-IP-adres van de host toegewezen.

Zie ook: cluster; gespecialiseerde adapter; IP-adres

Cluster-API Een verzameling functies die via de clustersoftware zijn geïmplementeerd en worden gebruikt in een client- of servertoepassing met clusterdetectie, een toepassing voor clusterbeheer of een DLL-bronbestand. De cluster-API wordt niet alleen gebruikt voor het beheren van de cluster zelf, maar ook voor het beheren van clusterobjecten en de clusterdatabase.

Zie ook: bron-dll; cluster; servercluster

Clusterbeheer Een toepassing waarmee u een cluster en de bijbehorende knooppunten, groepen en bronnen kunt configureren. Clusterbeheer kan worden uitgevoerd op elk lid van een vertrouwd domein, ongeacht of de computer een clusterknooppunt is.

Zie ook: cluster; Cluster.exe; servercluster

Clusterbeheer (uitbreidingsmodule) Een softwareonderdeel waarin de API van de uitbreidingsmodule Clusterbeheer wordt geïmplementeerd, zodat met Clusterbeheer een nieuw brontype kan worden geconfigureerd.

Zie ook: Application Programming Interface (API); cluster; Clusterbeheer

clusterschijf Een schijf op een gedeelde bus die is verbonden met de clusterknooppunten. Alle clusterknooppunten hebben toegang tot deze schijf, maar nooit tegelijkertijd.

Cluster-service Het softwareonderdeel waarmee alle aspecten van de werking van serverclusters worden bestuurd en de clusterdatabase wordt beheerd. Op elk knooppunt in een servercluster wordt een exemplaar van de Cluster-service uitgevoerd.

Zie ook: cluster; servercluster

CMYK-kleurruimte Een meerdimensionale kleurruimte die bestaat uit de intensiteitswaarden van de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart waaruit een gegeven kleur is samengesteld. Op professionele apparaten voor kleurendruk wordt doorgaans dit systeem met vier inktkleuren gebruikt.

Zie ook: kleurbeheer; kleurruimte

code interlokale gesprekken De cijfers die u voor het netnummer moet kiezen om een interlokaal gesprek aan te vragen. Zo kiest u in de Verenigde Staten een 1 voor het netnummer: (1) (206) 000-0000. De cijfers die u in werkelijkheid gebruikt, hangen af van het land of de regio, of de telefoondienst. Niet in alle landen of regio's worden netnummers en interlokale toegangscodes gebruikt.

codec Een hardwareonderdeel dat audio- of videosignalen kan converteren van analoog naar digitaal en andersom (coder/decoder), een hardware- of softwareonderdeel dat audio- of videogegevens kan comprimeren en decomprimeren (compressie/decompressie) of een combinatie van beide (coder/dedocer en compressie/decompressie). Over het algemeen wordt een codec gebruikt om niet-gecomprimeerde digitale gegevens te comprimeren, zodat de gegevens minder geheugen in beslag nemen.

codering Het proces waarbij berichten of gegevens zodanig worden versleuteld dat de inhoud niet meer op de normale manier kan worden gelezen.

Zie ook: codering met openbare sleutels; symmetrische codering

codering met openbare sleutels Een coderingsmethode waarbij twee codeersleutels worden gebruikt die wiskundig aan elkaar gerelateerd zijn. De ene sleutel wordt de persoonlijke sleutel genoemd en is vertrouwelijk. De andere sleutel wordt de openbare sleutel genoemd en wordt verstrekt aan alle potentiële contactpersonen. Normaliter codeert de afzender het bericht met de openbare sleutel van de geadresseerde. Alleen de geadresseerde heeft de bijbehorende persoonlijke sleutel waarmee het bericht gedecodeerd kan worden. De relatie tussen de openbare en de persoonlijke sleutel is dermate complex dat het praktisch onmogelijk is deze te ontrafelen, op voorwaarde dat de sleutels lang genoeg zijn. Codering met openbare sleutels wordt ook asymmetrische cryptografie genoemd.

Zie ook: codering; openbare sleutel; persoonlijke sleutel; symmetrische codering

codetabel Een methode om ondersteuning te bieden voor tekensets en toetsenbordindelingen voor verschillende landen of regio's. Door middel van een codetabel kunnen de binaire tekencodes die in een programma worden gebruikt, worden gerelateerd aan de toetsen op het toetsenbord of de tekens op het beeldscherm.

communicatie-instellingen Stuurparameters, zoals bps (bits per seconde) en modemtype, die van toepassing zijn op de seriële poorten op een computer.

Zie ook: bps (bits per seconde); modem (modulator/demodulator); seriële poort

communicatiepoort Een poort in een computer die asynchrone communicatie met één byte tegelijk mogelijk maakt. Een communicatiepoort wordt ook seriële poort genoemd.

Zie ook: asynchrone communicatie; seriële poort

community-naam Een naam waaronder SNMP-hosts worden gegroepeerd. Deze naam wordt in SNMP-berichten opgenomen die worden verzonden tussen met SNMP beheerde apparaten, zoals servercomputers met Windows 2000 en SNMP-beheerstations. Gewoonlijk behoren alle hosts tot de groep Public. Dit is de standaardnaam voor de gemeenschappelijke community van alle SNMP-hosts.

Zie ook: Simple Network Management Protocol (SNMP); trap

compatibiliteitsmodus Een voorziening van een computer of besturingssysteem waarmee programma's kunnen worden uitgevoerd die voor een ander systeem zijn geschreven. Programma's werken vaak langzamer in de compatibiliteitsmodus.

Complementary Metal Oxide Semiconductor (CMOS) Een bepaald soort halfgeleidertechnologie waarvoor erg weinig energie nodig is. De term wordt nu meestal gebruikt om een klein opslaggebied aan te duiden waarin door het systeem bepaalde hardwareparameters worden opgeslagen, zoals de grootte van de vaste schijf, het aantal seriële poorten op de computer, enzovoort. CMOS wordt ook wel Setup RAM genoemd.

component Een gedeelte van het register dat als bestand op uw vaste schijf staat. De substructuur van het register is onderverdeeld in delen die componenten worden genoemd. Een component is een eenheid die sleutels, subsleutels en waarden omvat en boven aan de registerhiërarchie staat. Per component worden één bestand en een log-bestand opgeslagen in de map Systeemhoofdmap\System32\Config of in de map Systeemhoofdmap\Profiles\gebruikersnaam.

Standaard zijn de meeste componentbestanden (DEFAULT, SAM, SECURITY, SOFTWARE en SYSTEM) in de map Systeemhoofdmap\System32\Config opgeslagen. De map Systeemhoofdmap\Profiles bevat het gebruikersprofiel voor elke gebruiker van de computer. Omdat een component een bestand is, kan de component van het ene systeem naar het andere systeem worden verplaatst. U moet echter de Register-editor gebruiken om het bestand te bewerken.

Zie ook: register; sleutel; systeemhoofdmap

Compression Control Protocol (CCP) Een protocol dat wordt gebruikt tijdens de onderhandelingsfase bij het opzetten van een PPP-verbinding. Het CCP-protocol is een type netwerkbesturingsprotocol. Met netwerkbesturingsprotocollen worden verschillende parameters van de netwerkprotocollen IP, IPX en NetBEUI vastgesteld en geconfigureerd.

Zie ook: Internet Protocol (IP); Internetwork Packet Exchange (IPX); Point-to-Point Protocol (PPP)

Computer Browser-service Een service die een actuele lijst bijhoudt van computers en deze lijst op verzoek doorstuurt naar toepassingen. De Computer Browser-service verschaft de computerlijsten die worden weergegeven in de dialoogvensters Mijn netwerklocaties, Computer selecteren en Domein selecteren (alleen in Windows 2000 Server) in het venster Serverbeheer.

Zie ook: service

computeraccount Een account die door een domeinbeheerder wordt gemaakt en die een unieke aanduiding vormt van de computer binnen het domein. De Windows-computeraccount komt overeen met de naam van de computer die aan het domein wordt toegevoegd.

Zie ook: domein

Computerbeheer Een onderdeel waarmee u vele aspecten van de computerconfiguratie kunt weergeven en beheren. In Computerbeheer worden verschillende beheerprogramma's gecombineerd in één consolestructuur, zodat u direct toegang hebt tot de beheereigenschappen en beheerprogramma's van lokale of externe computers.

computerbeheerder Een gebruiker die een computer beheert. De computerbeheerder kan wijzigingen aanbrengen in het hele systeem. Zo kan de beheerder bijvoorbeeld programma's installeren, accounts van andere gebruikers maken, wijzigen en verwijderen, en heeft hij toegang tot alle bestanden op de computer.

computerquotum In Message Queuing, de opslaglimiet voor berichten op een computer, op basis van de totale omvang van de berichten. Wanneer het quotum op een computer is bereikt, kunnen vanuit Message Queuing geen berichten meer naar die computer worden verzonden, totdat een of meer berichten uit de wachtrijen worden verwijderd. In Message Queuing wordt eerste gekeken naar het computerquotum en daarna pas naar de wachtrijquota op de computer.

Zie ook: Message Queuing; wachtrijquotum

connectortoepassing In Message Queuing, een toepassing die Message Queuing-computers in staat stelt te communiceren met computers die andere berichtsystemen gebruiken.

Zie ook: afwijkende computer; connectorwachtrij; Message Queuing

connectorwachtrij Bij Message Queuing, een wachtrij die is gemaakt op servers waarop een connectortoepassing wordt uitgevoerd. Met de connectortoepassing kunt u berichten uitwisselen met computers waarop andere producten actief zijn die gebruikmaken van berichtenwachtrijen.

Zie ook: afwijkende computer; connectortoepassing; Message Queuing

consolestructuur Het linkerdeelvenster in een MMC-console (Microsoft Management Console) waarin de items worden weergegeven die de console bevat. Standaard is dit het linkerdeelvenster van een consolevenster, maar het kan worden verborgen. Aan de hand van de items in de consolestructuur en de hiërarchische indeling ervan wordt bepaald welke mogelijkheden een console biedt.

Zie ook: Microsoft Management Console (MMC)

Constant Bit Rate (CBR) Een type ATM-service die constante toewijzing van bandbreedte mogelijk maakt. Dit servicetype wordt gebruikt voor spraak- en videotransmissies waarbij weinig of geen cellen verloren mogen gaan en waarbij een nauwgezette tijdhandhaving vereist is.

Zie ook: Asynchronous Transfer Mode (ATM)

containerobject Een object dat andere objecten logisch kan bevatten. Zo is een map bijvoorbeeld een containerobject.

Zie ook: niet-containerobject; object

controle Het proces waarbij de activiteiten van gebruikers worden geregistreerd door het vastleggen van geselecteerde typen gebeurtenissen in het beveiligingslogboek van een server of werkstation.

controlebeleid Het beleid aan de hand waarvan wordt bepaald welke beveiligingsgebeurtenissen bij de netwerkbeheerder moeten worden gemeld.

controlepunten

Zie definitie voor: Herstelpunt

convergentie Het proces waarbij het systeem wordt gestabiliseerd nadat er wijzigingen zijn aangebracht in het netwerk. Als bij routering een route wegvalt, verzenden de routers updateberichten via het verbindende netwerk en wordt zo de informatie over de voorkeurroutes hersteld.

Bij Network Load Balancing is convergentie een proces waarbij hosts door middel van het uitwisselen van berichten een nieuwe, consistente status van de cluster bepalen en de host met de hoogste host-prioriteit kiezen. Deze host wordt de standaardhost genoemd. Tijdens de convergentie wordt de belasting opnieuw verdeeld over de hosts die de afhandeling van het netwerkverkeer voor specifieke TCP- of UDP-poorten delen.

Zie ook: cluster; host; standaard-host; User Datagram Protocol (UDP)

CPU-gebruik In Taakbeheer, het percentage van de tijd dat een proces de CPU heeft gebruikt sinds Taakbeheer voor het laatst is bijgewerkt. Op het tabblad Processen in Taakbeheer herkent u deze waarde aan de kolomkop CPU.

Zie ook: Taakbeheer

CPU-tijd In Taakbeheer is dit de totale processortijd (in seconden) die door een proces is gebruikt sinds het is gestart.

Zie ook: Taakbeheer

crashbestendigheid Een functie van back-ups op basis van schaduwkopieën die ervoor zorgt dat van alle bestanden een back-up wordt gemaakt, ongeacht de toestand waarin ze verkeren.

Zie ook: schaduwkopie van volume

CRC-fouten Fouten die worden veroorzaakt doordat een cyclische redundantiecontrole een negatief resultaat heeft opgeleverd. Een CRC-fout geeft aan dat een of meer tekens in het ontvangen gegevenspakket bij aankomst beschadigd bleken te zijn.

CRL-distributiepunt Een optionele extensie in een X.509v3-certificaat waarmee wordt aangegeven hoe informatie wordt verkregen. Doet tevens dienst als mapvermelding of distributiebron voor certificaatintrekkingslijsten.

Zie ook: certificaat; Certificate Revocation List (CRL); X.509v3-certificaat

CryptoAPI Een API (Application Programming Interface) die wordt meegeleverd als onderdeel van Microsoft Windows. CryptoAPI biedt een aantal functies waarmee gegevens op flexibele wijze kunnen worden gecodeerd of digitaal ondertekend, terwijl de gegevens tegelijkertijd met behulp van de persoonlijke sleutel van de gebruiker worden beveiligd. De echte cryptografische bewerkingen worden uitgevoerd door de onafhankelijke modules die cryptografieproviders (CSP's) worden genoemd.

Zie ook: Application Programming Interface (API); Cryptographic Service Provider (CSP); persoonlijke sleutel

cryptografie De processen en middelen die worden ingezet om het vertrouwelijke karakter van berichten en gegevens te handhaven. Cryptografie is een middel om de vertrouwelijkheid, gegevensintegriteit, autenticiteit (ondeelbaarheid en herkomst van gegevens) en acceptatie van gegevens zeker te stellen.

cryptografie met openbare sleutels Een cryptografische methode waarbij twee verschillende sleutels worden gebruikt: een openbare sleutel voor het coderen van gegevens en een privé-sleutel voor het decoderen ervan. Cryptografie met openbare sleutels wordt ook asymmetrische cryptografie genoemd.

Zie ook: cryptografie; openbare sleutel; persoonlijke sleutel; Public Key Cryptography Standards (PKCS)

Cryptographic Service Provider (CSP) Een CSP of cryptografieprovider bestaat uit programmacode waarmee de verificatie- en coderingsservices worden uitgevoerd die Windows-toepassingen kunnen gebruiken via de CryptoAPI. Een cryptografieprovider of CSP (Cryptographic Service Provider) is verantwoordelijk voor het maken en vernietigen van sleutels en het gebruik van sleutels bij een groot aantal verschillende cryptografische bewerkingen. Elke CSP biedt een andere implementatie van de CryptoAPI. Sommige CSP's bieden sterkere cryptografische algoritmes terwijl bij andere CSP's gebruik wordt gemaakt van hardwareonderdelen, zoals smartcards.

Zie ook: CryptoAPI; service; smartcard

CSID-reeks (Called Subscriber ID) Een tekenreeks die de id van de gebelde abonnee bevat en die door het ontvangende faxapparaat wordt verzonden bij de ontvangst van een binnenkomende fax. Deze tekenreeks is meestal een combinatie van het fax- of telefoonnummer en de naam van het bedrijf. De tekenreeks is vaak hetzelfde als de id van de verzendende abonnee.

Zie ook: tekenreeks; TSID-reeks (Transmitting Station ID)

D
dagelijkse back-up Een back-up waarbij een reservekopie wordt gemaakt van alle bestanden die zijn gewijzigd op de dag dat de dagelijkse back-up wordt gemaakt. De gekopieerde bestanden worden niet als zodanig gemarkeerd (met andere woorden, het kenmerk Archief wordt niet gewist).

Zie ook: differentiële back-up; incrementele back-up; kopiëren (back-up); standaardback-up

Data Communications Equipment (DCE) Een van de twee typen hardware die worden aangesloten met een seriële verbinding van het type RS-232-C. Het andere type is DTE (Data Terminal Equipment). Een DCE is een intermediair apparaat dat vaak wordt gebruikt om de invoer van een DTE om te zetten voordat deze naar een ontvanger wordt verzonden. Een modem is bijvoorbeeld een DCE die gegevens van een microcomputer (DTE) moduleert en via een telefoonverbinding verzendt.

Zie ook: Data Terminal Equipment (DTE); RS-232-C-standaard

Data Link Control (DLC) Een adres dat een unieke aanduiding vormt van een knooppunt in een netwerk. Elke netwerkadapter heeft een DLC-adres of een DLC-id (DLCI). Bij bepaalde netwerkprotocollen, zoals Ethernet en Token Ring, worden uitsluitend DLC-adressen gebruikt. Bij andere protocollen, zoals TCP/IP, wordt een logisch adres in de OSI Network-laag gebruikt voor de identificatie van knooppunten.

Alle netwerkadressen moeten echter uiteindelijk worden omgezet in DLC-adressen. In TCP/IP-netwerken worden netwerkadressen omgezet via het ARP-protocol (Address Resolution Protocol).

Zie ook: Address Resolution Protocol (ARP); OSI-referentiemodel (Open Systems Interconnection)

Data Terminal Equipment (DTE) In de RS-232-C-standaard, elk apparaat, zoals een RAS-server of -client, dat informatie in digitale vorm via een kabel of communicatielijn kan verzenden.

Zie ook: Data Communications Equipment (DCE); RAS-server; RS-232-C-standaard

datagram Een gegevenspakket of gegevenseenheid met relevante leveringsinformatie bevat (bijvoorbeeld het doeladres) dat via een netwerk op basis van packet-switching wordt verzonden.

Zie ook: pakket

DBCS-tekens Een set tekens waarin elk teken wordt voorgesteld door twee bytes (vandaar de naam: Double-Byte Character Set). Sommige talen, zoals Japans, Chinees en Koreaans, vereisen dubbel-byte-tekensets.

debugger Een programma dat is bedoeld als hulpmiddel bij het opsporen en verbeteren van fouten in een ander programma. De programmeur kan hiermee de programmacode stap voor stap uitvoeren, de gegevens onderzoeken en voorwaarden controleren die afhankelijk zijn van de waarde van variabelen.

defragmentatie Het proces waarbij delen van een bestand worden verplaatst naar aangrenzende sectoren op een vaste schijf, om zo de toegangstijd te bekorten en het ophalen van het bestand te versnellen. Wanneer bestanden worden bijgewerkt, worden de nieuwe gedeelten meestal opgeslagen in de grootste aangrenzende ruimte op de vaste schijf, die zich vaak in een andere sector bevindt dan de rest van het bestand. Wanneer bestanden op deze manier gefragmenteerd raken, moet de computer telkens wanneer het bestand wordt geopend, de vaste schijf doorzoeken om alle delen ervan te vinden. Hierdoor wordt de responstijd vertraagd.

Zie ook: fragmentatie

delen Het aan andere gebruikers beschikbaar stellen van hulpbronnen, zoals mappen en printers.

Zie ook: bron

Denial-Of-Service-aanval Een aanval waarbij de aanvaller profiteert van een zwakke plek of een ontwerpfout in een netwerkservice. Hierdoor raakt de service overbelast of wordt de service gestopt en is deze niet langer beschikbaar voor gebruik. Dit type aanval wordt vooral uitgevoerd om te voorkomen dat andere gebruikers een netwerkservice zoals Webserver of een bestandsserver kunnen gebruiken.

detailvenster Het deelvenster in de MMC (Microsoft Management Console) waarin de details van het geselecteerde item in de consolestructuur worden weergegeven. De details kunnen bestaan uit een lijst met items, of uit beheereigenschappen, services en gebeurtenissen waarmee een module werkt.

Zie ook: Microsoft Management Console (MMC); module; service

DFS-koppeling Een element in de DFS-naamruimte (Distributed File System) dat zich onder het toegangspunt bevindt en dat naar een of meer doelen wijst die ieder corresponderen met een gedeelde map of ander DFS-toegangspunt.

Zie ook: DFS-toegangspunt; domein-DFS

DFS-toegangspunt Het beginpunt van de DFS-naamruimte (Distributed File System). Het toegangspunt wordt vaak gebruikt om te verwijzen naar de naamruimte als geheel. Een DFS-toegangspunt kan meerdere hoofddoelen hebben die ieder corresponderen met een gedeelde map op een server.

Zie ook: DFS-koppeling

DFS-topologie De algemene logische hiërarchie van het DFS (Distributed File System), inclusief elementen als toegangspunten, koppelingen, gedeelde mappen en replicasets, zoals weergegeven in de DFS-beheerconsole. Verwar de DFS-topologie niet met de DFS-naamruimte. Dit laatste is de logische weergave van de gedeelde bronnen zoals de gebruikers die zien.

Zie ook: DFS-koppeling; DFS-toegangspunt; domein-DFS

DHCP/BOOTP Relay Agent Het agentprogramma of -onderdeel waarmee de uitgezonden DHCP- en BOOTP-berichten tussen een DHCP-server en een client worden verdergeleid via een IP-router. Het gebruik van een agent voor DHCP-relay maakt het verderleiden van DHCP/BOOTP-berichten mogelijk, overeenkomstig de specificaties van RFC 1541 en 2131. De DHCP Relay Agent-service wordt beheerd via de Routing and Remote Access-service.

Zie ook: BOOTP (BOOTstrap-Protocol); DHCP-server; Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP)

DHCP-client Elk apparaat dat in een netwerk wordt gebruikt en waarmee de DHCP-server kan communiceren teneinde een dynamisch geleasde IP-configuratie en aanverwante optionele parameters toe te wijzen.

Zie ook: DHCP-server; Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP); lease

DHCP-optie Parameters voor de adresconfiguratie die een DHCP-service aan clients toewijst. De meeste DHCP-opties zijn vooraf gedefinieerd op basis van optionele parameters die worden beschreven in RFC (Request for Comments) 1542. Fabrikanten of gebruikers kunnen echter extra opties toevoegen.

Zie ook: Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP); service

DHCP-server Een computer waarop de Microsoft DHCP-service wordt uitgevoerd. Met deze server kunt u voor clients waarop DHCP is ingeschakeld, IP-adressen en verwante gegevens dynamisch configureren.

Zie ook: Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP); IP-adres; service

DHCP-servicebron Een type bron waarmee DHCP-services kunnen worden verzorgd vanuit een cluster.

Zie ook: cluster; Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP)

Dialoog met toepassing toestaan Wanneer dit selectievakje is ingeschakeld, zijn nieuwe verbindingen met de DDE-share toegestaan. Wanneer dit selectievakje is uitgeschakeld, zijn alleen de huidige DDE-uitwisselingen toegestaan.

dialoogvenster Een secundair venster dat knoppen en verschillende soorten opties bevat waarmee u een bepaalde opdracht of taak kunt uitvoeren.

differentiële back-up Een back-up waarin bestanden worden opgenomen die zijn gemaakt of gewijzigd sinds de laatste standaardback-up of incrementele back-up. De gekopieerde bestanden worden niet als zodanig gemarkeerd (met andere woorden, het kenmerk Archief wordt niet gewist). Als u een combinatie van standaard- en incrementele back-ups gebruikt, moet u zowel over de laatste standaardback-up als de laatste incrementele back-up beschikken om bestanden en mappen terug te kunnen zetten.

Zie ook: dagelijkse back-up; incrementele back-up; kopiëren (back-up); standaardback-up

differentiële gegevens Opgeslagen kopieën van gewijzigde gegevens die kunnen worden toegepast op een oorspronkelijk volume zodat een schaduwkopie van een volume kan worden gemaakt.

Zie ook: schaduwkopie van volume; volume

Digital Signature Standard (DSS) Een standaard waarbij de algoritme DSA (Digital Signature Algorithm) wordt gebruikt als handtekeningalgoritme en SHA-1 als hash-algoritme voor berichten. DSA is een openbare-sleutelcode die alleen kan worden gebruikt voor het genereren van digitale handtekeningen. DSA kan niet worden gebruikt voor het coderen van gegevens.

Zie ook: digitale handtekening; Secure Hash Algorithm (SHA-1)

Digital Subscriber Line (DSL) Een snelle Internet-verbinding waarbij gebruik wordt gemaakt van standaardtelefoonverbindingen. Dit type verbinding wordt ook wel breedbandverbinding genoemd.

Digital Video Disc (DVD) Een type technologie voor opslag op optische schijven. Een dvd-schijf (Digital Video Disk) ziet eruit als een cd-rom, maar kan meer gegevens bevatten. Dvd's worden vaak gebruikt voor de opslag van speelfilms en andere multimediale gegevens waarvoor veel opslagruimte vereist is.

Zie ook: dvd-decoder; dvd-station

digitale handtekening Een methode die de afzender van een bericht, bestand of andere digitaal gecodeerde informatie in staat stelt zijn indentiteit aan de gegevens te koppelen. Het digitaal ondertekenen van gegevens houdt in dat de gegevens, tezamen met een beetje geheime informatie dat in het bezit is van de afzender, worden omgezet in een code die een handtekening wordt genoemd. Digitale handtekeningen worden gebruikt in omgevingen waarin wordt gebruikgemaakt van openbare sleutels. Digitale handtekeningen maken het mogelijk niet-afwijzingsservices en integriteitsservices te verzorgen.

Zie ook: Digital Signature Standard (DSS); service; tijdstempel

Direct Memory Access (DMA) Een methode voor geheugentoegang waarbij geen gebruik wordt gemaakt van de microprocessor. DMA wordt veel gebruikt voor de directe overdracht van gegevens tussen het geheugen en een randapparaat zoals een schijfstation.

Zie ook: hardwareconfiguratie

directe kabelverbinding Een koppeling tussen de I/O-poorten van twee computers via één kabel in plaats van met een modem of andere tussenliggende apparaten. In de meeste gevallen wordt een directe kabelverbinding tot stand gebracht met een nulmodemkabel.

Zie ook: I/O-poort (Input/Output); nulmodemkabel

directorypartitie

Een aaneengesloten substructuur van de directory die een replicatie-eenheid vormt. Een gegeven replica is altijd een replica van een of andere directorypartitie. De directory bevat altijd ten minste drie directorypartities:

  • Het schema, waarin de objectklassen en kenmerken worden beschreven die Active Directory bevat.
  • De configuratie, waarin de domeincontrollers, de replicatietopologie en andere gerelateerde gegevens over de domeincontrollers binnen een bepaalde implementatie van Active Directory worden beschreven.
  • Een of meer domeinen die de eigenlijke gegevens van het directoryobject bevatten.

Op een domeincontroller worden altijd de partities voor het schema, de configuratie en het eigen domein op geslagen. Het schema en de configuratie worden gerepliceerd op alle domeincontrollers in de domeinstructuur of het domein-forest. Het domein wordt alleen gerepliceerd op domeincontrollers voor dat domein. Een deelverzameling van de kenmerken voor alle domeinobjecten wordt gerepliceerd in de globale catalogus.

Zie ook: Active Directory; domein; kenmerk; replica; replicatie

directoryservice De bron voor directorygegevens en de service waarmee de gegevens beschikbaar gesteld en bruikbaar worden gemaakt. Met behulp van een directoryservice kunnen gebruikers zoeken naar een object aan de hand van een of meer kenmerken ervan.

DirectX Een extensie van het Microsoft Windows-besturingssysteem. Dankzij DirectX-technologie kunnen spelletjes en andere programma's gebruikmaken van de geavanceerde multimediamogelijkheden van de hardware van uw computer.

Discretionary Access Control List (DACL) Dat gedeelte van de security descriptor van een object aan de hand waarvan bepaalde gebruikers en groepen toegang tot het object wordt verleend of geweigerd. Alleen de eigenaar van een object kan deze machtigingen in een DACL wijzigen. De toegang tot het object wordt dus geheel bepaald door de eigenaar.

Zie ook: beveiligingsgroep; distributiegroep; object; security descriptor

distributiegroep Een groep die alleen voor de distributie van e-mail wordt gebruikt en waarvoor geen beveiliging is ingeschakeld. Distributiegroepen kunnen niet worden weergegeven in DACL's (Discretionary Access Control List) waarmee machtigingen voor bronnen en objecten worden gedefinieerd. Distributiegroepen kunnen alleen bij e-mailtoepassingen (zoals Microsoft Exchange) worden gebruikt voor het verzenden van e-mail naar groepen gebruikers. Als u geen groep voor beveiligingsdoeleinden nodig hebt, kunt u beter een distributiegroep maken in plaats van een beveiligingsgroep.

Zie ook: beveiligingsgroep; Discretionary Access Control List (DACL)

distributielijst

Zie definitie voor: hash

D-kanaal Een apart kanaal van een ISDN-lijn dat wordt gebruikt voor ISDN-signalen. Bij ISDN BRI (Basic Rate Interface) bedraagt de snelheid van het D-kanaal 16 kilobits per seconde (kbps). Bij ISDN PRI (Primary Rate Interface) bedraagt de snelheid van het D-kanaal 64 kbps. Het D-kanaal wordt ook wel het gegevenskanaal genoemd.

Zie ook: Integrated Services Digital Network (ISDN); type switch

DLL

Zie definitie voor: Dynamic-Link Library (DLL)

DN-naam Een naam die een unieke aanduiding vormt van een object en is gebaseerd op relatieve DN-naam (Distinguished Name) voor het object plus de namen van containerobjecten en domeinen die het object bevatten. Met de DN-naam wordt zowel het object als zijn locatie in een structuur aangeduid. Elk object in Active Directory heeft een DN-naam. Een DN-naam kan er als volgt uitzien:

CN=MijnNaam,CN=Gebruikers,DC=Microsoft,DC=Com

Hiermee wordt het gebruikersobject MijnNaam in het domein microsoft.com aangeduid.

Zie ook: Active Directory; domein; object

DNS

Zie definitie voor: Domain Name System (DNS)

DNS Server Een service die verantwoordelijk is voor het onderhouden van informatie over een gedeelte van de DNS-database (Domain Name System). De service reageert op DNS-query's en lost deze op. De computer waarop deze service wordt uitgevoerd, wordt ook wel een DNS-server genoemd.

Zie ook: Domain Name System (DNS)

DNS-achtervoegsel Dit is voor DNS een tekenreeks die een domeinnaam voorstelt. Het DNS-achtervoegsel geeft aan waar een host zich bevindt ten opzichte van de DNS-hoofdmap in de DNS-hiërarchie. Een DNS-achtervoegsel is gewoonlijk het laatste gedeelte van een DNS-naam en wordt voorafgegaan door een of meer labels van de DNS-naam.

document Elk op zichzelf staand stuk werk dat is gemaakt met een toepassingsprogramma en waaraan tijdens het opslaan op schijf een unieke bestandsnaam wordt toegewezen, zodat u het document kunt terugvinden.

Zie ook: eigenschappencache; filter

doel De bestemming van een DFS-toegangspunt of -koppeling, die overeenkomt met een fysieke map die is gedeeld in het netwerk.

doeldocument Het document waarin een pakket of een gekoppeld of ingesloten object wordt ingevoegd. Bij een ingesloten object wordt dit ook wel het containerdocument genoemd

Zie ook: ingesloten object

dokken Een laptop of notebook-computer aansluiten op een basisstation.

Zie ook: basisstation; hot docking; loskoppelen

Domain Name System (DNS) Een hiërarchische, gedistribueerde database die toewijzingen van DNS-domeinnamen aan verschillende typen gegevens bevat, bijvoorbeeld IP-adressen. Met DNS kunt u naar computers en services zoeken aan de hand van gebruiksvriendelijke namen en kunt u eveneens andere informatie opvragen die is opgeslagen in de database.

Zie ook: domein; IP-adres; service; Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

domein Een groep computers die deel uitmaken van een netwerk en gebruikmaken van een gezamenlijke directorydatabase. Een domein wordt beheerd als een eenheid waarvoor gemeenschappelijke regels en procedures gelden. Elk domein heeft een unieke naam.

Een Active Directory-domein is een verzameling computers die is gedefinieerd door de beheerder van een Windows-netwerk. Deze computers hebben een gemeenschappelijke directorydatabase, beveiligingsbeleid en beveiligingsrelaties gemeen met andere domeinen. Een Active Directory-domein geeft toegang tot de gecentraliseerde gebruikers- en groepsaccounts die door de domeinbeheerder worden onderhouden. Een Active Directory-forest bestaat uit een of meer domeinen. Elk domein kan een of meer fysieke locaties omvatten.

Een DNS-domein is een structuur of een substructuur binnen de DNS-naamruimte. Namen van DNS-domeinen komen vaak overeen met die van Active Directory-domeinen. Verwar DNS-domeinen echter niet met Active Directory-domeinen.

Zie ook: Active Directory; Domain Name System (DNS)

domeinen op het hoogste niveau Domeinnamen die zich in de hiërarchie in de eerste laag van de domeinnaamruimte meteen onder de hoofdmap (.) van de DNS-naamruimte bevinden. Op het Internet worden domeinnamen van het hoogste niveau (ook 'topleveldomeinen'genoemd), zoals .com en .org, gebruikt voor het classificeren en toewijzen van domeinnamen van het tweede niveau, zoals microsoft.com, aan afzonderlijke organisaties en bedrijven, naargelang het doel van de organisatie of het bedrijf.

Zie ook: Domain Name System (DNS); domein; domeinen van het tweede niveau; domeinnaam; domeinnaamruimte; hoofdmap

domein van oorsprong De bovenliggende DNS-domeinnaam die wordt gebruikt om de bron van een zone of een bronrecord in een zone op te sporen. Deze naam wordt aan het einde van niet-gekwalificeerde of relatieve domeinnamen toegevoegd zodat een binnen de zone volledig gekwalificeerde domeinnaam (Fully Qualified Domain Name of FQDN) ontstaat. In DNS-beheer komt het domein van oorsprong overeen met de informatie die onder Zonenaam wordt weergegeven in de wizard Nieuwe zone, of met de naam die wordt weergegeven in het veld Naam van bovenliggend domein voor bronrecords die in de zone zijn gemaakt.

Zie ook: Domain Name System (DNS); domein; domeinnaam; Fully Qualified Domain Name (FQDN); relatieve naam; Resource Record (RR)

domeincontroller Een domeincontroller is in een Windows-domeinomgeving een computer waarop Active Directory wordt uitgevoerd en waarmee de toegang van gebruikers tot een netwerk wordt geregeld, zoals de aanmelding, verificatie en toegang tot de directory en gedeelde hulpbronnen.

Zie ook: Active Directory; gedeelde bron; verificatie

domeincontroller-locator (Locator) Een algoritme die wordt uitgevoerd in de context van de Net Logon-service en waarmee wordt gezocht naar domeincontrollers in een Windows 2000-netwerk. Er wordt naar domeincontrollers gezocht aan de hand van DNS-namen (voor IP/DNS-compatibele computers) of via NetBIOS-namen (voor computers met Windows 3.x, Windows for Workgroups, Windows NT 3.5 of hoger, Windows 95 of Windows 98 of in een netwerken waarin IP-transport niet beschikbaar is).

domein-DFS Een implementatie van DFS waarin topologische DFS-gegevens worden opgeslagen in Active Directory. Doordat deze gegevens beschikbaar worden gemaakt op meerdere domeincontrollers in het domein, biedt de domein-DFS fouttolerantie voor elk gedistribueerd bestandssysteem in het domein.

Zie ook: DFS-topologie; fouttolerantie

domeinen van het tweede niveau Domeinnamen die zich in de hiërarchie in de tweede laag van de domeinnaamruimte bevinden, direct onder de domeinnamen op het hoogste niveau zoals .com en .org. Wanneer DNS op het Internet wordt gebruikt, zijn domeinnamen van het tweede niveau namen als microsoft.com, die volgens hun hoogste classificatie worden geregistreerd en overgedragen naar afzonderlijke organisaties en bedrijven. De organisatie neemt vervolgens zelf de verantwoordelijkheid voor het parenting-beheer en de groei van de naam in aanvullende subdomeinen.

Zie ook: domeinen op het hoogste niveau; bovenliggend domein; Domain Name System (DNS); domeinnaam; naamruimte

domeingebonden groep Een beveiligings- of distributiegroep die universele groepen, globale groepen en accounts van elk domein in de domeinstructuur of -forest kan bevatten. Een domeingebonden groep kan ook andere domeingebonden groepen uit het eigen domein bevatten. Rechten en machtigingen kunnen alleen worden toegewezen in het domein dat de groep bevat.

Zie ook: beveiligingsgroep; distributiegroep; domeinstructuur; forest; globale groep; universele groep

domeinnaam De naam die door een beheerder is toegewezen aan een groep netwerkcomputers die samen een directory delen. Domeinnamen maken deel uit van de naamstructuur van DNS (Domain Name System) en bestaan uit een reeks door punten gescheiden naamlabels.

Zie ook: Domain Name System (DNS); domein; label; naamruimte

domeinnaamgevings-master De domeincontroller waarmee het toevoegen en verwijderen van domeinen in het forest wordt beheerd. Het forest kan te allen tijde maar één domeinnaamgevings-master bevatten.

Zie ook: domeincontroller; forest; multimaster-replicatie; operations-master; replicatie

domeinnaamruimte De databasestructuur die door DNS (Domain Name System) wordt gebruikt.

Zie ook: Domain Name System (DNS)

domeinstructuur In DNS, de omgekeerde hiërarchische boomstructuur die wordt gebruikt om domeinnamen te indexeren. Domeinstructuren zijn qua doel en opzet te vergelijken met de mapstructuren die worden gebruikt voor schijfopslag in computerarchiefsystemen.

Als er bijvoorbeeld een groot aantal bestanden is opgeslagen op een schijf, kunnen deze logisch worden gerangschikt in mappen. Als een domeinstructuur een of meer vertakkingen heeft, kunnen de domeinnamen die in de naamruimte worden gebruikt per vertakking in logische groepen worden ondergebracht.

In Active Directory, een hiërarchische structuur van een of meer domeinen die aan elkaar zijn gekoppeld door middel van transitieve, bidirectionele vertrouwensrelaties, die een aaneengesloten naamruimte vormt. Meerdere domeinstructuren kunnen tot hetzelfde forest behoren.

Zie ook: Active Directory; Domain Name System (DNS); domein; domeinnaam; forest; naamruimte; transitieve vertrouwensrelatie; tweerichtingsvertrouwensrelatie

Dots Per Inch (DPI) De standaard waarmee de resolutie van beeldschermen en printers wordt gemeten, uitgedrukt als het aantal punten dat een apparaat kan weergeven of afdrukken per inch. Hoe meer punten per inch, hoe beter de resolutie.

draadloze communicatie Communicatie tussen een computer en een andere computer of apparaat zonder gebruikmaking van draden. Bij de voorziening voor draadloze communicatie die deel uitmaakt van het Windows-besturingssysteem, worden gegevens verzonden via infrarood licht. Ook radiofrequenties, zoals gebruikt bij mobiele en draadloze telefoons, worden gebruikt voor draadloze communicatie.

Zie ook: infrarood (IR); infraroodapparaat; infraroodpoort

drain Bij Network Load Balancing, een opdracht waarmee de verwerking van nieuw netwerkverkeer wordt uitgeschakeld voor de regel waarvan het poortbereik de opgegeven poort bevat. Alle poorten die in de poortregel zijn opgegeven, worden hierdoor beïnvloed.

Zie ook: cluster; drainstop; poort; poortregel

drainstop Bij Network Load Balancing, een opdracht waarbij de verwerking van al het nieuwe netwerkverkeer op de opgegeven hosts wordt uitgeschakeld. De hosts schakelen vervolgens over op de drain-modus om bestaande verbindingen te voltooien.

Bij het drainen blijven hosts in de cluster en worden de clusterbewerkingen beëindigd wanneer er geen actieve verbindingen meer zijn. U stopt de drain-modus door de clustermodus expliciet te stoppen met de opdracht stop of de verwerking van nieuw netwerkverkeer opnieuw te starten met de opdracht start. Als u verbindingen van een specifieke poort wilt drainen, gebruikt u de opdracht drain.

Zie ook: drain; host

dual-boot Een computersysteem waarop twee verschillende besturingssystemen kunnen worden gestart.

Zie ook: multiple-boot; opstarten; opstartomgeving

duplex Een systeem waarbij gegevens via een communicatiekanaal in beide richtingen kunnen worden verzonden.

Zie ook: full-duplex; half-duplex

dvd-decoder Een hardware- of softwareonderdeel dat het mogelijk maakt via een dvd-station (Digital Video Disc) films weer te geven op het beeldscherm van de computer.

Zie ook: Digital Video Disc (DVD); dvd-station; hardwaredecoder; softwaredecoder

dvd-station Een apparaat voor schijfopslag waarop gebruik wordt gemaakt van dvd-technologie (Digital Video Disc). Een dvd-station kan zowel cd-rom's als dvd's lezen. Als u ook films op het beeldscherm wilt kunnen weergeven, moet u over een dvd-decoder beschikken.

Zie ook: Digital Video Disc (DVD); dvd-decoder

DWORD Een gegevenstype dat bestaat uit hexadecimale gegevens met een maximale toegewezen lengte van 4 bytes.

Dynamic Data Exchange (DDE) Een vorm van communicatie tussen processen (IPC of Interprocess Communication) die wordt geïmplementeerd in de Microsoft Windows-familie van besturingssystemen. Tussen programma's die DDE (Dynamic Data Exchange) ondersteunen, kunnen gegevens en opdrachten worden uitgewisseld.

Zie ook: Network DDE-service

Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP) Een TCP/IP-serviceprotocol dat dynamische uitgifte van configuratie van host-IP-adressen mogelijk maakt en waarmee andere configuratieparameters kunnen worden doorgegeven aan netwerkclients die hiervoor in aanmerking komen. DHCP is een veilige, betrouwbare en eenvoudige methode voor TCP/IP-netwerkconfiguratie, voorkomt adresconflicten en draagt bij tot een verantwoord gebruik van client-IP-adressen in het netwerk.

DHCP is gebaseerd op een client/server-model waarbij de DHCP-server wordt gebruikt om de IP-adressen centraal te beheren. Clients met DHCP-ondersteuning kunnen een IP-adres aanvragen bij een DHCP-server als onderdeel van de procedure voor aanmelding bij het netwerk.

Zie ook: IP-adres; lease; service; Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

Dynamic-Link Library (DLL) Een voorziening van het besturingssysteem waardoor uitvoerbare routines (meestal voor een bepaalde functie of set functies) afzonderlijk kunnen worden opgeslagen als bestanden met de extensie .dll. Deze routines worden alleen geladen wanneer het programma dat ze aanroept, ze nodig heeft.

Zie ook: bron-dll

dynamisch volume Een volume op een dynamische schijf. De volgende vijf typen dynamische volumes worden door Windows ondersteund: eenvoudig, spanned, striped, mirrored en RAID-5. Een dynamisch volume wordt geformatteerd met een bestandssysteem (zoals FAT of NTFS) en er wordt een stationsletter aan toegewezen.

Zie ook: basisschijf; dynamische schijf; eenvoudig volume; mirrored volume; RAID-5-volume; spanned volume; standaardvolume; volume

dynamische opslag Een opslagmethode in Windows waarmee de schijf en het volume kunnen worden beheerd zonder dat u het besturingssysteem opnieuw hoeft te starten.

Zie ook: basisopslag

dynamische schijf Een fysieke schijf die alleen toegankelijk is voor Windows 2000 en Windows XP. Dynamische schijven bieden voorzieningen die standaardschijven niet hebben, zoals ondersteuning voor volumes die meerdere schijven omvatten. Bij dynamische schijven worden gegevens over dynamische volumes op de schijf en andere dynamische schijven in de computer bijgehouden in een verborgen database. U converteert standaardschijven naar dynamische schijven met behulp van de module Schijfbeheer of het opdrachtregelprogramma DiskPart. Wanneer u een standaardschijf naar een dynamische schijf converteert, veranderen alle bestaande standaardvolumes in dynamische volumes.

Zie ook: actief volume; basisschijf; dynamisch volume; standaardvolume; volume

dynamische update Een bijgewerkte specificatie van de DNS-standaard (Domain Name System) waardoor hosts waarop naamgegevens worden opgeslagen in DNS, de mogelijkheid hebben hun records dynamisch te registreren en bij te werken in zones die worden onderhouden door DNS-servers die dynamische-updateberichten kunnen ontvangen en verwerken.

Zie ook: DNS Server; Domain Name System (DNS); host; zone

E
eenfunctietoets Een hulpmiddel dat mensen met een bewegingshandicap in staat stelt de computer te bedienen. Met behulp van een éénfunctietoets kunnen gebruikers een computer bedienen met kleine bewegingen van het lichaam.

eenmalige aanmelding Een proces waarbij een gebruiker met een domeinaccount zich maar eenmaal bij een netwerk hoeft aan te melden, met behulp van een wachtwoord of smartcard, om toegang te verkrijgen tot elke computer in het domein.

Zie ook: domein; smartcard

eenvoudig volume Een dynamisch volume dat bestaat uit schijfruimte op één dynamische schijf. Een eenvoudig volume kan bestaan uit één regio op een schijf, of uit meerdere regio's van dezelfde schijf die aan elkaar zijn gekoppeld. U kunt een eenvoudig volume uitbreiden binnen dezelfde schijf of er extra schijven aan toevoegen. Als u een eenvoudig volume uitbreidt over meerdere schijven, wordt het een zogenaamd spanned volume. U kunt eenvoudige volumes alleen op dynamische schijven maken. Eenvoudige volumes zijn niet fouttolerant, maar kunnen wel worden gespiegeld (in dat geval spreekt men van 'mirrored volumes').

Zie ook: dynamisch volume; dynamische schijf; fouttolerantie; mirrored volume; spanned volume; volume

Eenvoudige TCP/IP-services Vier TCP/IP-services: Character Generator, Daytime Discard, Echo en Quote of the Day.

Zie ook: service; Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

eenzijdige vertrouwensrelatie Een type vertrouwensrelatie waarin slechts één van de twee domeinen het andere domein vertrouwt. Als domein A bijvoorbeeld domein B vertrouwt, terwijl domein B domein A niet vertrouwt, zijn alle eenrichtingsvertrouwensrelaties niet-transitief.

Zie ook: transitieve vertrouwensrelatie; tweerichtingsvertrouwensrelatie

EFI

Zie definitie voor: Extensible Firmware Interface (EFI)

EFI-systeempartitie Op computers met een Itanium-processor is dit een gedeelte van een GPT-schijf (GUID Partition Table) die is geformatteerd met het FAT-bestandssysteem en die de bestanden bevat die nodig zijn voor het opstarten van de computer. Elke Itanium-computer moet over ten minste één GPT-schijf met een EFI-systeempartitie beschikken. De EFI-systeempartitie heeft dezelfde functie als het systeemvolume op x86-computers.

Zie ook: Extensible Firmware Interface (EFI); GUID Partition Table (GPT); Itanium; MSR-partitie (Microsoft Reserved); x86

eigenaar In een Windows-omgeving is dit degene die bepaalt hoe machtigingen voor objecten worden ingesteld en die andere gebruikers kan machtigen.

In de Macintosh-omgeving is een eigenaar de gebruiker die verantwoordelijk is voor het instellen van machtigingen voor een map op een server. Een Macintosh-gebruiker die een map op de server maakt, wordt automatisch de eigenaar van de map, en kan de eigendom vervolgens overdragen aan iemand anders. Ook elk voor de Macintosh toegankelijk volume op de server heeft een eigenaar.


eigenschap Een kenmerk of parameter van een object- of apparaatklasse. Voorbeelden van eigenschappen van Microsoft Word-bestanden zijn Grootte, Gemaakt en Tekens.

Zie ook: eigenschappencache; eigenschappenwaarde; tag

eigenschappencache Bij de Indexing-service wordt hiermee een bestand bedoeld waarin waarden voor documenteigenschappen worden bewaard.

Zie ook: document; eigenschap

eigenschappenwaarde Een specifiek kenmerk of een specifieke parameter die een eigenschap definieert. Zo kan een bepaald Microsoft Word-document bijvoorbeeld de volgende eigenschappenwaarden bevatten: Grootte = 10.000 bytes, Gemaakt = 2 januari 1999 en Tekens = 5.250.

Zie ook: eigenschap

Emulated Local Area Network (ELAN) Een logisch ATM-netwerk waarmee de services van een Ethernet- of Token Ring-LAN worden geëmuleerd.

Zie ook: Local Area Network (LAN)

Encrypting File System (EFS) Een voorziening in deze versie van Windows waarmee gebruikers bestanden en mappen op een NTFS-volume kunnen coderen om ze te beveiligen tegen indringers.

Zie ook: herstelagent; NTFS-bestandssysteem

energiebeheerschema Een groep vooraf ingestelde opties voor energiebeheer. U kunt bijvoorbeeld de periode instellen die moet verstrijken voordat de computer stand-by wordt gezet en voordat de monitor en de vaste schijf worden uitgeschakeld. U slaat deze instellingen op in een energiebeheerschema.

Enhanced Small Device Interface (ESDI) Een standaard die er bij vaste schijven, diskettestations en tapestations met hoge capaciteit voor zorgt dat deze apparaten met hoge snelheid kunnen communiceren met een computer.

EPS-bestand (Encapsulated PostScript) Een bestand dat wordt afgedrukt met de hoogst mogelijke resolutie die de printer ondersteunt. Een EPS-bestand kan sneller worden afgedrukt dan bestanden met andere grafische indelingen. In bepaalde grafische programma's onder Windows en andere besturingssystemen kunt u EPS-bestanden importeren.

Zie ook: PostScript

Ethernet Een IEEE 802.3-standaard voor netwerken op conflictbasis. Het Ethernet-protocol maakt gebruik van een bus- of stertopologie, waarbij het verkeer over de communicatielijnen wordt geregeld via een toegangsmethode die men CSMA/DC (Carrier Sense Multiple Access with Collision Detection) noemt. Netwerkknooppunten zijn aan elkaar gekoppeld via coaxkabels, glasvezelskabels of twisted-pair-kabels. Gegevens worden verzonden in frames met een variabele lengte. Deze frames bevatten de leverings- en besturingsgegevens en maximaal 1500 bytes aan gegevens. De basisbandoverdracht bij Ethernet bedraagt 10 megabits (10 miljoen bits) per seconde.

Event Log-service Een service waarmee gebeurtenissen worden vastgelegd in het systeem-, het beveiligings- en het toepassingslogboek. De Event Log-service is onderdeel van Logboeken.

Zie ook: gebeurtenis; Logboeken; service

exemplaar van prestatieobject In Systeemmonitor, een term die wordt gebruikt om onderscheid te maken tussen meerdere prestatieobjecten van hetzelfde type op een computer.

Zie ook: prestatieobject

expanded memory Een type geheugen dat aan IBM-pc's kan worden toegevoegd. Het gebruik van expanded memory wordt beschreven in de Expanded Memory Specification (EMS), waarbij geheugenkaarten worden ondersteund met RAM-geheugen dat via de software kan worden in- en uitgeschakeld.

Zie ook: extended memory

expliciete machtigingen Machtigingen voor een object die automatisch worden toegewezen wanneer het object wordt gemaakt of die uitdrukkelijk worden toegewezen of gewijzigd door de eigenaar van het object.

Zie ook: machtiging; object

extended memory Geheugen boven 1 MB op 80286-, 80386-, 80486- en Pentium-computers.

Zie ook: expanded memory

Extensible Authentication Protocol (EAP) Een uitbreiding van het PPP-protocol (Point-to-Point Protocol) waarmee willekeurige verificatiemechanismen kunnen worden ingezet voor de validatie van een PPP-verbinding.

Zie ook: CHAP (Challenge Handshake Authentication Protocol); Point-to-Point Protocol (PPP)

Extensible Firmware Interface (EFI) Bij computers met een Intel Itanium-processor is dit de interface tussen de firmware, de hardware en het besturingssysteem van de computer. Met EFI (Extensible Firmware Interface) wordt een nieuwe partitiestijl met de naam GPT (GUID Partition Table) gedefinieerd. EFI heeft dezelfde functie voor Itanium-computers als de BIOS op x86-computers. EFI beschikt echter over uitgebreide mogelijkheden om een compatibel besturingssysteem op een consistente manier te starten en om EFI-stuurprogramma's voor nieuwe startbare apparaten op een eenvoudige manier toe te voegen, zonder dat de firmware van de computer bijgewerkt hoeft te worden.

Zie ook: Basic Input/Output System (BIOS); GUID Partition Table (GPT); Itanium; x86

Extensible Markup Language (XML) Een meta-opmaaktaal voor het beschrijven van gestructureerde gegevens. Met behulp van XML kunt u inhoud preciezer structureren en kunt u gerichter zoeken op meerdere platforms. Daarnaast maakt XML een nieuwe generatie van op het web gebaseerde toepassingen voor het weergeven en bewerken van gegevens mogelijk.

extern beheer Het beheren van een computer door een beheerder die werkt op een andere computer die met de eerste computer is verbonden via een netwerk.

extern netwerknummer Een hexadecimaal getal van 4 bytes dat wordt gebruikt voor adresserings- en routeringsdoeleinden. Het externe netwerknummer is gekoppeld aan fysieke netwerkadapters en netwerken. Om met elkaar te kunnen communiceren moeten alle computers in hetzelfde netwerk die een bepaald frametype gebruiken, hetzelfde externe netwerknummer hebben. Alle externe netwerknummers moeten uniek zijn voor het IPX-internetwerk.

Zie ook: frametype; intern netwerknummer; Internetwork Packet Exchange (IPX)

externe computer Een computer waartoe u alleen toegang kunt krijgen via een communicatielijn of communicatieapparaat, zoals een netwerkkaart of een modem.

Externe opslag Een service voor gegevensbeheer die ervoor zorgt dat minder vaak gebruikte bestanden worden gemigreerd van lokale opslag naar externe opslag. Wanneer de gebruiker een gemigreerd bestand opent, wordt dit automatisch teruggehaald zonder dat de gebruiker daar iets van merkt.

externe toegang Onderdeel van de geïntegreerde Routering and RAS-service, die externe netwerktoegang mogelijk maakt voor thuiswerkers, mobiele werkers en systeembeheerders die servers in meerdere filialen bewaken en beheren. Gebruikers met een computer waarop Windows en Netwerkverbindingen worden uitgevoerd, kunnen inbellen om extern toegang te verkrijgen tot hun netwerken, zodat ze gebruik kunnen maken van services als het delen van bestanden en printers, elektronische post, planning en toegang tot SQL-databases.

Zie ook: antwoord; RAS-server; Serial Line Internet Protocol (SLIP); service

F
failback Het proces waarbij bronnen, hetzij individueel hetzij collectief, worden teruggeplaatst op het voorkeursknooppunt wanneer een knooppunt na een storing niet meer on line gebracht kan worden.

Zie ook: bron; failback-beleid

failback-beleid Parameters die een beheerder met Clusterbeheer kan instellen voor failback-bewerkingen.

Zie ook: Clusterbeheer; failback

failover Het proces waarbij brongroepen op het ene knooppunt off line worden gezet om vervolgens op een ander knooppunt weer on line te worden gezet. Wanneer een brongroep off line wordt gezet, worden alle bronnen die tot die groep behoren, ook off line gezet. De overgang naar de status off line en on line wordt uitgevoerd in een vooraf gedefinieerde volgorde. Bronnen die afhankelijk zijn van andere bronnen, worden eerder off line gezet en later on line gebracht dan de bronnen waarvan zij afhankelijk zijn.

Zie ook: bron; failover-beleid; failover-tijd; IIS Server Instance-bron; mogelijke eigenaars; off line

failover-beleid Parameters die een beheerder met Clusterbeheer kan instellen voor failover-bewerkingen.

Zie ook: Clusterbeheer; failover

failover-tijd De tijd die nodig is om de failover-procedure uit te voeren voor een bron, hetzij individueel hetzij collectief.

Zie ook: bron; failover

FAT

Zie definitie voor: File Allocation Table (FAT)

FAT32 Een afgeleide van het FAT-bestandssysteem (File Allocation Table). Hierbij worden kleinere clustergrootten en grotere volumes ondersteund dan bij het FAT-bestandssysteem, waardoor de ruimte op FAT32-volumes efficiënter kan worden benut.

Zie ook: File Allocation Table (FAT); NTFS-bestandssysteem; volume

Fax-service Een systeemservice die faxservices verleent aan lokale en externe netwerkclients. Voorbeelden van faxservices zijn: faxen ontvangen, documenten verzenden, berichten van de wizard Fax verzenden en e-mailberichten.

Zie ook: service

Federal Information Processing Standard 140-1 (FIPS 140-1) Een standaard genaamd Security Requirements for Cryptographic Modules. In FIPS 140-1 worden de overheidseisen vermeld waaraan modules voor hardware- of softwarematige codering moeten voldoen voor gebruik met vertrouwelijke, maar niet-geheime gegevens.

File Allocation Table (FAT) Een bestandssysteem op basis waarvan onder MS-DOS en andere Windows-besturingssystemen bestanden worden ingedeeld en beheerd. De bestandstoewijzingstabel of FAT (File Allocation Table) is een gegevensstructuur die in Windows wordt gemaakt wanneer u een volume formatteert met de bestandssystemen FAT of FAT32. In Windows worden gegevens over elk bestand opgeslagen in de FAT, zodat het bestand later weer kan worden teruggevonden.

Zie ook: bestandssysteem; FAT32; NTFS-bestandssysteem

File and Print Services voor Macintosh Een softwareonderdeel waarmee Macintosh-gebruikers toegang kunnen krijgen tot een computer waarop een willekeurige versie van Windows Server wordt uitgevoerd. Via de services van dit onderdeel kunnen pc- en Macintosh-gebruikers bestanden en bronnen delen, zoals printers in het AppleTalk-netwerk of printers die op de Windows-server zijn aangesloten.

File Control Block (FCB) Een klein geheugenblok dat tijdelijk door het besturingssysteem van een computer wordt gereserveerd om gegevens bij te houden over een bestand dat voor gebruik is geopend. Een FCB of bestandsbesturingsblok bevat normaal gesproken gegevens zoals de id van het bestand, de locatie van het bestand op de schijf en een pointer die de huidige (of laatste) positie van de gebruiker in het bestand aangeeft.

File Server for Macintosh Een service van AppleTalk-netwerkintegratie waarmee Macintosh-clients en pc-clients bestanden kunnen delen. File Server for Macintosh wordt ook wel MacFile genoemd.

Zie ook: service

File Transfer Protocol (FTP) Een TCP/IP-protocol waarmee bestanden van de ene computer naar de andere computer op het Internet worden gekopieerd. Beide computers moeten hun respectieve FTP-rol ondersteunen: de ene computer moet een FTP-client zijn en de andere een FTP-server.

Zie ook: Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

filter Bij de Indexing-service is dit de software waarmee informatie en eigenschappen worden uitgelezen uit een document met de bedoeling er een index van te maken.

Bij IPSec is dit een specificatie voor IP-verkeer die het mogelijk maakt onderhandelingen te starten over de beveiliging die moet worden gebruikt voor de overdracht van gegevens, op basis van de bron, de bestemming en het type IP-verkeer.

Zie ook: document; eigenschappenwaarde

filtermodus Bij Network Load Balancing is dit de methode waarbij netwerkverkeer dat een cluster binnenkomt via de hosts in die cluster worden verwerkt. Het netwerkverkeer kan via één server worden verwerkt, de taken kunnen gelijkmatig worden verdeeld over de hosts in de cluster of het netwerkverkeer kan volledig worden uitgeschakeld.

Zie ook: cluster; host; taakverdeling

Filtertoetsen Een toetsenbordvoorziening waarmee u korte of herhaalde toetsaanslagen kunt laten negeren. U kunt ook de herhaalsnelheid van het toetsenbord aanpassen. Dit is de snelheid waarmee een toets wordt herhaald wanneer u die ingedrukt houdt.

Zie ook: Muistoetsen; Plaktoetsen; Schakeltoetsen

firewall Een combinatie van hardware en software waarmee een netwerk kan worden beveiligd, meestal met als doel onrechtmatige toegang van buitenaf tot een intern netwerk of intranet te voorkomen. Een firewall verhindert de rechtstreekse communicatie tussen netwerk- en externe computers doordat de communicatie via een proxyserver buiten het netwerk wordt geleid. Op de proxyserver wordt vastgesteld of een bestand veilig aan het netwerk kan worden doorgegeven. Een firewall wordt ook een brandscherm genoemd.

forest Een verzameling van een of meer Windows-domeinen die een gemeenschappelijk schema, een gemeenschappelijke configuratie en een globale catalogus delen, en die via transitieve tweerichtingsvertrouwensrelaties met elkaar zijn verbonden.

Zie ook: domein; domeinstructuur; globale catalogus; schema; transitieve vertrouwensrelatie; tweerichtingsvertrouwensrelatie

formulier De fysieke kenmerken zoals het papierformaat (A4 of Letter) en de marges van het afdrukgebied van het papier of een ander afdrukmedium. Het formulier Letter heeft bijvoorbeeld standaard een formaat van 21,59 cm bij 27,94 cm. Hierbij is geen ruimte gereserveerd voor marges.

FORTEZZA Een familie van beveiligingsproducten, zoals PCMCIA-kaarten, compatibele seriële poortapparaten, combinatiekaarten (zoals FORTEZZA/Modem en FORTEZZA/Ethernet), serverkaarten en meer. FORTEZZA is een geregistreerd handelsmerk van National Security Agency.

foutopsporing Een techniek voor het detecteren van gegevensverlies tijdens de gegevensoverdracht. De software kan op die manier gegevens die verloren zijn gegaan, herstellen door de zendende computer te vragen de gegevens opnieuw te verzenden.

fouttolerantie De mogelijkheid van computerhardware of -software om de gegevensintegriteit veilig te stellen wanneer zich een hardwarestoring voordoet. Voorzieningen met fouttolerantie, zoals mirrored volumes, RAID-5-volumes en serverclusters, komen in veel serverbesturingssystemen voor.

Zie ook: cluster; mirrored volume; RAID-5-volume

fragmentatie De verspreiding van delen van hetzelfde bestand over verschillende gebieden van een schijf. Fragmentatie ontstaat door het verwijderen van oude bestanden en het toevoegen van nieuwe. Fragmentatie maakt de toegang tot de schijf trager en heeft een nadelige invloed op de algehele prestaties van schijfbewerkingen, hoewel meestal niet ernstig.

Zie ook: defragmentatie

frametype De manier waarop in een bepaald type netwerk, zoals Ethernet, gegevens worden ingedeeld voor verzending via een netwerk. Als er meerdere frametypen worden toegestaan bij een bepaald netwerk, zijn de pakketten verschillend gestructureerd en dus incompatibel. Om met elkaar te kunnen communiceren moeten alle computers in een netwerk hetzelfde frametype gebruiken. Het frametype wordt ook wel de frame-indeling genoemd.

Zie ook: pakket

Front-End Processor (FEP) Bij communicatie, een computer die zich tussen communicatielijnen en een hoofdcomputer (host) bevindt, en wordt gebruikt om de host te ontlasten van taken op het gebied van communicatie; wordt soms beschouwd als synoniem met communicatiecontroller. Een front-end processor houdt zich alleen bezig met de afhandeling van overgedragen informatie, met inbegrip van foutdetectie en besturing; ontvangst, overdracht en eventueel codering van berichten; en het beheer van de lijnen van en naar andere apparaten.

FTP (File Transfer Protocol)

Zie definitie voor: File Transfer Protocol (FTP)

Full Zone Transfer (AXFR) Het standaardquerytype voor het bijwerken en synchroniseren van zonegegevens wanneer de zone wordt gewijzigd. Dit wordt door alle DNS-servers ondersteund. Wanneer een DNS-query wordt uitgevoerd waarbij het querytype AXFR wordt gebruikt, wordt de gehele zone als antwoord gegeven.

Zie ook: DNS Server; zone

full-duplex Een systeem dat gegevens in beide richtingen tegelijk kan verzenden via een communicatiekanaal.

Zie ook: duplex; half-duplex

Fully Qualified Domain Name (FQDN) Een ondubbelzinnige DNS-domeinnaam die met absolute zekerheid de locatie in de structuur van de domeinnaamruimte aangeeft. Het verschil tussen volledig-gedefinieerde domeinnamen en relatieve namen is dat de eerste worden gevolgd door een punt (.), bijvoorbeeld host.voorbeeld.microsoft.com., om hun positie in het hoofdpad van de naamruimte aan te duiden.

Zie ook: Domain Name System (DNS); domeinnaam; naamruimte

fysieke schijfbron Een schijf op een clusteropslagapparaat. Fysieke schijven worden door een bron-dll ondersteund als clusterbronnen.

Zie ook: bron-dll

G
1) greep 2) ingang In de gebruikersinterface is dit een interface-element dat aan een object wordt toegevoegd, zodat u het object bijvoorbeeld kunt verplaatsen, vergroten of verkleinen, of de vorm ervan kunt wijzigen. Bij het programmeren is dit een pointer naar een pointer, met andere woorden, een token met behulp waarvan een programma de aangeduide bron kan benaderen.

gastaccount Een ingebouwde account waarmee een gebruiker zich kan aanmelden bij een computer met Windows, wanneer hij of zij geen account heeft op die computer of in het domein, of in een van de domeinen die door het domein van de computer worden vertrouwd.

Zie ook: domein

gateway Een apparaat dat is verbonden met meerdere fysieke TCP/IP-netwerken en dat wordt gebruikt voor het verzenden en afleveren van IP-pakketten tussen deze netwerken. Een gateway wordt aan een netwerk toegevoegd om een transportprotocol of een gegevensindeling (bijvoorbeeld IPX en IP) om te zetten in een ander transportprotocol of een andere gegevensindeling.

In de context van Novell NetWare-netwerken wordt een gateway ook wel een IP-router genoemd. De gateway fungeert dan als brug tussen het SMB-protocol (Server Message Block) dat voor Windows-netwerken wordt gebruikt, en het NCP-protocol (NetWare Core Protocol) dat voor NetWare-netwerken wordt gebruikt. Een gateway wordt ook wel een IP-router genoemd.


GDI-objecten Objecten uit de GDI-bibliotheek (Graphics Device Interface) van API's (Application Programming Interface) voor grafische uitvoerapparaten. In Taakbeheer, het aantal GDI-objecten dat momenteel door een proces wordt gebruikt.

Zie ook: Taakbeheer

gebeurtenis Elke gebeurtenis in het systeem of een toepassing waarvan gebruikers op de hoogte gesteld moeten worden of waarvoor een vermelding moet worden toegevoegd in een logboek.

gebied Aaneengesloten stukken opslagruimte op een schijf.

gebruiker Een persoon die een computer gebruikt. Als de computer is verbonden met een netwerk, heeft een gebruiker niet alleen toegang tot de programma's en bestanden op de computer, maar ook tot programma's en bestanden in het netwerk (afhankelijk van de accountbeperkingen die de netwerkbeheerder heeft ingesteld).

Gebruikers Een speciale groep die alle gebruikers bevat die gebruikersmachtigingen hebben op de server. Wanneer een Macintosh-gebruiker machtigingen toekent aan iedereen, worden deze machtigingen toegewezen aan de gebruikers en gasten van de groep.

Zie ook: groep; machtiging

gebruikersaccount Een record met alle informatie op basis waarvan een gebruiker van Windows wordt gedefinieerd. Dit zijn onder andere de gebruikersnaam en het wachtwoord waarmee de gebruiker zich aanmeldt, de groepen waarvan de gebruikersaccount lid is, en de rechten en machtigingen die de gebruiker heeft bij het gebruiken van de computer, het netwerk en de bijbehorende bronnen. Bij Windows XP Professional en lidservers worden gebruikersaccounts beheerd via Lokale gebruikers en groepen. Bij Windows Server-domeincontrollers worden gebruikersaccounts beheerd met Active Directory: gebruikers en computers.

Zie ook: Active Directory: gebruikers en computers; bron; gebruikersnaam; groep; machtiging; wachtwoord

gebruikersnaam Een unieke naam die een gebruikersaccount in Windows aanduidt. De gebruikersnaam van een account moet uniek zijn en mag dus niet overeenkomen met andere groepsnamen en gebruikersnamen in het eigen domein of de eigen werkgroep.

Zie ook: domein; gebruikersaccount; groepsnaam; werkgroep

gebruikersprofiel Een bestand dat configuratiegegevens voor een bepaalde gebruiker bevat, zoals bureaubladinstellingen, permanente netwerkverbindingen en toepassingsinstellingen. De voorkeuren van elke gebruiker worden opgeslagen in een gebruikersprofiel dat door Windows wordt gebruikt om het bureaublad te configureren wanneer die gebruiker zich aanmeldt.

gebruikersrechten Taken die een gebruiker mag uitvoeren op een computersysteem of domein. Er zijn twee typen gebruikersrechten: bevoegdheden en aanmeldingsrechten. Een voorbeeld van een bevoegdheid is het recht om het systeem af te sluiten. Een voorbeeld van een aanmeldingsrecht is het recht je lokaal aan te melden bij een computer. Beide typen worden door beheerders toegewezen aan individuele gebruikers of groepen als onderdeel van de beveiligingsinstellingen voor de computer.

Zie ook: beheerder; bevoegdheid; domein; groep

gebruikerswachtwoord Het wachtwoord dat in de account van elke gebruiker is opgeslagen. Elke gebruiker heeft gewoonlijk een uniek gebruikerswachtwoord, dat deze moet typen om toegang te verkrijgen tot een server.

Zie ook: gebruikersaccount; wachtwoord

gecodeerd wachtwoord Een versleuteld wachtwoord. Gecodeerde wachtwoorden zijn veiliger dan wachtwoorden die als gewone tekst worden verzonden. Deze kunnen namelijk worden onderschept met netwerk-sniffers.

Zie ook: codering

gedeelde bron Een apparaat, gegevens of programma dat door meerdere andere apparaten of programma's kan worden gebruikt. In Windows zijn gedeelde bronnen alle bronnen die beschikbaar zijn gesteld voor netwerkgebruikers, zoals mappen, bestanden, printers en named pipes. Een gedeelde bron kan ook een hulpbron op een server zijn die beschikbaar is voor netwerkgebruikers.

Zie ook: apparaat; bron; server

gedeelde map Een map op een andere computer die beschikbaar is gesteld voor andere gebruikers in het netwerk.

gedeelde printer Een printer die invoer ontvangt van meer dan één computer. Zo kan een printer die is aangesloten op een andere computer via het netwerk worden gedeeld zodat u de printer kunt gebruiken. Een gedeelde printer wordt ook een netwerkprinter genoemd.

Zie ook: printer

gegevensoverschrijdingsfout Een toestand waarin door de verzendende computer tekens sneller worden verzonden dan de ontvangende computer deze kan verwerken. Als dit probleem blijft optreden, moet u een lagere bps-snelheid (bits per seconde) opgeven.

Zie ook: bps (bits per seconde)

gegevenspakket Een gegevenseenheid die als een geheel van het ene naar het andere apparaat in een netwerk wordt verzonden.

geheugenadres Een gedeelte van het computergeheugen dat kan worden toegewezen aan een apparaat of gebruikt kan worden door een programma of het besturingssysteem. Aan apparaten wordt gewoonlijk een geheugengebied met een aantal adressen toegewezen.

Zie ook: apparaat

Geheugengebruik In Taakbeheer, de huidige werkset van een proces, in kilobytes. De huidige werkset is het aantal pagina's dat zich momenteel in het geheugen bevindt. De kolomkop op het tabblad Processen van Taakbeheer is Geheugengebruik.

Zie ook: Taakbeheer

gekoppeld object Een object dat in een document is ingevoegd, maar dat zich nog steeds in het bronbestand bevindt. Bij gekoppelde informatie wordt het nieuwe document automatisch bijgewerkt als de gegevens in het oorspronkelijke document worden gewijzigd. Dubbelklik op de gekoppelde gegevens als u deze wilt bewerken. De werkbalken en menu's van het oorspronkelijke programma worden nu weergegeven. Als het oorspronkelijke document op uw computer staat, worden de wijzigingen die u in de gekoppelde gegevens aanbrengt, ook in het oorspronkelijke document doorgevoerd.

Zie ook: brondocument; ingesloten object; OLE; pakket

gekoppeld station Een station dat is gekoppeld aan een lege map op een NTFS-volume. Gekoppelde stations werken op dezelfde manier als alle andere stations, maar krijgen een label of naam in plaats van een stationsletter. De naam van het gekoppelde station wordt omgezet in een volledig bestandssysteempad in plaats van alleen een stationsletter. Leden van de groep Administrators kunnen Schijfbeheer gebruiken om gekoppelde stations te maken of stationsletters opnieuw toe te wijzen.

Zie ook: laden; NTFS-bestandssysteem; station; volume

Geluidsbeschrijving Een voorziening die programma's die doorgaans informatie alleen via geluid overbrengen, in staat stelt deze informatie ook visueel over te dragen, bijvoorbeeld door middel van bijschriften of informatieve pictogrammen.

geluidsbestand Een geluidsbestand bevat informatie die onder Windows wordt gebruikt voor het afspelen van geluiden op de computer. Geluidsbestanden hebben de extensie .wav.

Geluidskaart Een uitbreidingskaart voor de pc waarmee u geluid kunt opnemen en afspelen.

Geluidswaarschuwing Een Windows-voorziening waarmee een visuele aanwijzing wordt gegeven wanneer er een systeemgeluid wordt afgespeeld door de computer. Het scherm of de titelbalk knippert dan bijvoorbeeld even.

geregistreerd bestandstype Bestandstypen die worden bijgehouden door het systeemregister en die worden herkend door de programma's die u op de computer hebt geïnstalleerd.

Zie ook: bestandstype

gespecialiseerde adapter De netwerkadapter waarlangs het netwerkverkeer wordt geleid dat geen verband houdt met clusterbewerkingen (het verkeer voor afzonderlijke hosts in het netwerk) als per host in een Network Load Balancing-cluster meerdere netwerkadapters worden gebruikt. Aan deze adapter wordt het specifieke IP-adres van de host toegewezen.

Zie ook: clusteradapter; IP-adres

gewenste zone De zone waarin u de AppleTalk-netwerkintegratie in het netwerk wilt weergeven.

Zie ook: standaardzone; zone

gewone tekst Gegevens die niet zijn gecodeerd. Gewone tekst wordt soms ook leesbare tekst of tekst zonder opmaak genoemd.

gezaghebbend In de DNS-context verwijst de term 'gezaghebbend'naar een DNS-server die als host fungeert voor een zone, of een zone met een naam of record. Wanneer een DNS-server is geconfigureerd als host voor een zone, wordt gezegd dat deze gezaghebbend is voor namen in deze zone of namen die in deze zone kunnen bestaan. Een DNS-server mag gezaghebbende reacties versturen in antwoord op DNS-query's waarvoor die server bevoegd is. Een zone is gezaghebbend voor een naam als de naam bestaat of zou kunnen bestaan binnen een zone. Een zone is gezaghebbend voor een record als de naam van eigenaar van de record bestaat of zou kunnen bestaan binnen een zone.

Zie ook: DNS Server; Domain Name System (DNS); domeinnaam; naamserver-bronrecord (NS); SOA-bronrecord (Start-Of-Authority); zone

gigabyte (GB) 1024 megabytes, wat in de regel wordt geïnterpreteerd als ca. 1 miljard bytes.

globale account Dit is in een Active Directory-netwerk een normale gebruikersaccount in het domein van een gebruiker. De meeste gebruikersaccounts zijn globale accounts. Als er in het netwerk meerdere domeinen zijn, kan elke gebruiker in het netwerk het beste maar één gebruikersaccount in slechts één domein hebben. De toegang van iedere gebruiker tot andere domeinen wordt bewerkstelligd via het instellen van domeinvertrouwensrelaties.

Zie ook: Active Directory; domein

globale catalogus Een domeincontroller die een gedeeltelijke replica van elk domein in de Active Directory bevat. Een globale catalogus bevat dus een replica van elk object in de Active Directory, met voor elk object een beperkt aantal kenmerken. In de globale catalogus worden de kenmerken opgeslagen die het vaakst worden gebruikt in zoekbewerkingen (zoals de voor- en achternaam van een gebruiker) en kenmerken aan de hand waarvan een volledige replica van het object kan worden opgezocht.

De globale catalogus wordt automatisch samengesteld via het replicatiesysteem van Active Directory. De gerepliceerde kenmerken in de globale catalogus bestaan uit een basisset die door Microsoft is gedefinieerd. Beheerders kunnen extra eigenschappen opgeven als dit voor een bepaalde installatie nodig is.

Zie ook: Active Directory; domeincontroller; kenmerk; replicatie

globale groep Een beveiligings- of distributiegroep waarvan gebruikers, groepen en computers uit het eigen domein lid kunnen zijn. Aan globale beveiligingsgroepen kunnen rechten en machtigingen worden verleend voor bronnen in een willekeurig domein in het forest. Globale groepen kunnen niet worden gemaakt of beheerd op computers met Windows XP Professional. Voor Windows XP Professional-computers die deel uitmaken van een domein, kunnen aan domeinglobale groepen wel rechten en machtigingen voor die werkstations worden toegewezen, en kunnen deze domeinglobale groepen wel worden toegevoegd als lid van lokale groepen op die werkstations.

Zie ook: gebruikersaccount; groep; lokale groep; machtiging

glue chasing Het versturen van vervolgquery's of achtereenvolgende lookup-query's voor het omzetten van glue-records in een zone naar andere externe DNS-servers die gezaghebbend zijn voor een afgeleide zone. Bij glue chasing worden naamserverbronrecords (NS) van gedelegeerde DNS-servers 'gepeild'(chased) of gevolgd. Hiertoe wordt door middel van opeenvolgende query's bepaald welke de host-adresbronrecords (A) behoren bij de servers die in de NS-records worden genoemd en worden server-IP-adressen opgevraagd.

Zie ook: adresbronrecord (A); DNS Server; glue-record; naamserver-bronrecord (NS); overdracht; zone

glue-record Een bronrecord voor gegevens die buiten de zone vallen met pointer-gegevens voor het zoeken van DNS-servers waaraan de bevoegdheid voor specifieke subdomeinen is overgedragen die zijn afgeleid van het domein van oorsprong van een zone. Met behulp van deze records worden zones 'aan elkaar gelijmd', waardoor bevoegdheden effectief kunnen worden overgedragen en een verwijspad wordt verschaft op basis waarvan andere DNS-servers bij het uitvoeren van een recursieve lookup-query een naam volledig kunnen omzetten.

Zie ook: DNS Server; domein van oorsprong; glue chasing; overdracht; Resource Record (RR); zone

goed verbonden Voldoende verbindingsmogelijkheden om het netwerk en Active Directory bruikbaar te maken voor clients in het netwerk. Wat er precies met 'goed verbonden'wordt bedoeld, hangt af van de eisen.

Zie ook: Active Directory

grafische modus Een weergavemodus waarin lijnen en tekens op het scherm pixel voor pixel worden getekend. In de grafische modus worden afbeeldingen weergegeven door afzonderlijke puntjes zo te groeperen dat er vormen ontstaan, zoals de pijlpunt van een muisaanwijzer. U kunt hiermee ook bekijken hoe de opmaak van tekens, bijvoorbeeld vet en cursief, er op papier zal uitzien.

groep Een verzameling gebruikers, computers, contactpersonen en andere groepen. Groepen kunnen worden gebruikt voor beveiligingsdoeleinden of als verzendlijsten voor de distributie van e-mail. Distributiegroepen worden alleen gebruikt voor e-mail. Beveiligingsgroepen worden zowel gebruikt om toegang tot hulpbronnen toe te kennen, als voor de verzending van e-mail.

Zie ook: domein; globale groep; lokale groep

groep met back-upmedia Een logische verzameling gegevensopslagmedia die is gereserveerd voor gebruik met Microsoft Windows Back-up. In Back-up wordt via Verwisselbare opslag de toegang tot bepaalde media in een wisselaar beheerd.

Zie ook: mediagroep; mediawisselaar; Removable Storage

groep met beschikbare media Een logische verzameling van niet-gebruikte gegevensopslagmedia die door toepassingen of andere mediagroepen kunnen worden gebruikt. Wanneer een toepassing media niet langer nodig heeft, worden deze teruggeplaatst in een groep met beschikbare media, zodat ze weer kunnen worden gebruikt.

Zie ook: mediagroep; Removable Storage

groep met importmedia Een logische verzameling gegevensopslagmedia die niet is opgenomen in de catalogus voor Verwisselbare opslag. Media in een importmediagroep moeten zo snel mogelijk worden gecatalogiseerd, zodat ze door een toepassing kunnen worden gebruikt.

Zie ook: mediagroep; Removable Storage

groepsaccount Een verzameling gebruikersaccounts. Door een gebruikersaccount toe te voegen aan een groep, geeft u de gebruiker in kwestie alle rechten en machtigingen die aan de groep zijn toegekend.

Zie ook: gebruikersaccount; groep

Groepsbeleid De MMC-module (Microsoft Management Console) waarmee groepsbeleidsobjecten kunnen worden bewerkt.

Zie ook: beleid; groepsbeleidsobject; Microsoft Management Console (MMC); module

groepsbeleidsobject Een verzameling instellingen voor Groepsbeleid. Groepsbeleidsobjecten zijn in feite de documenten die zijn gemaakt met de module Groepsbeleid, een hulpprogramma van Windows. Groepsbeleidsobjecten worden opgeslagen op domeinniveau en zijn van invloed op gebruikers en computers in sites, domeinen en organisatie-eenheden. Daarnaast wordt op elke Windows-computer precies één groep met instellingen lokaal opgeslagen. Dit wordt het lokale groepsbeleidsobject genoemd.

Zie ook: beleid; Groepsbeleid; object

groepslidmaatschappen De groepen waartoe een gebruikersaccount behoort. Machtigingen en rechten die aan een groep worden toegekend, gelden ook voor de leden daarvan. In de meeste gevallen bepalen de groepslidmaatschappen van de gebruikersaccount waarmee de gebruiker zich heeft aangemeld, welke acties een gebruiker in Windows kan uitvoeren.

Zie ook: gebruikersaccount; groep

groepsnaam Een unieke naam waarmee een lokale groep of een globale groep wordt aangeduid voor Windows. De naam van een groep mag niet identiek zijn aan een andere groepsnaam of gebruikersnaam in het eigen domein of op de computer.

Zie ook: globale groep; lokale groep

Grootte van virtueel geheugen In Taakbeheer, de hoeveelheid virtueel geheugen, of adresruimte, die aan een proces is toegewezen.

Zie ook: Taakbeheer; virtueel geheugen

GUID Partition Table (GPT) Een schema voor het maken schijfpartities dat wordt gebruikt door EFI (Extensible Firmware Interface) op Itanium-computers. GPT biedt meer voordelen voor het maken van partities dan MBR (Master Boot Record): GPT staat maximaal 128 partities per schijf toe, het ondersteunt volumes met een maximumgrootte van 18 exabytes, het staat primaire en back-uppartitietabellen voor overtolligheid toe en het ondersteunt unieke schijf- en partitie-id's (GUID's).

Zie ook: Extensible Firmware Interface (EFI); Itanium; Master Boot Record (MBR)

H
half-duplex Een systeem dat gegevens in slechts één richting tegelijk via een communicatiekanaal kan verzenden.

Zie ook: duplex; full-duplex

handschriftherkenning De mogelijkheid handgeschreven tekst te interpreteren en te converteren naar tekst die leesbaar is voor een computer. Met behulp van het programma voor handschriftherkenning kunt u tekst invoeren met een digitale pen of een ander apparaat voor handschriftinvoer in plaats van met het toetsenbord.

handshaking Een reeks signalen waarmee wordt bevestigd dat communicatie tussen computers of andere apparaten mogelijk is. Een hardware-handshake is een uitwisseling van signalen over bepaalde draden (anders dan de gegevensdraden) waarbij elk van de apparaten aangeeft of het gereed is om gegevens te verzenden of te ontvangen. Een software-handshake bestaat uit signalen die worden verzonden over dezelfde draden die worden gebruikt voor de overdracht van gegevens, zoals bij communicatie tussen modems via een telefoonlijn.

hardware De fysieke onderdelen van een computersysteem, inclusief eventuele randapparatuur zoals printers, modems en invoerapparaten.

hardwarecompressie Een functie van sommige tapeapparaten, waardoor de gegevens die op het apparaat worden opgeslagen automatisch worden gecomprimeerd. Dit is meestal een optie die in een back-upprogramma wordt in- of uitgeschakeld.

hardwareconfiguratie Broninstellingen die aan een bepaald apparaat zijn toegewezen. Elk apparaat in uw computer heeft een hardwareconfiguratie, die kan bestaan uit IRQ's, DMA, een I/O-poort of instellingen voor geheugenadressen.

Zie ook: apparaat; Direct Memory Access (DMA); geheugenadres; I/O-poort (Input/Output); IRQ-lijnen (Interrupt Request)

hardwaredecoder Een type dvd-decoder (Digital Video Disc) dat een dvd-station in staat stelt films weer te geven op het beeldscherm van uw computer. Een hardwaredecoder gebruikt alleen hardware voor het weergeven van films.

Zie ook: dvd-decoder; dvd-station; softwaredecoder

hardwareprofiel Gegevens die de configuratie en kenmerken van bepaalde computerapparatuur beschrijven. Deze gegevens kunnen worden gebruikt om computers te configureren voor het gebruiken van randapparaten.

Zie ook: apparaat

hardwaretype Een classificatie voor gelijksoortige apparaten. Zo is een imaging-apparaat een hardwaretype voor digitale camera's en scanners.

Zie ook: apparaat

hash Een resultaat met een vaste grootte dat wordt verkregen door een wiskundige eenrichtingsfunctie (ook wel een hash-algoritme genoemd) toe te passen op een willekeurige hoeveelheid gegevens. Als de invoergegevens worden gewijzigd, wordt de hash ook gewijzigd. De hash kan in veel bewerkingen worden gebruikt, zoals verificatie en digitaal ondertekenen. Een hash wordt ook wel een distributielijst genoemd.

Zie ook: hash-algoritme; verificatie

hash-algoritme Een algoritme die wordt gebruikt om een hash-waarde te genereren voor een blok gegevens, zoals een bericht of sessiesleutel. Bij een goede hash-algoritme kan een wijziging in de invoergegevens tot gevolg hebben dat elke bit in de resulterende hash-waarde wordt veranderd. Derhalve kunt u als u een hash-algoritme gebruikt snel zien of er veranderingen zijn opgetreden in een groot gegevensobject, zoals een bericht. Daarnaast is het bij een goede hash-algoritme computertechnisch onmogelijk twee onafhankelijke invoerreeksen te maken die dezelfde hash-code hebben. Voorbeelden van gangbare hash-algoritmen zijn MD2, MD4, MD5 en SHA-1. Hash-algoritmen worden ook wel hash-functies genoemd.

Zie ook: distributielijst; Hash-based Message Authentication Mode (HMAC); MD2; MD4; MD5; Secure Hash Algorithm (SHA-1)

Hash-based Message Authentication Mode (HMAC) Een mechanisme voor berichtverificatie dat gebruikmaakt van cryptografische hash-functies. HMAC kan met elke iteratieve cryptografische hash-functie worden gebruikt (bijvoorbeeld MD5 en SHA-1), in combinatie met een geheime gedeelde sleutel. De cryptografische sterkte van HMAC is afhankelijk van de eigenschappen van de onderliggende hash-functie.

Zie ook: hash-algoritme; MD5; Secure Hash Algorithm (SHA-1)

herstelagent Degene aan wie een certificaat met openbare sleutel is toegewezen met het oog op het herstellen van gebruikersgegevens die zijn gecodeerd met EFS (Encrypting File System).

Zie ook: certificaat; Encrypting File System (EFS); openbare sleutel

herstelbaar bericht Bij Message Queuing, een bericht dat kan worden hersteld ongeacht op welke computer zich een fout voordoet, maar waarvoor meer bronnen worden gebruikt en dat langzamer is dan een expres- of spoedbericht.

Zie ook: Message Queuing; spoedbericht

herstelbeleid Een type groepsbeleidsobject dat wordt gebruikt met EFS (Encrypting File System) en waarmee een of meer gebruikersaccounts kunnen worden aangewezen als herstelagent.

Zie ook: Encrypting File System (EFS); gebruikersaccount; groepsbeleidsobject; herstelagent; openbare sleutel

Herstelconsole Een opdrachtregelinterface met een beperkt aantal opdrachten waarmee de beheerder een computer kan herstellen.

Zie ook: NTFS-bestandssysteem

Herstelpunt Een weergave van een opgeslagen toestand van de computer. Herstelpunten worden op gezette tijden gemaakt door Systeemherstel. Ook wordt er herstelpunten gemaakt voordat wijzigingen in het systeem worden aangebracht. Daarnaast kunt u op elk gewenst moment zelf een herstelpunt maken.

hexadecimaal Een talstelsel met zestien als grondtal, voorgesteld door de cijfers 0 tot en met 9 en de letters (hoofd- of kleine) A (equivalent aan het decimale getal 10) tot en met F (equivalent aan het decimale getal 15).

histogram Een grafiek die bestaat uit horizontale of verticale balken, waarvan de lengte of hoogte de waarden van bepaalde gegevens voorstellen.

hoofddomein Een Windows NT 4.0-domein dat wordt gebruikt voor het beheren van gebruikers- en groepsaccounts in een netwerk met meerdere domeinen.

Zie ook: domein; gebruikersaccount; groepsaccount

hoofddomein Het begin van de DNS-naamruimte (Domain Name System). In Active Directory, het eerste domein in een Active Directory-structuur. Een hoofddomein is ook het eerste domein in een forest.

hoofdmap Het hoogste niveau in een hiërarchisch georganiseerde gegevensset. De hoofdmap wordt onderverdeeld in een aantal subsets die zich vertakken in logische eenheden, die weer worden opgedeeld in kleinere eenheden.

hoofdservers Gezaghebbende DNS-servers voor de hoofdmap van de naamruimte.

Zie ook: DNS Server; gezaghebbend; hoofdmap; naamruimte

Hoog contrast Een weergavefunctie waarmee het kleurenschema van programma's zo mogelijk wordt ingesteld op een schema met veel contrast om zo de leesbaarheid te verhogen.

host Een Windows-computer waarop een serverprogramma of een service wordt uitgevoerd die door netwerkclients of externe clients wordt gebruikt. Bij Network Load Balancing bestaat een cluster uit meerdere hosts die via een LAN (Local Area Network) zijn verbonden.

Zie ook: client; cluster; Local Area Network (LAN); server; service

host-naam De DNS-naam van een apparaat in een netwerk. Aan de hand van deze namen worden computers in het netwerk opgespoord. Een andere computer wordt pas gevonden, als de host-naam ervan in het bestand Hosts voorkomt of bekend is bij een DNS-server. Bij de meeste Windows-computers zijn de host-naam en de computernaam hetzelfde.

Zie ook: DNS Server; Domain Name System (DNS)

host-prioriteit Bij Network Load Balancing geeft dit aan dat de host voorrang heeft bij het afhandelen van standaardnetwerkverkeer voor TCP- en UDP-poorten. De host-prioriteit wordt gebruikt wanneer een host binnen de cluster off line gaat en bepaalt door welke host binnen de cluster de afhandeling van het netwerkverkeer wordt overgenomen.

Zie ook: cluster; host; User Datagram Protocol (UDP)

hot docking Het koppelen van een laptopcomputer aan een basisstation terwijl de computer aan staat. Hiebij worden de beeldweergave en andere functies van het basisstation automatisch geactiveerd.

Zie ook: basisstation; dokken; loskoppelen

HTTP

Zie definitie voor: Hypertext Transfer Protocol (HTTP)

hub Een gemeenschappelijk aansluitpunt voor apparaten in een netwerk. Een hub bevat meerdere poorten en wordt meestal gebruikt om de segmenten van een LAN (Local Area Network) aan elkaar te koppelen. Wanneer gegevens bij een van de poorten aankomen, worden ze naar de andere poorten gekopieerd, zodat ze in alle segmenten van het LAN worden 'gezien'.

Zie ook: Local Area Network (LAN); poort; switching hub

hubloze modus Een modus waarin de ATM ARP/MARS-service geen multicast- en broadcast-verkeer doorzendt voor clients in multicast-groepen. In deze modus retourneert de service in antwoord op aanvragen van clients een dynamische lijst van ATM-hosts die momenteel voor het multicast-groepsadres zijn geregistreerd. Aan de hand van deze lijst openen de clients hun eigen virtuele point-to-multipoint verbindingen met elk lid in de multicast-lijst.

Zie ook: hub-modus; Multicast Address Resolution Service (MARS); Multicast Server (MCS)

hub-modus Een modus waarin de ARP/MARS ATM-adressen uitgeeft aan clients die deze aanvragen, in de vorm van een MCS-lijstwaarde (Multicast Server). In deze modus treedt de ARP/MARS op als multicast-server, waarbij alle multicast- en broadcast-verkeer actief wordt doorgestuurd dat bestemd is voor IP-adressen uit de bereiken in de lijst.

Zie ook: Address Resolution Protocol (ARP); Asynchronous Transfer Mode (ATM); hubloze modus; IP-adres; Multicast Address Resolution Service (MARS); Multicast Server (MCS)

hubs trapsgewijs koppelen Een netwerkconfiguratie waarin hubs worden verbonden met andere hubs.

Zie ook: hub

hyperlink Gekleurde en onderstreepte tekst of een afbeelding waarop u klikt om een bestand, een locatie in een bestand, een HTML-pagina op het World Wide Web of een HTML-pagina op een intranet weer te geven. Via hyperlinks kunt u ook naar nieuwsgroepen en Gopher-, Telnet- en FTP-sites gaan.

In Windows-mappen zijn hyperlinks tekstkoppelingen die worden weergegeven in het linkerdeelvenster van de map. U kunt deze koppelingen gebruiken om taken uit te voeren, zoals het verplaatsen of kopiëren van een bestand, of om naar een andere locatie op de computer te gaan, zoals de map Mijn netwerklocaties of het Configuratiescherm.


Hypertext Markup Language (HTML) Een eenvoudige opmaaktaal voor het maken van hypertekstdocumenten die overdraagbaar zijn tussen verschillende platforms. HTML-bestanden zijn eenvoudige ASCII-tekstbestanden waarin codes (aangegeven met opmaak-tags) zijn opgenomen om opmaak en hypertekstkoppelingen aan te geven.

Zie ook: American Standard Code for Information Interchange (ASCII)

Hypertext Transfer Protocol (HTTP) Het protocol dat wordt gebruikt om informatie op het World Wide Web over te brengen. Een HTTP-adres (een type URL (Uniform Resource Locator)) heeft de volgende notatie: http://www.microsoft.com.

I
I/O-poort (Input/Output) Een kanaal waardoor gegevens worden overgedragen tussen een apparaat en de microprocessor. Voor de microprocessor ziet de poort eruit als een of meer geheugenadressen die gebruikt kunnen worden om gegevens te verzenden of te ontvangen.

Zie ook: apparaat; geheugenadres; poort

Iedereen (categorie) In de Macintosh-omgeving, een van de gebruikerscategorieën waaraan u machtigingen voor een map toewijst. Machtigingen die u aan iedereen verleent, gelden voor alle gebruikers van de server, inclusief gasten.

Zie ook: machtiging

IEEE 1394 Een standaard voor ultrasnelle seriële apparaten, zoals apparatuur voor bewerking van digitale video en audio.

Zie ook: apparaat

IEEE 1394-connector Een connectortype waarmee u ultrasnelle seriële apparaten kunt aansluiten. Een IEEE 1394-connector bevindt zich meestal aan de achterkant van de computer, in de buurt van de seriële of parallelle poort.

IEEE 1394-compatibele apparaten kunnen op de IEEE 1394-connector worden aangesloten terwijl de computer aan staat. Het apparaat wordt automatisch door Windows gevonden. Er wordt een bericht weergegeven zodra het apparaat klaar is voor gebruik. Het is ook mogelijk een apparaat te verwijderen terwijl de computer aan staat. Gebruik in dat geval echter eerst de wizard Hardware toevoegen om Windows te laten weten dat u op het punt staat het apparaat te verwijderen. Er wordt een bericht weergegeven zodra u het apparaat kunt loskoppelen van de computer.

De IEEE 1394-bus wordt voornamelijk gebruikt om high-end digitale videoapparaten en digitale audioapparaten op de computer aan te sluiten. Sommige vaste schijven, printers, scanners en DVD-stations kunnen echter ook via de IEEE 1394-connector op de computer worden aangesloten.


IIS Server Instance-bron Een manier van toewijzen van serverexemplaren die wordt toegepast in Internet Information Services (IIS) en WWW- en FTP-services ondersteunt. IIS-serverexemplaren worden door een bron-dll ondersteund als clusterbron. IIS Server Instance-bronnen kunnen afhankelijkheden hebben op IP-adresbronnen, netwerknaambronnen en fysieke-schijfbronnen. Failover voor toegangsgegevens van serverexemplaren is niet mogelijk.

Zie ook: afhankelijkheid; bron-dll; failover

in behandeling A toestand die betrekking heeft op een bron in een cluster die on line wordt gebracht of off line wordt gezet.

Zie ook: bron; off line; on line

in-addr.arpa-domein Een speciaal DNS-domein op het hoogste niveau dat is gereserveerd voor het omgekeerd toewijzen van IP-adressen aan DNS-host-namen.

Zie ook: domeinen op het hoogste niveau; Domain Name System (DNS); reverse lookup

inbelverbinding De verbinding met het netwerk als u een apparaat gebruikt dat via het telefoonnet werkt. Dit zijn bijvoorbeeld modems met een standaardtelefoonlijn, ISDN-kaarten met snelle ISDN-lijnen, of X.25-netwerken.

De meeste gebruikers gebruiken een of twee inbelverbindingen, bijvoorbeeld een voor het Internet en een voor het bedrijfsnetwerk. In een netwerk met meerdere servers kunnen meerdere netwerkmodems worden gebruikt voor ingewikkelder routeringschema's.

Zie ook: Integrated Services Digital Network (ISDN); modem (modulator/demodulator)

Incremental Zone Transfer (IXFR) Een alternatief querytype dat op sommige DNS-servers wordt gebruikt voor het bijwerken en synchroniseren van zonegegevens wanneer een zone wordt gewijzigd. Als incrementele zonetransfer tussen DNS-servers wordt ondersteund, hoeven op de servers alleen de incrementele wijzigingen van bronrecords tussen elke versie van de zone te worden bijgehouden en overgebracht.

Zie ook: DNS Server; secundaire master; zone; zoneoverdracht

incrementele back-up Een back-up waarbij alleen die bestanden worden gekopieerd die zijn gemaakt of gewijzigd sinds de laatste standaardback-up of incrementele back-up. De gekopieerde bestanden worden gemarkeerd als gekopieerd (het kenmerk Archief wordt dus gewist). Als u aan de hand van een combinatie van standaardback-ups en incrementele back-ups uw gegevens wilt terugzetten, hebt u de laatste standaardback-up en alle incrementele back-upsets nodig.

Zie ook: dagelijkse back-up; differentiële back-up; kopiëren (back-up); standaardback-up

indeling De structuur van een bestand aan de hand waarvan wordt bepaald hoe het bestand wordt opgeslagen, hoe het wordt weergegeven op het scherm en hoe het wordt afgedrukt. De indeling van een bestand wordt gewoonlijk aangegeven met de extensie. De extensie .txt na een bestandsnaam geeft bijvoorbeeld aan dat het bestand een tekstdocument is. De extensie .doc geeft aan dat het om een Word-document gaat.

Infrared Data Association (IrDA) De organisatie van fabrikanten van computers, onderdelen en telecommunicatieapparatuur, die de normen vaststelt voor infraroodcommunicatie tussen computers en randapparaten zoals printers.

Zie ook: infrarood (IR)

infrarood (IR) Licht met een kleinere golflengte dan rood. Hoewel dit licht door het menselijke oog niet kan worden waargenomen, kunnen infraroodzenders en -ontvangers infraroodsignalen zenden en ontvangen.

Zie ook: Infrared Data Association (IrDA); infraroodapparaat; infraroodpoort

infraroodapparaat Een computer, of een randapparaat zoals een printer, die kan communiceren via infrarood licht.

Zie ook: infrarood (IR)

infraroodbestandsoverdracht Draadloze bestandsoverdracht tussen een computer en een andere computer of apparaat door middel van infrarood licht.

Zie ook: infrarood (IR)

infraroodnetwerkverbinding Een directe of binnenkomende netwerkverbinding met een RAS-server via een infraroodpoort.

Zie ook: infraroodpoort

infraroodpoort Een optische poort op een computer die communicatie met andere computers of apparaten mogelijk maakt via infrarood licht. Hierbij worden dus geen kabels gebruikt. Sommige draagbare computers, printers en camera's beschikken over infraroodpoorten.

Zie ook: infrarood (IR); infraroodapparaat; poort

infrastructuur-master De domeincontroller die is toegewezen voor het updaten van verwijzigingen tussen groepen en gebruikers wanneer groepslidmaatschappen worden gewijzigd, en het repliceren van deze wijzigingen op andere domeincontrollers in het domein. Een domein kan te allen tijde maar één infrastructuur-master bevatten.

Zie ook: domeincontroller; multimaster-replicatie; operations-master

ingebouwde groepen De standaardbeveiligingsgroepen die met het besturingssysteem worden geïnstalleerd. Aan ingebouwde groepen zijn nuttige combinaties van bevoegdheden en ingebouwde mogelijkheden toegewezen.

In de meeste gevallen biedt een ingebouwde groep alle mogelijkheden die een bepaalde gebruiker nodig heeft. Als een gebruikersaccount van een domein bijvoorbeeld tot de ingebouwde groep Administrators behoort en de gebruiker zich met deze account aanmeldt, krijgt deze beheerdersbevoegdheden voor dat domein en de bijbehorende domeinservers. Als u aan een gebruikersaccount een bepaalde set bevoegdheden wilt toewijzen, neemt u deze account op in de desbetreffende ingebouwde groep.

Zie ook: groep

ingesloten object Gegevens die in een ander programma zijn gemaakt en die in uw document zijn geplakt. Ingesloten gegevens kunt u in het nieuwe document bewerken met behulp van de werkbalken en menu's van het oorspronkelijke programma.

Als u ingesloten gegevens wilt bewerken, dubbelklikt u erop, waarna ook de werkbalken en menu's worden weergegeven van het programma waarmee de gegevens zijn gemaakt. Ingesloten gegevens zijn niet gekoppeld aan het oorspronkelijke document. Als u gegevens op de ene plaats wijzigt, worden ze niet bijgewerkt op de andere plaats.

Zie ook: brondocument; OLE; pakket

ingesteld op terugbellen Een vorm van beveiliging waarbij de RAS-server gebruikers verifieert door hen terug te bellen op de nummers die de netwerkbeheer bij het instellen van de machtigingen voor deze gebruikers heeft opgegeven. Alleen een netwerkbeheerder kan een vooraf ingesteld terugbelnummer wijzigen. Op deze manier wordt voorkomen dat iemand het wachtwoord van een gebruiker leent en verbinding maakt met de server vanaf een andere locatie dan de normale locatie van de gebruiker.

Zie ook: RAS-server; terugbelnummer; Verbonden. Gebruiker geverifieerd.

initialiseren In Schijfbeheer is dit het proces waarbij een schijf of volume wordt opgespoord en er vervolgens een status (bijvoorbeeld 'In orde') en een type (bijvoorbeeld 'Dynamisch') aan worden toegekend.

Zie ook: basisschijf; dynamisch volume; dynamische schijf; standaardvolume

Inkt Een optie waarmee u handgeschreven tekst kunt invoeren. De handgeschreven tekst wordt hierbij niet geconverteerd naar getypte tekst, maar naar een object en precies zo weergegeven als u het hebt geschreven. Voorbeeld: hello.

Input Method Editor (IME) Programma's waarmee de duizenden verschillende tekens in de geschreven Aziatische talen kunnen worden ingevoerd met behulp van een standaardtoetsenbord met 101 toetsen. Een IME bestaat uit een engine die toetsaanslagen omzet in fonetische tekens en ideogrammen, en een woordenlijst van veelgebruikte ideografische woorden. Terwijl de gebruiker toetsaanslagen invoert, wordt met de IME-engine bepaald naar welk(e) teken(s) de toetsaanslagen moeten worden geconverteerd.

inschakelen Een apparaat activeren. Als een apparaat in de instellingen voor uw hardwareconfiguratie bijvoorbeeld is ingeschakeld, is het apparaat beschikbaar voor gebruik wanneer die hardwareconfiguratie door de computer wordt gebruikt.

Zie ook: hardwareconfiguratie; uitschakelen

installatie ongedaan maken Met betrekking tot software is dit het verwijderen van programmabestanden en -mappen van de vaste schijf en het verwijderen van de bijbehorende gegevens uit het register, waarna de software niet langer beschikbaar is.

Met betrekking tot een apparaat is dit het fysiek verwijderen van het apparaat van de computer, en het verwijderen van de bijbehorende apparaatstuurprogramma's van de vaste schijf.

Zie ook: apparaatstuurprogramma; installeren

installeren Met betrekking tot software is dit het toevoegen van programmabestanden en mappen aan de vaste schijf en het toevoegen van de bijbehorende gegevens aan het register, zodat de software naar behoren kan worden uitgevoerd. Installeren is dus iets anders dan upgraden, waarbij bestaande programmabestanden, mappen en registeringangen worden opgewaardeerd tot een recentere versie.

Met betrekking tot hardware is dit het fysiek aansluiten van een apparaat op de computer, het laden van apparaatstuurprogramma's en het configureren van apparaateigenschappen en -instellingen.

Zie ook: apparaatstuurprogramma; installatie ongedaan maken; register

Instellen Alle aangebrachte wijzigingen doorvoeren zonder het dialoogvenster te sluiten.

Integrated Device Electronics (IDE) Een type schijfstationinterface waarbij de besturingselektronica zich in het station zelf bevindt, zodat er geen aparte adapterkaart nodig is. IDE biedt bepaalde voordelen zoals look-ahead caching, dat de algehele prestaties ten goed komt.

Integrated Services Digital Network (ISDN) Een digitale telefoonlijn die een grotere bandbreedte biedt. ISDN is in Noord-Amerika normaal gesproken beschikbaar in twee vormen: BRI (Basic Rate Interface) bestaat uit 2 B-kanalen met een capaciteit van 64 kilobits per seconde (kbps) en een D-kanaal met een capaciteit van 16 kbps. PRI (Primary Rate Interface) bestaat uit 23 B-kanalen met een capaciteit van 64 kbps en een D-kanaal met een capaciteit van 64 kbps. Zowel op de locatie vanwaar wordt gebeld als op de locatie waarnaar wordt gebeld moet een ISDN-lijn worden geïnstalleerd door de telefoonmaatschappij.

Zie ook: B-kanaal; D-kanaal; kiezen via multilink-verbinding; Service Profile Identifier (SPID); type switch

intensiteit In Kleurbeheer de zuiverheid van de tint van een kleur, van grijs tot de zuivere kleur.

Zie ook: tint

interactief dialoogvenster Een dialoogvenster waarin de gebruiker iets moet doen. Voor tussenliggende apparaten zoals beveiligings-hosts is een dergelijk dialoogvenster vereist als een extra beveiligingslaag tussen de client en de RAS-server. De gebruiker moet bij dit type dialoogvenster een toegangscode of een gebruikersnaam en wachtwoord typen in het terminal-venster van RAS.

Zie ook: dialoogvenster; RAS-server; statisch dialoogvenster; tussenliggend apparaat

interactieve aanmelding Een aanmeldingsprocedure bij een netwerk via het toetsenbord van een computer. Hierbij typt de gebruiker gegevens in het dialoogvenster Aanmeldingsgegevens dat wordt weergegeven door het besturingssysteem van de computer.

interconnect Een particulier netwerk dat knooppunten in een cluster met elkaar verbindt.

Zie ook: cluster

intern netwerknummer Een hexadecimaal getal van 4 bytes dat wordt gebruikt voor adresserings- en routeringsdoeleinden. Het interne netwerknummer duidt een virtueel netwerk aan binnen een computer. Het interne netwerknummer moet uniek zijn voor het IPX-internetwerk. Het interne netwerknummer wordt ook virtueel netwerknummer genoemd.

Zie ook: extern netwerknummer; Internetwork Packet Exchange (IPX)

internationaal toegangsnummer De cijfers die voor het landnummer moeten worden gekozen om toegang te krijgen tot de internationale telefoondienst. Welke cijfers dat zijn, hangt af van het land of de regio van waaruit u een internationaal nummer belt. In Nederland is het internationale toegangsnummer 00. Als u vanuit Nederland naar Honduras (landnummer 504) wilt bellen, kiest u: (00) (504) (000) 000-0000

International Telecommunication Union - Telecommunication [Standardization Sector] (ITU-T) De afdeling van de ITU (International Telecommunication Union) die verantwoordelijk is voor standaards op het gebied van telecommunicatie. ITU-T vervangt het CCITT (Comite Consultatif International Telegraphique et Telephonique). Deze instelling is onder andere verantwoordelijk voor het standaardiseren van het ontwerp en de werking van modems, en het standaardiseren van protocollen voor netwerken en faxtransmissie. De ITU is een internationale organisatie waarin regeringen en de particuliere sector wereldwijde telecommmunicatienetwerken en -diensten coördineren.

internet iInternet. Twee of meer netwerksegmenten die met elkaar verbonden zijn door routers. Een andere term voor een internetwerk.

Internet. Een wereldwijd computernetwerk. Als u toegang hebt tot het Internet, kunt u informatie ophalen uit talloze bronnen, bijvoorbeeld van onderwijsinstellingen, overheidsinstanties, bedrijven en particulieren.

Zie ook: World Wide Web

Internet Control Message Protocol (ICMP) Een vereist TCP/IP-onderhoudsprotocol met behulp waarvan eenvoudige verbindingen tot stand kunnen worden gebracht en fouten kunnen worden gerapporteerd. Via het ICMP-protocol kunt u met het hulpprogramma Ping problemen met TCP/IP oplossen.

Zie ook: Internet Protocol (IP); protocol; Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

Internet Engineering Task Force (IETF) Een open gemeenschap van netwerkontwerpers, operators, leveranciers en onderzoekers die zich bezighouden met het ontwikkelen van Internet-architectuur en het vereenvoudigen van bewerkingen op het Internet. Het technische werk wordt uitgevoerd in werkgroepen die zijn onderverdeeld in doelgebieden (zoals routering, transport en beveiliging) en via mailinglijsten. De Internet-standaards worden ontwikkeld in IETF RFC's (Requests for Comments), een reeks opmerkingen waarin veel aspecten van gegevensverwerking en computercommunicatie aan bod komen en waarbij het accent ligt op netwerkprotocollen, programma's en begrippen.

Zie ook: Session Description Protocol (SDP); Subnet Bandwidth Management (SBM)

Internet Group Management Protocol (IGMP) Een protocol dat IP-hosts gebruiken om leden van hun multicast-groep aan te melden bij een onmiddellijk naburige multicast-router.

Zie ook: Internet Protocol-multicasting; protocol

Internet Information Services (IIS) Softwareservices die het onder meer mogelijk maken websites te maken, te configureren en te beheren. IIS-services omvatten NNTP (Network News Transfer Protocol), FTP (File Transfer Protocol) en SMTP (Simple Mail Transfer Protocol).

Zie ook: File Transfer Protocol (FTP); Network News Transfer Protocol (NNTP); Simple Mail Transfer Protocol (SMTP)

Internet Protocol (IP) Een routeerbaar TCP/IP-protocol dat verantwoordelijk is voor IP-adressering, routering en het fragmenteren en opnieuw samenstellen van IP-pakketten.

Zie ook: Compression Control Protocol (CCP); pakket; Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP); vrijwillige tunnel

Internet Protocol security (IPSec) Een set standaardbeveiligingsservices en -protocollen op basis van codering. IPSec biedt beveiliging voor de communicatie via alle TCP/IP-protocollen en Internet-communicatie op basis van L2TP.

Internet Protocol-multicasting De toepassing van de LAN-multicasting-technologie in een TCP/IP-netwerk. Hosts verzenden en ontvangen multicast-datagrammen. In de bestemmingsvelden van deze datagrammen zijn IP-host-groepadressen in plaats van afzonderlijke IP-adressen gedefinieerd. Via het IGMP-protocol (Internet Group Management Protocol) geeft een host aan dat deze lid is van een groep.

Zie ook: Internet Group Management Protocol (IGMP); Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

Internet-adres Een adres voor een bron op het Internet. Bij webbrowsers wordt dit adres gebruikt om Internet-bronnen te zoeken. Een Internet-adres begint meestal met een protocolnaam, gevolgd door de naam van de organisatie die de site beheert. Het achtervoegsel geeft aan om welk type organisatie het gaat. Het adres http://www.yale.edu/ biedt bijvoorbeeld de volgende informatie:
  • http: Op deze webserver wordt gebruik gemaakt van het HTTP-protocol (Hypertext Transfer Protocol).
  • www: Deze site bevindt zich op het World Wide Web.
  • edu: Dit is een onderwijsinstelling.
Een Internet-adres wordt ook wel een URL (Uniform Resource Locator) genoemd.

Zie ook: protocol; webserver

Internet-provider (ISP) Een bedrijf dat particulieren of bedrijven toegang geeft tot het Internet en het World Wide Web. Een ISP of Internet-provider verstrekt de gebruiker een telefoonnummer, een gebruikersnaam, een wachtwoord en andere verbindingsgegevens aan de hand waarvan een verbinding tot stand kan worden gebracht met de computer van de provider. Voor het gebruik van deze verbinding wordt door de Internet-provider meestal een maand- of uurtarief in rekening gebracht.

Zie ook: webserver

Internetwork Packet Exchange (IPX) Een NetWare-netwerkprotocol dat de adressering en routering van pakketten in en tussen LAN's regelt. IPX garandeert niet dat een bericht volledig is (geen verloren pakketten).

Zie ook: Compression Control Protocol (CCP); IPX/SPX; Local Area Network (LAN); Routing Information Protocol over IPX (RIPX)

interrupt Een verzoek om aandacht van de processor. Wanneer de processor een interrupt ontvangt, wordt de huidige bewerking onderbroken. De huidige toestand van de bewerking wordt opgeslagen en de besturing wordt overgedragen aan een speciale routine, de interrupt-handler, die de instructies bevat voor het afhandelen van de specifieke situatie die de interrupt heeft veroorzaakt.

Intersite Messaging Service (ISM) Een service die transportroutines voor het verzenden van asynchrone berichten tussen sites ondersteunt. De twee voornaamste taken van elke transportroutine zijn: verzenden/ontvangen en topologiequery's (bijvoorbeeld: welke sites worden door dit transport bediend en wat kost het?). De Intersite Messaging-services die bij Windows worden geleverd, zijn RPC en SMTP (e-mail).

Zie ook: Remote Procedure Call (RPC); service; Simple Mail Transfer Protocol (SMTP)

interval voor nieuwe poging Het aantal seconden dat een secundaire master van een zone na het verstrijken van het vernieuwingsinterval nodig heeft om te bepalen hoe vaak de bron met zonegegevens moet worden geraadpleegd om vast te stellen of de gerepliceerde zonegegevens moeten worden vernieuwd. U kunt dit interval instellen in de SOA-bronrecord (Start-Of-Authority) van elke zone.

Zie ook: replicatie; secundaire master; SOA-bronrecord (Start-Of-Authority); vernieuwingsinterval; zone

interval voor verloop Bij DNS is dit het aantal seconden op basis waarvan de DNS-server die als secundaire master voor een zone fungeert, bepaalt of zonegegevens moeten vervallen wanneer de zone niet wordt vernieuwd.

Zie ook: DNS Server; Domain Name System (DNS); secundaire master; zone

intranet Een netwerk binnen een organisatie-eenheid waarin gebruik wordt gemaakt van Internet-technologie en -protocollen. Dit netwerk is echter alleen beschikbaar voor bepaalde personen, bijvoorbeeld de werknemers van een bedrijf. Een intranet wordt ook wel een privé-netwerk of particulier netwerk genoemd.

invoegpunt De plaats waar tekst wordt ingevoegd wanneer u typt. Het invoegpunt wordt in een programmavenster of een dialoogvenster meestal weergegeven als een knipperend verticaal streepje.

invoertaal De taal waarin u wilt typen. Deze instelling wordt herkend door sommige programma's die voor Windows zijn ontworpen. Wanneer u een nieuwe invoertaal toevoegt, wordt er ook een toetsenbordindeling voor die taal toegevoegd.

IP-adres Een 32-bits adres dat een knooppunt in een IP-internetwerk aanduidt. Aan elk knooppunt in het IP-internetwerk moet een uniek IP-adres zijn toegewezen dat bestaat uit de netwerk-id en een unieke host-id. Dit adres wordt over het algemeen weergegeven als de decimale waarde van elk octet, gescheiden door een punt (bijvoorbeeld 192.168.7.27). In deze versie van Windows kunt u het IP-adres statisch configureren, of dynamisch via DHCP.

Zie ook: Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP); IP-adresbron; scope

IP-adresbron Een 32-bits nummer in decimale indeling met punten dat een IP-adres (Internet Protocol) voorstelt en dat als clusterbron wordt ondersteund door een bron-dll van Windows.

Zie ook: bron-dll; IP-adres

IPX/SPX In Novell NetWare gebruikte transportprotocollen, die samen overeenkomen met de combinatie van TCP en IP in de TCP/IP-protocolsuite. IPX wordt in Windows geïmplementeerd via NWLink.

Zie ook: Internetwork Packet Exchange (IPX); NWLink; Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

IRQ-lijnen (Interrupt Request) Hardwarelijnen waarover apparaten signalen kunnen zenden om aandacht te krijgen van de processor wanneer het apparaat gereed is om gegevens te accepteren of te verzenden. Elk apparaat moet een unieke IRQ-lijn hebben.

Zie ook: apparaat

ISA-uitbreidingssleuf Een aansluiting op de systeemkaart van een computer waarop een randapparaat kan worden aangesloten en die voldoet aan de ISA-norm (Industry Standard Architecture).

ISDN (Integrated Services Digital Network) Een snelle, digitale telefoonservice die de snelheid van uw verbinding met het Internet of het LAN (Local Area Network) aanzienlijk kan verhogen. ISDN kan werken met een snelheid van 128 kilobytes per seconde (kBps). Dit is vaak vijf keer sneller dan vele analoge modems.

ISP (Internet Service Provider)

Zie definitie voor: Internet-provider (ISP)

Itanium Een Intel-microprocessor waarbij gebruik wordt gemaakt van de EPIC-instructieset (Explicitly Parallel Instruction Computing) en 64-bits geheugenadressering.

J
jokerteken Een toetsenbordteken dat in zoekopdrachten een of meer andere tekens kan aanduiden. Het vraagteken (?) vertegenwoordigt één teken en het sterretje (*) vertegenwoordigt één of meer tekens.

K
kabelmodem Een apparaat waarmee u via de infrastructuur van de kabeltelevisie een breedbandverbinding met het Internet kunt opzetten. De toegangssnelheden lopen zeer uiteen. De maximale doorvoersnelheid is 10 megabits per seconde (Mbps).

kanaal Een pad of koppeling waarlangs gegevens (geen stuurgegevens) tussen twee apparaten wordt overgedragen. Bij een BRI-verbinding (Basic Rate Interface) is er bijvoorbeeld één fysieke verbinding, maar zijn er twee kanalen voor het uitwisselen van gegevens tussen apparaten. Dit wordt wel een draagkanaal genoemd: een kanaal voor de overdracht van gegevens.

Op het Internet is een kanaal een website die is bedoeld voor het bezorgen van informatie van het Internet naar uw computer. Het is dus een soort abonnement op een website.

Zie ook: actieve inhoud; B-kanaal; D-kanaal

kenmerk Voor bestanden zijn dit gegevens die aangeven of een bestand alleen kan worden gelezen, verborgen is, gereed is voor archivering (back-up), gecomprimeerd of gecodeerd is, en of de inhoud van het bestand moet worden geïndexeerd voor snelle zoekacties.

In Active Directory zijn dit de kenmerken van een object en het soort gegevens dat een object kan bevatten. Voor elke objectklasse wordt in het schema gedefinieerd welke kenmerken een exemplaar van de klasse moet hebben en welke extra kenmerken het exemplaar kan hebben.


kennisgevingslijst Een lijst die wordt bijgehouden op de primaire master-server voor een zone met andere DNS-servers die moeten worden gewaarschuwd wanneer er in de zone wijzigingen optreden. De kennisgevingslijst bevat IP-adressen voor DNS-servers die zijn geconfigureerd als secundaire master-servers voor de zone. Wanneer de servers in de lijst op de hoogte worden gesteld van een wijziging in de zone, wordt er vanaf deze server een zoneoverdracht geopend met een andere DNS-server en wordt de zone vervolgens bijgewerkt.

Zie ook: DNS Server; primaire master; secundaire master; zone; zoneoverdracht

Kerberos V5-verificatieprotocol Een verificatiemechanisme waarmee de id van een gebruiker of host wordt geverifieerd. Het Kerberos V5-verificatieprotocol is de standaardverificatieservice voor Windows 2000. Het Kerberos-protocol wordt door IPSec (Internet Protocol Security) en de QoS Admission Control-service gebruikt voor verificatiedoeleinden.

Zie ook: Key Distribution Center (KDC); realm; serviceticket; Ticket-Granting Service (TGS); Ticket-Granting Ticket (TGT)

kernel De kern van gelaagde architectuur waarmee de meeste basisbewerkingen van het besturingssysteem en de processor van de computer worden bestuurd. Verschillende blokken uitvoerbare code, genaamd threads, worden door de kernel zo gepland dat de processor zo efficiënt mogelijk wordt belast. De kernel kan ook meerdere processors coördineren ter optimalisering van de prestaties. Daarnaast worden activiteiten tussen subcomponenten op Executive-niveau, zoals I/O-beheer en Procesbeheer, gesynchroniseerd en worden hardware-uitzonderingen en andere hardwareafhankelijke functies door de kernel beheerd. De kernel werkt nauw samen met de HAL (Hardware Abstraction Layer).

Key Distribution Center (KDC) Een netwerkservice waarmee de sessietickets en tijdelijke sessiesleutels worden verstrekt die worden gebruikt in het Kerberos V5-verificatieprotocol. In Windows 2000 en Windows XP wordt KDC op alle domeincontrollers uitgevoerd als een beschermd proces.

Zie ook: Kerberos V5-verificatieprotocol; Ticket-Granting Service (TGS); Ticket-Granting Ticket (TGT)

kieslocatie Het landnummer, netnummer en specifieke regels voor het kiezen van nummers voor de plaats van waaruit u belt. Als u eenmaal een kieslocatie hebt gemaakt, kunt u deze selecteren zodat de bijbehorende kiesregels worden toegepast op al uw gesprekken. U kunt van kieslocatie veranderen door een nieuwe locatie te selecteren of te maken.

kiezen via multilink-verbinding De combinatie van de bandbreedte van meerdere fysieke communicatieverbindingen tot één logische verbinding om de RAS-bandbreedte en doorvoer te verhogen via RAS Multilink. Multilink is gebaseerd op RFC 1990 van de IETF (Internet Engineering Task Force) en wordt gebruikt om analoge-modempaden, ISDN B-kanalen en gemengde analoge en digitale communicatieverbindingen op zowel clientcomputer als servercomputer te combineren. Dit verhoogt de snelheid van Internet- en intranetverbindingen, en vermindert de tijd dat u verbinding hebt met een externe computer.

Zie ook: bandbreedte; B-kanaal; Integrated Services Digital Network (ISDN)

kleurbeheer Het proces waarbij accurate, consistente kleuren worden geproduceerd op uiteenlopende invoer- en uitvoerapparaten. Een kleurbeheersysteem (CMS of Color Management System) vergelijkt de kleuren van verschillende apparaten zoals scanners, beeldschermen en printers, converteert kleuren van de ene kleurruimte naar de andere (bijvoorbeeld van RGB naar CMYK) en zorgt voor een accurate weergave van scherm- en afdrukvoorbeelden.

Zie ook: CMYK-kleurruimte; RGB-kleurruimte

kleurdiepte Dit is het aantal kleuren per pixel dat door de monitor en de videoadapter wordt ondersteund.

kleurengamma Het bereik aan kleuren dat een bepaald apparaat kan produceren. Apparaten zoals scanners, beeldschermen of printers kunnen een uniek kleurbereik produceren, dat wordt bepaald door de kenmerken van het apparaat zelf.

Zie ook: kleurprofiel; opbouwprincipe

kleurprofiel Een profiel dat de gegevens bevat die nodig zijn voor het omzetten van de waarden van een kleurengamma. Deze gegevens bevatten informatie over kleur, tint, intensiteit en helderheid.

Zie ook: intensiteit; kleurengamma; tint

kleurruimte Een set van drie waarden die samen bepalen hoe een kleur kan worden voorgesteld op computerapparaten zoals beeldschermen, scanners en printers. Zo worden in de LAB-kleuruimte de termen luminantie of witheid (L), rood-groenheid (A) en geel-blauwheid (B) gebruikt, in het HVC-systeem de termen tint (H, van 'hue'), waarde (V, van 'value') en chrominantie (C). De term kleurruimte verwijst naar de driedimensionale ruimte die wordt gedefinieerd door de desbetreffende waarden, zoals L, A en B.

Zie ook: CMYK-kleurruimte; kleurruimte; RGB-kleurruimte

klikken met de rechtermuisknop De muisaanwijzer op een object plaatsen en de secundaire (rechter)muisknop indrukken en loslaten. Gebruikers die de muisknoppen softwarematig hebben verwisseld, moeten de linkermuisknop indrukken en loslaten. Wanneer u met de rechtermuisknop klikt, wordt er een snelmenu met veelgebruikte opdrachten weergegeven. De opdrachten in dit menu zijn afhankelijk van de plaats waar u met de rechtermuisknop klikt.

knipsel Een bestand dat wordt gemaakt wanneer u een gedeelte van een document naar het bureaublad sleept.

kopiëren (back-up) Een back-up waarbij alle geselecteerde bestanden worden gekopieerd, maar niet wordt aangegeven dat er een reservekopie van de bestanden is gemaakt (met andere woorden: het kenmerk Archief wordt niet verwijderd). Kopiëren komt van pas als u een reservekopie van bestanden wilt maken en geen standaardback-up, maar ook geen incrementele back-up wilt maken. Het voordeel van deze methode is dat bij kopiëren (back-up) de andere typen back-up niet worden beïnvloed.

Zie ook: dagelijkse back-up; differentiële back-up; incrementele back-up; standaardback-up

koppelingspunt Een fysieke locatie op een vaste schijf die verwijst naar gegevens op een andere locatie op uw vaste schijf of op een ander opslagapparaat. Koppelingspunten worden gemaakt wanneer u een gekoppeld station maakt. U kunt ook een koppelingspunt maken met de opdracht linkd.

Zie ook: gekoppeld station

kosten van routeringskoppeling Bij Message Queuing, een getal dat wordt gebruikt om te bepalen welke route berichten kunnen volgen tussen twee sites. Dit getal vertegenwoordigt de relatieve kosten van communicatie via een koppeling. De routeringskoppelingskosten van een routeringskoppeling bedragen standaard 1. Wijzig deze waarde alleen als u meerdere routeringskoppelingen hebt tussen twee sites en u berichten altijd via een bepaalde koppeling wilt routeren.

Zie ook: Message Queuing; routeringskoppeling

kruisverwijzingsobject Objecten waarin Active Directory gegevens opslaat over Active Directory-partities en externe directoryservices. Een voorbeeld van een externe directoryservice is een andere LDAP-compatibele directory.

Zie ook: Active Directory; directorypartitie; Lightweight Directory Access Protocol (LDAP)

L
L2TP (Layer 2 Tunneling Protocol) Een standaardprotocol voor Internet-tunneling. In tegenstelling tot het PPTP-protocol (Point-to-Point Tunneling Protocol), vereist L2TP geen IP-connectiviteit tussen het clientwerkstation en de server. Voor L2TP is alleen een tunnelmedium met pakket-georiënteerde point-to-point connectiviteit nodig. Het protocol kan worden gebruikt via media als ATM, Frame Relay en X.25. L2TP biedt dezelfde functionaliteit als PPTP. L2TP is gebaseerd op L2F (Layer 2 Forwarding) en PPTP, en stelt clients in staat tunnels op te zetten via tussenliggende netwerken.

Zie ook: Asynchronous Transfer Mode (ATM); Internet Protocol (IP); Point-to-Point Tunneling Protocol (PPTP); tunnel

laadbare lettertypen Een set tekens die op schijf is opgeslagen en die naar het geheugen van een printer wordt gezonden (geladen) wanneer het lettertype in kwestie nodig is voor het afdrukken van een document. Laadbare lettertypen worden het meest gebruikt bij laserprinters en andere paginaprinters, hoewel sommige ook met matrixprinters kunnen worden gebruikt. Laadbare lettertypen worden ook laadbare fonts of soft fonts genoemd.

Zie ook: lettertype; lettertypecassette; PostScript-lettertypen

label Elk gedeelte van een volledige DNS-domeinnaam dat een knooppunt vertegenwoordigt in de structuur van de domeinnaamruimte. Een domeinnaam bestaat uit een opeenvolgende reeks labels. De DNS-domeinnaam example.microsoft.com is bijvoorbeeld samengesteld uit drie labels: example, microsoft en com. Elk label in een DNS-naam mag niet langer zijn dan 63 bytes.

Zie ook: Domain Name System (DNS); domeinnaam

laden Een verwisselbare tape of schijf in een station plaatsen.

Zie ook: gekoppeld station; mediawisselaar; ontkoppelen

LAN Emulation (LANE) Een set protocollen waarmee u bestaande Ethernet- en Token Ring-LAN-services kunt toepassen op een ATM-netwerk. Met LANE kunt u een verbinding tot stand brengen tussen stations die zijn aangesloten op LAN en ATM.

Zie ook: Asynchronous Transfer Mode (ATM); Local Area Network (LAN); protocol

LAN Emulation Client (LEC) Een LAN-emulatieclient is de client in een ELAN die wordt gebruikt voor het doorsturen van gegevens, het omzetten van adressen en andere stuurfuncties. De LEC bevindt zich op eindstations in een ELAN.

Zie ook: client; Emulated Local Area Network (ELAN); LAN Emulation (LANE)

LAN Emulation Configuration Server Deze service zorgt ervoor dat afzonderlijke LANE-clients (Local Area Network Emulation) worden toegewezen aan bepaalde ELAN's (Emulated Local Area Network) door deze door te sturen naar de LAN-emulatieserver (LES).

Zie ook: Emulated Local Area Network (ELAN); LAN Emulation (LANE); LAN Emulation Server (LES); service

LAN Emulation Server (LES) Het centrale besturingspunt voor een ELAN (Emulated Local Area Network). De LAN-emulatieserver verschaft LANE-clients toegang tot het ELAN-netwerk en zorgt daarnaast voor het omzetten van LAN-adressen in ATM-adressen.

Zie ook: Asynchronous Transfer Mode (ATM); Emulated Local Area Network (ELAN); LAN Emulation (LANE)

lange naam Een mapnaam of bestandsnaam die langer is dan de standaardlengte van 8.3-bestandsnamen (maximaal 8 tekens gevolgd door een punt en een extensie van maximaal 3 tekens) van het FAT-bestandssysteem. In deze versie van Windows worden lange namen met een maximumlengte van 255 tekens ondersteund.

In een Macintosh-omgeving kunnen gebruikers lange bestandsnamen toewijzen aan bestanden en mappen op de server. Met AppleTalk-netwerkintegratie kunnen er tijdens het maken van volumes die toegankelijk zijn voor Macintosh ook lange namen worden toegewezen aan die volumes. Lange namen van bestanden en mappen worden in deze versie van Windows automatisch omgezet in 8.3-namen voor gebruikers van MS-DOS en Windows 3.x.

Zie ook: File Allocation Table (FAT); MS-DOS (Microsoft Disk Operating System)

latentie Bij Active Directory-replicatie is dit de tijdspanne tussen het moment waarop een update wordt uitgevoerd voor een bepaalde replica en het moment waarop deze voor een andere replica wordt uitgevoerd. Latentie wordt soms ook 'propagation delay'(tijdverschil tussen ontvangst en doorgave) genoemd.

Zie ook: Active Directory; replica; replicatie

LCD (Liquid Crystal Display)

Zie definitie voor: Liquid Crystal Display (LCD)

LDAP Data Interchange Format (LDIF) Bestanden met LDAP-instructies voor het wijzigen van mapgegevens. Voordat de LDAP-opdrachten in een LDIF-bestand worden uitgevoerd, kunnen ze worden gelezen en eventueel aangepast, hetgeen optimalisatie mogelijk maakt.

Zie ook: Lightweight Directory Access Protocol (LDAP)

lease De periode gedurende welke een DHCP-client een dynamisch toegewezen IP-adresconfiguratie kan gebruiken. De client moet de lease vernieuwen of een nieuwe lease aanvragen met DHCP voordat de leasetijd is verstreken.

Zie ook: Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP); IP-adres

lettertype Een grafisch ontwerp dat wordt toegepast op een verzameling letters, cijfers en symbolen. Bij een lettertype worden doorgaans ook andere kenmerken beschreven, zoals tekengrootte, spatiëring en tekenbreedte.

Zie ook: OpenType-lettertypen; PostScript-lettertypen; schermlettertypen; Type 1-lettertypen

lettertypecassette Een cassette die in sommige printers kan worden geplaatst en die lettertypen van verschillende soorten en grootten kan bevatten. Net als bij laadbare lettertypen kunnen printers met lettertypecassettes tekens afdrukken in andere grootten en soorten dan mogelijk is met de ingebouwde lettertypen.

Zie ook: laadbare lettertypen; lettertype

Lightweight Directory Access Protocol (LDAP) Het primaire toegangsprotocol voor Active Directory. Lightweight Directory Access Protocol (LDAP) versie 3 wordt gedefinieerd in een set Proposed Standard-documenten in RFC 2251 van de IETF (Internet Engineering Task Force).

Zie ook: Active Directory; Internet Engineering Task Force (IETF); protocol

limiet Bij Procesbeheer is dit het maximum aantal actieve processen in een procesgroep. U kunt deze instelling opgeven in de module Procesbeheer.

Line Printer Daemon (LPD) Een service op de afdrukserver die documenten (afdruktaken) ontvangt van LPR-hulpprogramma's (Line Printer Remote) op clientsystemen.

Zie ook: afdrukserver; afdruktaak; Line Printer Remote (LPR); service

Line Printer Remote (LPR) Een connectiviteitsprogramma dat op clientsystemen wordt uitgevoerd en dat wordt gebruikt om bestanden af te drukken via een LPD-server.

Zie ook: Line Printer Daemon (LPD)

Link Control Protocol (LCP) Een PPP-besturingsprotocol dat wordt gebruikt om te onderhandelen over koppelings- en PPP-parameters voor het dynamisch configureren van de data-link-laag van een PPP-verbinding.

Liquid Crystal Display (LCD) Een type scherm dat wordt gebruikt in digitale horloges en veel draagbare computers. LCD-schermen bestaan uit twee lagen polariserend materiaal met daartussen een oplossing van vloeibare kristallen. Wanneer door de vloeistof een elektrische stroom wordt geleid, worden de kristallen zo geordend dat ze geen licht doorlaten. Elke kristal fungeert dus als een sluiter die wel of geen licht doorlaat.

Local Area Network (LAN) Een communicatienetwerk dat een groep computers, printers en andere apparaten binnen een relatief beperkt gebied, bijvoorbeeld een gebouw, met elkaar verbindt. Via een LAN kan een aangesloten apparaat communiceren met een willekeurig ander apparaat in het netwerk.

Zie ook: NetBIOS Extended User Interface (NetBEUI); Network Basic Input/Output System (NetBIOS); Virtual Local Area Network (VLAN); werkgroep

logboekbestand Een bestand waarin berichten worden opgeslagen die door een toepassing, service of besturingssysteem worden gegenereerd. Met behulp van deze berichten kan worden nagegaan welke bewerkingen zijn uitgevoerd. Zo worden op webservers logboekbestanden bijgehouden waarin alle aanvragen worden vermeld die de server ontvangt. Logboekbestanden zijn meestal ASCII-bestanden (tekst zonder opmaak) en hebben vaak de extensie .log.

Bij Back-up, een bestand waarin de datum wordt vastgelegd waarop de tapes zijn gemaakt, en de namen van bestanden en mappen waarvan een reservekopie is gemaakt of die zijn teruggezet. Ook de Performance Logs and Alerts-service maakt logboekbestanden.

Zie ook: American Standard Code for Information Interchange (ASCII); service

Logboeken Hiermee kunt u gebeurtenislogboeken bekijken en beheren, informatie over hardware- en softwareproblemen verzamelen en beveilingsgebeurtenissen controleren. In Logboeken worden logboeken over programma-, beveiligings- en systeemgebeurtenissen bijgehouden.

Zie ook: gebeurtenis; logboekregistratie van gebeurtenissen

logboekquotum Bij Message Queuing, een eigenschap die de cumulatieve limiet aangeeft voor logboekberichten in een logboekwachtrij. De limiet is gebaseerd op de omvang van alle logboekberichten samen. Wanneer het wachtrijquotum van een logboekwachtrij is bereikt, worden berichten niet langer opgeslagen.

Zie ook: logboekwachtrij; Message Queuing

logboekregistratie van gebeurtenissen Het proces waarbij als onderdeel van het controlepad een controlegegeven wordt vastgelegd wanneer bepaalde gebeurtenissen optreden, zoals het starten en stoppen van services, het aan- en afmelden van gebruikers en het aanroepen van bronnen. U kunt met Logboeken niet alleen gebeurtenissen van Windows bekijken maar ook gebeurtenissen van AppleTalk-netwerkintegratie.

Zie ook: gebeurtenis; service

Logboekregistratie van opstarten Een proces waarbij op een computer die wordt opgestart een logboekbestand wordt gemaakt waarin precies wordt vastgelegd welk apparaat en welke service worden geladen. Het logboekbestand wordt Ntbtlog.txt genoemd en wordt opgeslagen in de hoofdmap van het systeem.

Zie ook: systeemhoofdmap

logboekwachtrij Bij Message Queuing, een wachtrij waarin logboekberichten worden opgeslagen.

Zie ook: logboekquotum; Message Queuing; vastleggen in bronlogboek; vastleggen in doellogboek

logisch station Een volume dat u maakt in een uitgebreide partitie op een standaardschijf met MBR (Master Boot Record). Logische stations zijn gelijk aan primaire partities met als enige verschil dat u maximaal vier partities per schijf kunt maken, terwijl u een onbeperkt aantal logische stations per schijf kunt maken. U kunt een logisch station formatteren en er een stationsletter aan toewijzen.

Zie ook: basisschijf; Master Boot Record (MBR); primaire partitie; standaardvolume; stationsletter; uitgebreide partitie; volume

logische printer De software-interface tussen het besturingssysteem en de printer in Windows. Een printer is het apparaat waarmee bestanden worden afgedrukt; een logische printer is de software-interface op de afdrukserver. Deze software-interface bepaalt hoe een afdruktaak wordt verwerkt en hoe de afdruktaak naar de bestemming wordt gerouteerd (naar een lokale poort of netwerkpoort, naar een bestand of naar een externe afdrukshare). Wanneer u een document afdrukt, wordt het opgeslagen op de logische printer voordat het naar de printer zelf wordt verzonden.

Zie ook: printer; spoolen

lokaal gebruikersprofiel Een computerrecord met gegevens over een geautoriseerd gebruiker die automatisch wordt gemaakt wanneer een gebruiker zich voor het eerst aanmeldt bij een werkstation of servercomputer.

lokale computer De computer waarop u momenteel als gebruiker bent aangemeld. Meer in het algemeen is een lokale computer een computer waartoe u direct toegang hebt, zonder dat u daarvoor een communicatielijn of communicatieapparaat zoals een netwerkadapter of een modem nodig hebt.

lokale gebruiker Een persoon die een computer gebruikt die niet is verbonden met een netwerk. Een lokale gebruiker is over het algemeen iemand die thuis met een computer werkt.

lokale groep Voor lidservers en computers met Windows is een lokale groep een groep waaraan machtigingen en rechten kunnen worden toegekend vanaf de eigen computer en, als de computer deel uitmaakt van een domein, gebruikersaccounts en globale groepen van het eigen domein en van vertrouwde domeinen.

Zie ook: gebruikersaccount; globale groep

lokale printer Een printer die rechtstreeks is aangesloten op een van de poorten van uw computer.

loopback-adres Het adres van de lokale computer dat wordt gebruikt voor het terugrouteren van uitgaande pakketten naar de broncomputer. Dit adres wordt hoofdzakelijk gebruikt voor het uitvoeren van tests.

loskoppelen Een laptop of andere draagbare computer loskoppelen van een basisstation.

Zie ook: basisstation; dokken; hot docking

luminantie De helderheid van een kleur op uw beeldscherm, op een schaal van zwart naar wit.

M
machtiging Het proces waarbij wordt bepaald wat een gebruiker allemaal mag en kan doen op een computersysteem of in een netwerk.

machtiging Een regel die is gekoppeld aan een object en aan de hand waarvan wordt bepaald welke gebruikers op welke manier toegang hebben tot het object. Machtigingen worden verleend of geweigerd door de eigenaar van het object.

Zie ook: machtigingen voor gedeelde mappen; object; printermachtigingen; security descriptor; speciale toegangsmachtigingen

machtigingen Een regel die is gekoppeld aan een object en aan de hand waarvan wordt bepaald welke gebruikers op welke manier toegang hebben tot het object. Machtigingen worden verleend of geweigerd door de eigenaar van het object.

machtigingen voor gedeelde mappen Machtigingen waarmee de beschikbaarheid van een gedeelde bron via het netwerk wordt beperkt tot bepaalde gebruikers.

Zie ook: machtiging

Management Information Base (MIB) Een verzameling objecten die diverse typen informatie over een apparaat voorstellen en waarmee in SNMP (Simple Network Management Protocol) het apparaat wordt beheerd. Omdat verschillende netwerkbeheerservices worden gebruikt voor verschillende soorten apparaten en protocollen, heeft elke service zijn eigen set objecten.

Zie ook: service; Simple Network Management Protocol (SNMP)

map Een 'container'voor programma's en bestanden in grafische gebruikerinterfaces, op het scherm weergegeven als een grafische afbeelding (pictogram) in de vorm van een bestandsmap. Een map kan worden gebruikt voor het ordenen van programma's en documenten op een schijf en kan zowel bestanden als andere mappen bevatten.

Master Boot Record (MBR) De eerste sector op een vaste schijf van waaraf de computer wordt opgestart. De MBR of hoofdopstartrecord bevat de partitietabel voor de schijf en een kleine hoeveelheid uitvoerbare programmacode (de hoofdopstartcode).

Zie ook: Herstelconsole; opstartsector van partitie

Master File Table (MFT) Een NTFS-systeembestand dat aanwezig is op met NTFS geformatteerde volumes en dat informatie bevat over elk bestand en elke map op het volume. De MFT is het eerste bestand op een NTFS-volume.

Zie ook: File Allocation Table (FAT); NTFS-bestandssysteem; volume

master-server Een gezaghebbende DNS-server voor een zone. Er zijn twee soorten master- of hoofdservers (primaire en secundaire masters), afhankelijk van de manier waarop de server aan zijn zonegegevens komt.

Zie ook: DNS Server; primaire master; secundaire master; zone; zoneoverdracht

maximaliseren Een venster vergroten tot het maximale formaat door op de knop Maximaliseren te klikken (rechts op de titelbalk) of door eerst op ALT+SPATIEBALK en vervolgens op M te drukken.

Zie ook: minimaliseren; titelbalk

MD2 Een hash-algoritme waarmee een 128-bits hash-waarde wordt gemaakt en die is ontwikkeld door RSA Data Security, Inc.

Zie ook: hash-algoritme

MD4 Een hash-algoritme waarmee een 128-bits hash-waarde wordt gemaakt en die is ontwikkeld door RSA Data Security, Inc.

Zie ook: hash-algoritme

MD5 Een standaard onomkeerbaar 128-bits hash-schema dat is ontwikkeld door RSA Data Security, Inc., en dat door verschillende PPP-leveranciers (Point-to-Point Protocol) wordt gebruikt voor gecodeerde verificatie. Een hash-schema is een methode voor het omzetten van gegevens (bijvoorbeeld een wachtwoord) waarbij het resultaat uniek is en niet kan worden omgezet in de oorspronkelijke indeling. Bij het CHAP-verificatieprotocol wordt een vraag/antwoord-mechanisme gebruikt waarbij het antwoord onomkeerbaar wordt versleuteld via MD5. Op deze manier kan de server verifiëren dat u het wachtwoord kent zonder dat u het wachtwoord daadwerkelijk via het netwerk hoeft te verzenden.

Zie ook: CHAP (Challenge Handshake Authentication Protocol); distributielijst; hash-algoritme

media Alle vaste of verwisselbare objecten waarop computergegevens kunnen worden opgeslagen. Voorbeelden van media zijn vaste schijven, diskettes, tapes en cd-roms.

media sensing Een voorziening die ervoor zorgt dat, wanneer er een fout optreedt in een netwerkkabelverbinding, de gebonden protocollen uit de defecte netwerkadapter worden verwijderd totdat de kabelverbinding is hersteld. Zonder deze gebonden protocollen is de netwerkinterface die verbonden is via de defecte netwerkadapter, niet beschikbaar voor clustercommunicatie.

mediagroep Een logische verzameling verwisselbare media waarvoor hetzelfde beheerbeleid geldt. Via mediagroepen wordt bij toepassingen de toegang geregeld tot specifieke tapes of schijven in mediawisselaars die via Externe opslag worden beheerd. Er zijn vier mediagroepen: niet herkend, import, beschikbaar en toepassingsspecifiek. Elke mediagroep kan alleen media of andere mediagroepen bevatten.

Zie ook: groep met back-upmedia; groep met beschikbare media; groep met importmedia; Removable Storage

mediator Bij Procesbeheer, een proces dat ervoor zorgt dat gegevens behouden blijven wanneer een service wordt gestopt of gestart.

mediawisselaar Een systeem voor gegevensopslag, meestal beheerd via Verwisselbare opslag. Een mediawisselaar bestaat uit verwisselbare media (zoals tapes of schijven) en een hardwareapparaat dat deze media kan lezen of beschrijven. Mediawisselaars zijn onder te verdelen in twee hoofdtypen: automatische mediawisselaars (automatische apparaten met meerdere media en meerdere stations) en mediawisselaars met een zelfstandig station (apparaten met één handbediend station). Een automatische mediawisselaar wordt ook wel library, jukebox of wisselaar genoemd.

Zie ook: Removable Storage

Message Authentication Code (MAC) Een algoritme waarmee de kwaliteit van een blok gegevens wordt gegarandeerd.

Message Queuing Een berichtenwachtrij- en routeringsysteem voor Windows waarmee gedistribueerde toepassingen die op verschillende tijden worden uitgevoerd, kunnen communiceren via heterogene netwerken en met computers die mogelijk off line zijn. Message Queuing maakt gegarandeerde aflevering van berichten, efficiënte routering, beveiliging en verzenden van berichten op basis van prioriteit mogelijk. Message Queuing heette vroeger MSMQ.

Zie ook: Microsoft Distributed Transaction Coordinator (MS DTC)

Message Queuing-server Dit is in Message Queuing (voorheen MSMQ genoemd) een computer die berichtenwachtrij-, routerings- en adreslijstservices kan leveren aan clientcomputers. Message Queuing-servers kunnen worden gebruikt voor:
  • Het verzorgen van berichtroutering en sessieconcentratie voor onafhankelijke clients
  • Het verzorgen van berichtroutering tussen sites via routeringskoppelingen
  • Het maken van wachtrijen en het opslaan van bestanden voor afhankelijke clients
  • Het opvragen van gegevens in Active Directory (indien geïnstalleerd op een Windows-domeincontroller)

Zie ook: Active Directory; afhankelijke client; onafhankelijke client; routeringskoppeling; routeringsservices; sessieconcentratie

Messenger-service Een service voor het verzenden en ontvangen van berichten die zijn verzonden door beheerders of de Alerter-service.

Zie ook: Alerter-service; prestatiesignaal; service

metagegevens Gegevens over gegevens. De metagegevens van een bestand kunnen bijvoorbeeld bestaan uit de titel, het onderwerp, de auteur en de grootte van het bestand.

metric Een getal dat wordt gebruikt om de kosten van een route in de IP-routeringstabel aan te geven, zodat de beste route tussen meerdere mogelijke routes naar dezelfde bestemming kan worden gekozen.

Microcom Networking Protocol Five (MNP5) Een standaard voor gegevenscompressie die een hogere doorvoersnelheid op modems mogelijk maakt door de gegevens voor verzending te comprimeren. Gegevens kunnen worden gecomprimeerd tot de helft van de oorspronkelijke grootte. Bij gebruik van MNP5 kan de omvang van reeds gecomprimeerde gegevens ook toenemen, wat in dat geval leidt tot slechtere prestaties. Schakel niet tegelijkertijd modemcompressie en softwarecompressie in als u een MNP5-modem hebt. U kunt MNP5-compressie alleen inschakelen als u ook MNP4-foutcontrole inschakelt.

Zie ook: Microcom Networking Protocol Four (MNP4)

Microcom Networking Protocol Four (MNP4) Een gestandaardiseerd communicatieprotocol waarmee foutieve gegevens automatisch door modems opnieuw kunnen worden verzonden, zodat alleen foutloze gegevens de modem passeren. De MNP2- en MNP3-standaards zijn opgenomen in MNP4.

Zie ook: Microcom Networking Protocol Five (MNP5)

Microsoft Distributed Transaction Coordinator (MS DTC) Een programma voor transactiebeheer waarmee transacties kunnen worden beheerd waarbij meerdere programma's voor bronbeheer betrokken zijn, zoals Message Queuing en Microsoft SQL Server. MS DTC wordt automatisch geïnstalleerd bij de installatie van Message Queuing.

Zie ook: Message Queuing; transactie

Microsoft Management Console (MMC) Een omgeving waarin beheerhulpprogramma's, consoles genaamd, kunnen worden geladen. Een console kan hulpprogramma's, mappen of andere containers, webpagina's en andere beheeritems bevatten. Deze items worden weergegeven in het linkerdeelvenster van de console, genaamd de consolestructuur. Een console heeft een of meer vensters waarin weergaven van de consolestructuur verschijnen.

In het hoofdvenster van MMC vindt u opdrachten en hulpmiddelen voor het ontwerpen van consoles. Het is mogelijk dat deze opdrachten en hulpmiddelen van MMC en de consolestructuur zelf niet worden weergegeven voor een console in de gebruikersmodus.

Zie ook: consolestructuur; module

Microsoft Point-to-Point Encryption (MPPE) Een coderingsalgoritme met een 128-bits of 40-bits sleutel, die gebruikmaakt van RSA RC4. Dankzij MPPE kunnen pakketten op een veilige manier worden overgebracht tussen de RAS-client en de RAS- of tunnelserver. Dat is handig wanneer IPSec (IP-beveiliging) niet beschikbaar is. De 40-bits sleutels van MPPE voldoen aan de huidige Noord-Amerikaanse exportbeperkingen. MPPE is compatibel met NAT (Network Address Translation).

Zie ook: RAS-server; tunnelserver

MIDI-instellingen De instellingen die aangeven welk type MIDI-apparaat u gebruikt, de kanaal- en patchinstellingen die nodig zijn voor het afspelen van MIDI-bestanden, en de poort die het apparaat gebruikt.

Zie ook: Musical Instrument Digital Interface (MIDI)

Mijn documenten Een map waarin u documenten, afbeeldingen of andere bestanden kunt opslaan die u snel wilt kunnen openen. Wanneer u een bestand opslaat in een programma zoals WordPad of Paint, wordt het bestand automatisch in Mijn documenten opgeslagen, behalve als u een andere locatie kiest.

Zie ook: basismap

miniatuur Een miniversie van een afbeelding die het mogelijk maakt snel door meerdere afbeeldingen te bladeren.

minimaliseren Een venster verkleinen tot een knop op de taakbalk door op de knop Minimaliseren te klikken (rechts op de titelbalk) of door eerst op ALT+SPATIEBALK te drukken en vervolgens op N.

Zie ook: maximaliseren; titelbalk

Minimum-TTL Een standaardwaarde voor TTL (Time to Live) in seconden die wordt gebruikt voor alle bronrecords in een zone. U kunt deze waarde instellen in de SOA-bronrecord (Start of Authority) van elke zone. Op de DNS-server wordt deze waarde standaard in queryantwoorden opgenomen, zodat geadresseerden weten hoe lang de bronrecords in het queryantwoord kunnen worden opgeslagen en gebruikt voordat de opgeslagen recordgegevens verlopen. Wanneer voor afzonderlijke bronrecords TTL-waarden worden ingesteld, wordt de minimale TTL-waarde voor de betrokken record vervangen.

Zie ook: DNS Server; SOA-bronrecord (Start-Of-Authority); Time to Live (TTL); zone

mirror Een van de twee volumes die een mirrored volume vormen. Elke mirror van een mirrored volume bevindt zich op een andere schijf. Als één mirror niet meer beschikbaar is, bijvoorbeeld door een schijffout, kunnen de gegevens op het volume worden gereconstrueerd aan de hand van de andere mirror.

Zie ook: fouttolerantie; mirrored volume; volume

mirrored volume Een fouttolerant volume waarbij gegevens op twee fysieke schijven worden gedupliceerd. Een mirrored volume maakt gegevensredundantie mogelijk door gebruik te maken van twee identieke volumes (mirrors), waarop de gegevens op het volume worden gedupliceerd. Een mirror bevindt zich altijd op een andere schijf. Als een van de fysieke schijven defect raakt, zijn de gegevens op deze schijf niet meer beschikbaar. Dankzij de mirror op de andere schijf kan het systeem echter blijven werken. U kunt mirrored volumes alleen maken op dynamische schijven.

Zie ook: dynamisch volume; dynamische schijf; fouttolerantie; RAID-5-volume; volume

mirror-set Een fouttolerante partitie die is gemaakt met Windows NT 4.0 of lager, waarbij gegevens op twee fysieke schijven worden gedupliceerd. U kunt mirror-sets alleen herstellen, opnieuw synchroniseren, breken of verwijderen in Windows 2000. Als u nieuwe mirrored volumes wilt maken, kunt u het best mirrored volumes gebruiken op dynamische schijven.

Zie ook: basisschijf; dynamische schijf; fouttolerantie; mirrored volume

mislukt Een status die van toepassing is op een bron of een knooppunt in een cluster. Een bron of knooppunt krijgt de status Mislukt als het niet is gelukt de bron on line te brengen.

Zie ook: bron; cluster

modem (modulator/demodulator) Een apparaat waarmee u via een telefoonlijn computergegevens kunt verzenden en ontvangen. De verzendende modem zet digitale computergegevens om in analoge signalen die over een telefoonlijn kunnen worden getransporteerd. De ontvangende modem zet de analoge signalen weer om in digitale gegevens.

Zie ook: modemcompressie; nulmodemkabel; poort; Telephony API (TAPI); Waiting for Call

modemcompressie Een techniek waarmee het aantal overgebrachte tekens wordt verminderd zonder dat daarbij informatie verloren gaat. De verzendende modem comprimeert de gegevens en de ontvangende computer of modem decomprimeert de gegevens zodat deze weer de oorspronkelijke vorm krijgen.

Zie ook: modem (modulator/demodulator)

modulatiestandaards Protocollen die bepalen hoe modems digitale gegevens converteren naar analoge signalen die via een telefoonlijn kunnen worden verzonden.

Aanvankelijk werden de modulatiestandaards voor de Verenigde Staten gedefinieerd door Bell en heeft de CCITT internationale aanbevelingen opgesteld. Tegenwoordig doet de ITU-T (vroeger CCITT genaamd) aanbevelingen die algemeen worden aanvaard door modemfabrikanten in de hele wereld. In de V-aanbevelingen van de ITU-T (zoals V.34 en V.90) wordt datacommunicatie via het telefoonnetwerk gedefinieerd. De achtervoegsels -bis en -ter (bijvoorbeeld V.32bis) geven aan dat het een latere versie betreft.

Zie ook: International Telecommunication Union - Telecommunication [Standardization Sector] (ITU-T); V.34; V.90

module Een type hulpprogramma dat u kunt toevoegen aan een console die wordt ondersteund door MMC (Microsoft Management Console). Een zelfstandige module kan als zodanig worden toegevoegd, terwijl een uitbreidingsmodule alleen kan worden toegevoegd als uitbreiding van de functionaliteit van een andere module.

Zie ook: Microsoft Management Console (MMC)

mogelijke eigenaars Een lijst van knooppunten in de cluster waarop een specifieke bron kan worden uitgevoerd. Standaard worden beide knooppunten vermeld als mogelijke eigenaars. De bron kan dus op beide knooppunten worden uitgevoerd. Deze standaardinstelling voldoet in de meeste gevallen. Failover voor de bron kan alleen worden uitgevoerd, als beide knooppunten zijn aangewezen als mogelijke eigenaars.

Zie ook: bron; failover

MS-DOS (Microsoft Disk Operating System) Een besturingssysteem dat wordt gebruikt op alle pc's en compatibele computers. Net als andere besturingssystemen, zoals OS/2, zorgt dit ervoor dat de invoer via het toetsenbord wordt omgezet in bewerkingen die de computer kan uitvoeren. MS-DOS-opdrachten kunnen op eenvoudige wijze worden opgegeven via de opdrachtprompt, terwijl MS-DOS-programma's via snelkoppelingen op het bureaublad kunnen worden gestart.

Zie ook: MS-DOS-programma; opdrachtpromptvenster; OS/2

MS-DOS-programma Een programma dat is ontworpen voor MS-DOS en daarom mogelijk niet volledig kan profiteren van de voordelen die Windows biedt.

Zie ook: MS-DOS (Microsoft Disk Operating System); Program Information File (PIF)

MSR-partitie (Microsoft Reserved) Een vereiste partitie op elke GPT-schijf (GUID Partition Table). Gedeelten van de MSR-partitie kunnen door systeemonderdelen worden toegewezen als nieuwe partities voor eigen gebruik. Wanneer u bijvoorbeeld een standaard-GPT-schijf converteert naar een dynamische schijf, wordt een gedeelte van de MSR-partitie door het systeem toegewezen als LDM-metagegevenspartitie (Logical Disk Manager). De grootte van de MSR-partitie varieert naar gelang de grootte van de GPT-schijf. Voor schijven die kleiner zijn dan 16 GB, is de MSR-partitie 32 MB. Voor schijven die groter zijn dan 16 GB, is de MSR-partitie 128 MB. De MSR-partitie is niet zichtbaar in Schijfbeheer en u op deze partitie geen gegevens opslaan of verwijderen.

Zie ook: GUID Partition Table (GPT); partitie

Muistoetsen Een toetsenbordfunctie waarmee u het numerieke toetsenblok kunt gebruiken om de muisaanwijzer te verplaatsen en om te klikken, te dubbelklikken en te slepen.

Zie ook: Filtertoetsen; Plaktoetsen; Schakeltoetsen

multicast Netwerkverkeer dat bestemd is voor een set hosts die tot een multicast-groep behoren.

Multicast Address Dynamic Client Allocation Protocol (MADCAP) Een toevoeging aan het standaard DHCP-protocol dat dynamische toewijzing en configuratie van IP-multicast-adressen op TCP/IP-netwerken mogelijk maakt.

Zie ook: Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP); Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

Multicast Address Resolution Service (MARS) Een service voor het omzetten van multicast-IP-adressen in de ATM-adressen van de clients die lid zijn van de multicast-groep. De MARS-service kan in samenwerking met de MCS en clients multicast-gegevens distribueren via point-to-multipoint verbindingen.

Zie ook: Asynchronous Transfer Mode (ATM); IP-adres; Multicast Server (MCS)

Multicast Server (MCS) Een service waarmee nul of meer multicast-groepen worden beheerd en die zorgt voor de distributie van de multicast-gegevens die worden ontvangen van clients in die multicast-groepen via point-to-multipoint verbindingen.

Zie ook: hubloze modus; service

multicasting Het proces waarbij een bericht gelijktijdig naar meerdere bestemmingen op een netwerk wordt verzonden.

multicast-scope Een reeks IP-adressen voor multicast-groepen in het Class D-adresbereik die beschikbaar zijn voor leasing of toewijzing aan multicast-DHCP-clients via DHCP.

Zie ook: adresklassen; Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP); lease

multihomed computer Een computer die meerdere netwerkadapters heeft of waarop meerdere IP-adressen zijn geconfigureerd voor één netwerkadapter.

Zie ook: IP-adres; netwerkadapter; virtueel IP-adres

multimaster-replicatie Een replicatiemodel waarbij elke domeincontroller directorywijzigingen accepteert en repliceert op een andere domeincontroller. Dit verschilt van andere replicatiemodellen waarbij op één computer het enige exemplaar van de directory wordt opgeslagen dat kan worden gewijzigd en op de andere computers reservekopieën worden bewaard.

Zie ook: domeincontroller; replicatie

multiple-boot Een computerconfiguratie die met meerdere besturingssystemen kan werken.

Zie ook: dual-boot; opstartomgeving

Musical Instrument Digital Interface (MIDI) Een seriële-interfacestandaard voor het aansluiten van synthesizers, muziekinstrumenten en computers. De MIDI-standaard is gedeeltelijk gebaseerd op hardware, en gedeeltelijk op een beschrijving van de manier waarop muziek en geluid worden gecodeerd en uitgewisseld tussen MIDI-apparaten. De informatie wordt uitgewisseld tussen MIDI-apparaten in de vorm van een MIDI-bericht, waarin aspecten van het geluid, zoals de toonhoogte en het volume, worden gecodeerd als 8-bits digitale gegevensbytes.

MIDI-apparaten kunnen worden gebruikt voor het maken, opnemen en afspelen van muziek. Via MIDI kunnen computers, synthesizers en sequencers met elkaar communiceren, zodat ze synchroon lopen of ter besturing van de muziek die door andere aangesloten apparatuur wordt gemaakt.

Zie ook: MIDI-instellingen

N
naam De identificatie van uw computer in het netwerk.

naamgevingscontext

Zie definitie voor: directorypartitie

naamomzetting Het proces waarbij numerieke IP-adressen die moeilijk te onthouden zijn voor gebruikers maar noodzakelijk zijn voor TCP/IP-communicatie, worden herleid tot namen die gemakkelijk te gebruiken zijn en omgekeerd. Het proces van naamomzetting kan worden uitgevoerd via DNS, WINS of andere software.

Zie ook: Domain Name System (DNS); Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP); Windows Internet Name Service (WINS)

naamruimte Een set unieke namen voor hulpbronnen of items in een gedeelde computeromgeving.

Voor MMC (Microsoft Management Console) wordt de naamruimte vertegenwoordigd door de consolestructuur, waarin alle modules en hulpbronnen worden weergegeven waartoe een console toegang heeft.

Voor DNS (Domain Name System) is de naamruimte de verticale of hiërarchische structuur van de domeinnaamstructuur. Zo wordt met elke domeinlabel, zoals host1 of voorbeeld, die in een volledige domeinnaam wordt gebruikt, zoals host1.voorbeeld.microsoft.com, een vertakking in de domeinnaamruimtestructuur aangegeven.

Zie ook: bron; consolestructuur; Domain Name System (DNS); label; module

naamserver-bronrecord (NS) Een bronrecord waarmee in een zone de DNS-domeinnamen van gezaghebbende DNS-servers voor de zone worden aangegeven.

Zie ook: DNS Server; Domain Name System (DNS); Resource Record (RR); zone

named pipe Een gedeelte van het geheugen dat door een proces kan worden gebruikt om gegevens door te geven aan een ander proces, zodat de uitvoer van het ene proces de invoer is van het andere proces. Het tweede proces kan lokaal zijn (op dezelfde computer als het eerste proces) of extern (op een andere computer in het netwerk).

native modus De omstandigheid waarin alle domeincontrollers in het domein zijn opgewaardeerd tot Windows 2000 en een beheerder de native modus heeft ingeschakeld (via Active Directory: gebruikers en computers).

Zie ook: Active Directory: gebruikers en computers

Negeren van opdrachtweergave, met Wanneer dit selectievakje is ingeschakeld, wordt de DDE-brontoepassing geopend die wordt aangegeven door de integer bij waarde. Mogelijke waarden zijn 1 (normaal), 2 (geminimaliseerd), 3 (gemaximaliseerd) en 10 (toepassingsstandaard).

Wanneer dit selectievakje is uitgeschakeld, wordt de DDE-brontoepassing geopend.


NetBIOS Extended User Interface (NetBEUI) Een netwerkprotocol dat deel uitmaakt van Microsoft Networking. Het wordt meestal gebruikt in kleine LAN's (Local Area Network) met 1 tot 200 clients. Het kan alleen Token Ring-bronroutering als routeringsmethode gebruiken. Dit protocol is de Microsoft-implementatie van de NetBIOS-standaard.

Zie ook: Compression Control Protocol (CCP); Local Area Network (LAN); Network Basic Input/Output System (NetBIOS); protocol

NetWare Core Protocol (NCP) Het bestandsdelingsprotocol dat de communicatie over resources (zoals schijven en printers), bindery en NDS-bewerkingen tussen server- en clientcomputers in een Novell NetWare-netwerk regelt. Aanvragen van clientcomputers worden overgebracht via het IPX-protocol. Servers reageren volgens de NCP-richtlijnen.

Zie ook: bindery; Internetwork Packet Exchange (IPX); Novell Directory Services (NDS)

netwerk Een groep computers en ander apparaten, zoals printers en scanners, die met elkaar verbonden zijn via een communicatieverbinding, waardoor alle apparaten met elkaar kunnen communiceren. Netwerken kunnen klein of groot zijn en kunnen permanent zijn verbonden via kabels of tijdelijk via telefoonlijnen of draadloze transmissies. Het grootste netwerk is het Internet, een groep netwerken die de hele wereld omspant.

Zie ook: netwerkadapter

netwerkadapter Een apparaat dat uw computer met een netwerk verbindt. Dit apparaat wordt ook wel een adapterkaart of een netwerkinterfacekaart (NIC) genoemd.

netwerkbeheerder Degene die verantwoordelijk is voor de opzet, de configuratie en het dagelijks beheer van het netwerk. De netwerkbeheerder wordt ook wel de systeembeheerder genoemd.

netwerklocatie Een map op een webserver. U kunt bestanden en mappen op een webserver gewoon bekijken, net als bestanden en mappen op netwerkservers. Als u echter een bestand opslaat op een netwerklocatie, wordt het bestand opgeslagen op een webserver en niet op de vaste schijf van uw computer. U kunt netwerklocaties maken met behulp van de wizard Netwerklocatie toevoegen. U vindt deze wizard in Mijn netwerklocaties. Netwerklocaties zijn alleen beschikbaar op webservers die ondersteuning bieden voor WEC (Web Extender Client), FrontPage-extensies en DAV-protollen (Distributed Authoring and Versioning).

netwerkmedia De fysieke bekabeling en de onderliggende protocollen die worden gebruikt voor het verzenden en ontvangen van pakketten, bijvoorbeeld Ethernet, FDDI en Token Ring.

netwerknaambron De naam van een apparaat dat voorkomt in een netwerk en wordt ondersteund als clusterbron door een bron-dll die bij Windows wordt geleverd.

Zie ook: bron-dll

netwerknummer In de Macintosh-omgeving, het routeringadres of bereik van adressen dat is toegewezen aan het fysieke netwerk dat AppleTalk Phase 2-routers gebruiken om gegevens naar het juiste netwerk te sturen. Het netwerknummer wordt ook wel netwerkbereik of kabelbereik genoemd.

netwerkpartitie Een toestand waarbij een of meer knooppunten in een cluster niet met de andere clusterknooppunten kunnen communiceren.

Netwerkverbindingen Een component die u kunt gebruiken om toegang te verkrijgen tot netwerkbronnen en -functies. Hierbij maakt het niet uit waar u zich bevindt: op de locatie van het netwerk of op een locatie op afstand. Met behulp van de map Netwerkverbindingen kunt u verbindingen maken, configureren, opslaan en controleren.

Network Basic Input/Output System (NetBIOS) Een API (Application Programming Interface) die kan worden gebruikt door programma's in een LAN (Local Area Network). NetBIOS verschaft programma's een uniforme set opdrachten voor het aanvragen van de onderliggende services die vereist zijn voor het beheren van namen, het uitvoeren van sessies en het verzenden van datagrammen tussen knooppunten in een netwerk.

Zie ook: Application Programming Interface (API); Basic Input/Output System (BIOS); Local Area Network (LAN); service

Network DDE-service Een service die netwerktransport en beveiliging biedt voor DDE-conversaties.

Zie ook: Dynamic Data Exchange (DDE); service

Network News Transfer Protocol (NNTP) Een TCP/IP-protocol dat wordt gebruikt voor de distributie van netwerknieuwsberichten onder NNTP-servers en -clients (newsreaders) op het Internet. NNTP is zo ontworpen dat nieuwsartikelen worden opgeslagen in een centrale database op een server, zodat de gebruiker de specifieke artikelen kan selecteren die hij wil lezen.

Zie ook: Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

niet-bindend terugzetten Het terugzetten van een reservekopie van een Windows-domeincontroller. Hierbij worden de objecten in de teruggezette map niet als gezaghebbend behandeld. De wijzigingen die zich in andere replica's van het teruggezette domein bevinden worden in de teruggezette objecten verwerkt.

Zie ook: bindend terugzetten

niet-containerobject Een object dat logisch gezien geen andere objecten kan bevatten. Een bestand is een voorbeeld van een niet-containerobject.

Zie ook: containerobject; object

niet-Plug en Play Een apparaat, zoals een printer, modem of spelcontroller, dat pas kan worden gebruikt na handmatige configuratie van de hardware-instellingen. Niet-Plug en Play-apparaten komen steeds minder vaak voor, omdat fabrikanten de voorkeur geven aan het maken van Plug en Play-apparaten. Niet-Plug en Play heeft doorgaans betrekking op oudere apparaten.

Zie ook: apparaat; Plug en Play

niet-toegewezen ruimte Beschikbare schijfruimte die niet is toegewezen aan een volume. Het type volume dat u in niet-toegewezen ruimte kunt maken, hangt af van het type schijf. Op standaardschijven kunt u niet-toegewezen ruimte gebruiken om primaire of uitgebreide partities te maken. Op dynamische schijven kunt u niet-toegewezen ruimte gebruiken om dynamische volumes te maken.

Zie ook: basisschijf; dynamische schijf; logisch station; object; partitie; primaire partitie; uitgebreide partitie; volume

niet-wisselbaar geheugen Geheugen dat niet tijdelijk op schijf kan worden opgeslagen. Wisselen is het verplaatsen van de minder vaak gebruikte gedeelten van het werkgeheugen van een programma vanuit het RAM-geheugen naar een ander opslagmedium (gewoonlijk de vaste schijf).

Zie ook: wisselbestand

niet-wisselbaar pool-geheugen Besturingssysteemgeheugen dat nooit tijdelijk op schijf wordt opgeslagen. Wisselen is het verplaatsen van de minder vaak gebruikte gedeelten van het werkgeheugen van een programma vanuit het RAM-geheugen naar een ander opslagmedium (gewoonlijk de vaste schijf). In Taakbeheer, de hoeveelheid geheugen die voor een proces wordt gebruikt, in kilobytes.

Zie ook: wisselbestand

Novell Directory Services (NDS) In netwerken met Novell NetWare 4.0 is NDS een gedistribueerde database waarin gegevens worden bijgehouden over alle bronnen in het netwerk en die toegang verschaft tot deze bronnen.

Nslookup Een hulpprogramma dat kan worden uitgevoerd vanaf de opdrachtregel en waarmee de DNS-infrastructuur (Domain Name System) kan worden onderzocht.

Zie ook: Domain Name System (DNS)

NTDS-DSA-object Een object dat de configuratie van de Active Directory-service voorstelt die op een bepaalde domeincontroller wordt uitgevoerd. Het NTDS-DSA-object bevat bijvoorbeeld de instelling waarmee wordt bepaald of de Active Directory-service globale catalogusservices levert. NTDS-DSA-objecten worden gemaakt en verwijderd tijdens het uitvoeren van de wizard Active Directory installeren (dcpromo.exe).

Een NTDS-DSA-object wordt opgeslagen in de mappartitie Configuration en is altijd een onderliggend object van het Server-object dat de domeincontroller voorstelt waarop deze bepaalde Active Directory-service wordt uitgevoerd. Als de DN-naam van een NTDS-DSA-object bijvoorbeeld is:

CN=NTDS Settings,CN=RESKIT1,CN=Servers,

CN=Washington,CN=Sites,CN=Configuration,DC=reskit,DC=com

is de DN-naam van het overeenkomende Server-object:

CN=RESKIT1,CN=Servers,CN=Washington,CN=Sites,

CN=Configuration,DC=reskit,DC=com

Zie ook: Active Directory; domeincontroller; globale catalogus

NTFS-bestandssysteem Een geavanceerd bestandssysteem dat in vergelijking met FAT betere prestaties levert, veiliger en betrouwbaarder is en over geavanceerder functies beschikt. Bij NTFS is volumeconsistentie bijvoorbeeld gegarandeerd, doordat er gebruik wordt gemaakt van standaardtechnieken voor transactielogboeken en hersteltechnieken. Als er in een systeem een fout optreedt, wordt aan de hand van gegevens in het logboekbestand en de controlepunten de consistentie van het systeem hersteld. In Windows 2000 en Windows XP heeft NTFS ook geavanceerde functies, zoals machtigingen voor bestanden en mappen, codering, schijfquota en compressie.

Zie ook: bestandssysteem; FAT32; File Allocation Table (FAT)

NTLM Een beveiligingspakket waarmee clients en servers kunnen worden geverifieerd.

NTLM-verificatieprotocol Een vraag/antwoord-verificatieprotocol. Het NTLM-verificatieprotocol was het standaardprotocol voor netwerkverificatie in Windows NT versie 4.0 en lager. Het protocol wordt nog wel ondersteund in Windows 2000, maar het is niet langer het standaardprotocol.

nulmodemkabel Een speciale kabel die modems overbodig maakt voor asynchrone communicatie tussen twee computers over korte afstand. Een nulmodemkabel emuleert modemcommunicatie.

Zie ook: modem (modulator/demodulator)

NWLink Een implementatie van het IPX-protocol (Internetwork Packet Exchange), het SPX-protocol (Sequenced Packet Exchange) en de NetBIOS-protocollen die worden gebruikt in Novell-netwerken. NWLink is een standaardnetwerkprotocol dat routering ondersteunt en gschikt is voor gebruik met NetWare client/server-toepassingen, waarbij op Sockets gebaseerde toepassingen die met NetWare kunnen werken, communiceren met op IPX/SPX Sockets gebaseerde toepassingen.

Zie ook: IPX/SPX; Network Basic Input/Output System (NetBIOS); Routing Information Protocol over IPX (RIPX)

O
object Een item, zoals een bestand, map, gedeelde map, printer of Active Directory-object, met een eigen benoemde set kenmerken. Zo zijn de kenmerken van een bestandsobject onder andere de naam, de locatie en de grootte van het bestand; de kenmerken van een Active Directory-gebruikersobject zijn bijvoorbeeld de voornaam, de achternaam en het e-mailadres van de gebruiker.

Bij OLE en ActiveX kan een object ook een stukje informatie zijn dat aan een ander object kan worden gekoppeld of daarin kan worden ingesloten.

Zie ook: bovenliggend object; kenmerk; OLE; onderliggend object

off line Een toestand waarin een onderdeel in een cluster niet beschikbaar is. Een knooppunt met de status Off line is inactief of wordt niet uitgevoerd. Bronnen en groepen kunnen ook off line zijn.

Zie ook: bron; groep; in behandeling; on line

OLE Een techniek waarmee informatie kan worden overgedragen en gedeeld tussen toepassingen. Hierbij wordt informatie die in de ene toepassing is gemaakt in een document geplakt dat met een andere toepassing is gemaakt, zoals een spreadsheet of tekstverwerkingsbestand.

Zie ook: gekoppeld object; ingesloten object; pakket

omgevingsvariabele Een tekenreeks die bestaat uit omgevingsinformatie, zoals een station, pad of bestandsnaam, die is gekoppeld aan een symbolische naam die door Windows kan worden gebruikt. U kunt omgevingsvariabelen definiëren met het onderdeel Systeem in het Configuratiescherm of met de opdracht set vanaf de opdrachtprompt van Windows.

Zie ook: tekenreeks; variabele

on line Een toestand waarin een onderdeel in een cluster niet beschikbaar is. Wanneer knooppunt on line is, is het een actief lid van de cluster en kan het eigenaar zijn van groepen, groepen beheren, updates van de clusterdatabase uitvoeren, stemmen leveren voor de quorumalgoritme en heartbeat-informatie bijhouden. Ook bronnen en groepen kunnen on line zijn.

Zie ook: bron; groep; in behandeling; off line

onafhankelijke client Een computer waarop Message Queuing is geïnstalleerd en die als host kan fungeren voor wachtrijen en waarop berichten lokaal kunnen worden opgeslagen. Onafhankelijke clients hoeven geen synchrone toegang te hebben tot een Message Queuing-server om berichten te kunnen verzenden en ontvangen, maar kunnen hiervoor Message Queuing-servers gebruiken waarvoor routering is ingeschakeld voor een efficiënte afhandeling van berichten.

Zie ook: afhankelijke client; Message Queuing-server; routeringsservices

onderbroken Een status die van toepassing is op een knooppunt in een cluster. Het knooppunt is een volledig actief lid van de cluster, dat echter geen nieuwe bronnengroepen kan accepteren (failover of failback naar een onderbroken knooppunt is bijvoorbeeld niet mogelijk. U kunt een knooppunt met de status Onderbroken wel beheren en onderhouden.

Zie ook: cluster; failback; failover; off line

onderliggend object Een object dat zich in een ander object bevindt. Een onderliggend object impliceert een relatie. Zo is een bestand een onderliggend object dat zich in een map, een bovenliggend object, bevindt.

Zie ook: bovenliggend object; object

ontkoppelen Een verwisselbare tape of schijf uit een station verwijderen.

Zie ook: laden; mediawisselaar

Oorspronkelijke master Een gedeelde map waarvan de bestaande bestanden en mappen worden gerepliceerd in andere gedeelde mappen wanneer de replicatie voor het eerst wordt geconfigureerd. Als de replicatie is voltooid, is er geen oorspronkelijke master of begin-master meer omdat elke replica wijzigingen kan accepteren en deze kan doorgeven aan de andere replica's. De oorspronkelijke master wordt dan een gewone replica.

Zie ook: gedeelde map; replica; replicatie

opbouwprincipe Bij kleurbeheer, de wijze waarop de kleuren van een afbeeldingsbestand worden aangepast aan het kleurengamma van de monitor of de printer. Het kleurengamma is het bereik aan kleuren dat een apparaat kan voortbrengen.

Zie ook: kleurengamma

opdrachtpromptvenster Een venster dat wordt weergegeven op het bureaublad en van waaruit het besturingssysteem MS-DOS kan worden bediend. MS-DOS-opdrachten worden bij een invoerpunt getypt. Het invoerpunt wordt aangeduid met een knipperende cursor.

Zie ook: MS-DOS (Microsoft Disk Operating System)

openbaar netwerk Een clusternetwerk dat communicatie tussen client en cluster ondersteunt (al dan niet met ondersteuning van communicatie tussen knooppunten).

Zie ook: cluster

openbare sleutel Het openbare deel van een cryptografisch sleutelpaar dat wordt gebruikt met een algoritme op basis van openbare sleutels. Openbare sleutels worden over het algemeen gebruikt om sessiesleutels te coderen, om een digitale handtekening te controleren of om berichten te coderen die gedecodeerd kunnen worden met de bijbehorende persoonlijke sleutel.

Zie ook: codering met openbare sleutels; herstelagent; persoonlijke sleutel; Public Key Cryptography Standards (PKCS); sleutel

openbare wachtrij Bij Message Queuing, een wachtrij die in Active Directory wordt gepubliceerd en wordt gerepliceerd in de hele Windows-onderneming. Openbare wachtrijen kunnen worden opgespoord door elke computer in de onderneming waarop Message Queuing wordt uitgevoerd.

Zie ook: Active Directory; Message Queuing; persoonlijke wachtrij; wachtrij

OpenType-lettertypen Dit zijn contourlettertypen, die zijn samengesteld uit lijnen en krommen, en die kunnen worden geschaald en gedraaid. OpenType-lettertype zijn duidelijk en goed leesbaar in alle formaten en op alle uitvoerapparaten die door Windows worden ondersteund. OpenType is een uitbreiding van de TrueType-lettertypetechnologie

Zie ook: lettertype; TrueType-lettertypen

operations-master Een domeincontroller waaraan een of meer speciale rollen in een Active Directory-domein zijn toegewezen.

De domeincontrollers waaraan deze rollen zijn toegewezen, voeren single-master bewerkingen uit.(Deze mogen niet tegelijkertijd op andere plaatsen in het netwerk worden uitgevoerd.) Deze bewerkingen bestaan onder meer uit het toewijzen van bron-id's, het wijzigen van schema's, PDC-verkiezing en het doorvoeren van wijzigingen in de infrastructuur.

De domeincontroller die de speciale bewerking stuurt, vervult de rol van operations-master voor deze bewerking. De eigendom van de rol van operations-master kan worden overgedragen aan andere domeincontrollers.

Zie ook: Active Directory; domeincontroller; domeinnaamgevings-master; infrastructuur-master; schema-master

operator In de wiskunde en bij computertoepassingen en programmeren is dit een symbool of ander teken dat een bewerking aangeeft die op een of meer elementen wordt uitgevoerd. In standaardberekeningen kunt u de volgende vier operatoren gebruiken:

/ delen

* vermenigvuldigen

- aftrekken

+ optellen

Bij de Indexing-service is dit een woord of teken dat een bepaalde relatie in een query aangeeft.


opstartbestanden De systeembestanden die nodig zijn om Windows te starten. Opstartbestanden zijn onder andere Ntldr en Ntdetect.com.

Zie ook: opstartsector van partitie

opstarten Het (opnieuw) starten van een computer. Wanneer de computer voor het eerst wordt aangezet (koude start) of opnieuw wordt opgestart (warme start), wordt de software uitgevoerd waarmee het besturingssysteem van de computer wordt geladen en gestart. De computer wordt zo gereedgemaakt voor gebruik.

opstarten vanuit het register De standaardopstartoptie voor de meeste Windows DNS-servers. Wanneer een server wordt opgestart vanuit het register, wordt DNS gestart en geïnitialiseerd met de DNS-parameters en de daarbij behorende waarden zoals deze in het register van Windows zijn opgeslagen. In plaats van deze opstartconfiguratiemethode voor DNS kunt u ook een BIND-opstartbestand gebruiken (Berkeley Internet Name Domain).

Zie ook: BIND-opstartbestand; DNS Server; Domain Name System (DNS)

opstartomgeving In dual-boot of multiple-boot systemen, de configuratie-instellingen die bepalen welk systeem moet worden opgestart en hoe elk van de systemen moet worden gestart.

Zie ook: dual-boot; multiple-boot

opstartpartitie De partitie die het besturingssysteem Windows en de bijbehorende ondersteunende bestanden bevat. De opstartpartitie kan dezelfde partitie zijn als de systeempartitie, maar dit is niet noodzakelijk.

Zie ook: partitie; primaire schijf; systeempartitie

opstartsector van partitie Een gedeelte van een vasteschijfpartitie dat gegevens bevat over het bestandssysteem van de schijf, en een kort programma in machinetaal dat het besturingssysteem Windows laadt.

Zie ook: partitie

opstartvolume Het volume dat het besturingssysteem Windows en de bijbehorende ondersteunende bestanden bevat. Het opstartvolume kan hetzelfde volume zijn als het systeemvolume, maar dit is niet noodzakelijk.

Zie ook: systeemvolume; volume

organisatie-eenheid Een Active Directory-containerobject dat in domeinen wordt gebruikt. Een organisatie-eenheid is een logische container waarin gebruikers, groepen, computers en andere organisatie-eenheden zijn geplaatst. Het kan alleen objecten uit het bovenliggende domein bevatten. Een organisatie-eenheid is de kleinste scope waaraan een groepsbeleidsobject kan worden gekoppeld, of waarover beheerbevoegdheid kan worden overgedragen.

Zie ook: Active Directory; bovenliggend domein; containerobject; groepsbeleidsobject

OS/2 Een multitasking-besturingssysteem dat wordt uitgevoerd in de protected-modus, gebruik maakt van virtueel geheugen en geschikt is voor pc's met een Intel-processor van het type 80286, 80386, i486 of Pentium. Onder OS/2 kunnen de meeste MS-DOS-programma's worden uitgevoerd en kunnen alle MS-DOS-schijven worden gelezen.

Zie ook: MS-DOS-programma

OSI-referentiemodel (Open Systems Interconnection) Een netwerkmodel dat is geïntroduceerd door de ISO (International Organization for Standardization) om de samenwerking tussen producten van verschillende leveranciers te bevorderen. OSI (Open Systems Interconnection) is een conceptueel model dat uit de volgende zeven lagen bestaat: toepassing, presentatie, sessie, transport, netwerk, data-link en fysiek.

Zie ook: Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

overdracht De mogelijkheid om de verantwoordelijkheid voor beheer en administratie van een gedeelte van de naamruimte toe te wijzen aan een andere gebruiker, groep of organisatie.

Bij DNS wordt hiermee een naamservicerecord bedoeld in de bovenliggende zone, waarin daarin de naamserver wordt vermeld die bevoegd is voor de gedelegeerde zone.

Zie ook: Domain Name System (DNS)

overgenomen machtigingen Objectmachtigingen die automatisch worden overgenomen van een bovenliggend object. Overgenomen machtigingen kunnen niet worden gewijzigd.

Zie ook: bovenliggend object; machtiging; object

overname Een mechanisme waarbij een bepaalde ACE-vermelding (Access Control Entry) uit de container wordt gekopieerd nadat dit op alle onderliggende objecten in de container is toegepast. U kunt overname combineren met overdracht als u in één updatebewerking beheerdersrechten wilt toekennen aan een substructuur van de map.

Zie ook: ACE-vermelding (Access Control Entry); overdracht

P
paard van Troje Een programma dat zich voordoet als een ander, veelvoorkomend programma, in een poging informatie te verkrijgen. Een voorbeeld van een paard van Troje is een programma dat eruitziet als een aanmeldingsvenster en waarmee gegevens als gebruikersnamen en wachtwoorden worden verzameld, zodat de schrijver van het paard van Troje later kan inbreken in het systeem.

packet switching Een technologie waarbij gegevens in pakketten worden opgedeeld die vervolgens worden verzonden via een netwerk. Elk pakket heeft een header waarin de bron en de bestemming worden vermeld, een volgordenummer voor het opnieuw samenstellen van de gegevens, een blok met inhoudsgegevens en een foutcontrolecode. De gegevenspakketten kunnen via verschillende routes op de plaats van bestemming aankomen. Nadat de pakketten zijn aangekomen, worden de oorspronkelijke gegevens opnieuw samengesteld. De internationale standaard voor netwerken op basis van packet switching is X.25.

Zie ook: pakket

PAD (Packet Assembler/Disassembler) Een apparaat dat een niet-X.25-apparaat zoals een modem verbindt met een netwerk op basis van X.25 packet switching.

pad naar aanmeldingsscript Een reeks mapnamen die de locatie van het aanmeldingsscript aangeeft. Wanneer een gebruiker zich aanmeldt, wordt op de computer die belast is met de verificatie het opgegeven aanmeldingsscript gezocht (als een dergelijk script is toegewezen aan de gebruikersaccount) in het pad naar het lokale aanmeldingsscript op die computer. Dit pad is meestal systeemmap\System32\Repl\Import\Scripts.

Zie ook: aanmeldingsscript; gebruikersaccount; systeemhoofdmap

Page-Description Language (PDL) Een computertaal die de verdeling van tekst en afbeeldingen op een afgedrukte pagina beschrijft.

Zie ook: PostScript; PostScript-lettertypen; Printer Control Language (PCL); Printer Job Language (PJL)

pagina Bij systemen met virtueel geheugen, een eenheid van gegevensopslag die in het RAM-geheugen (Random Access Memory) wordt geplaatst, gewoonlijk vanaf een vaste schijf, wanneer het aangevraagde gegevensitem nog niet in dit geheugen voorkomt.

Zie ook: virtueel geheugen

pakket Een pictogram dat ingesloten of gekoppelde informatie vertegenwoordigt. Die informatie kan bestaan uit een volledig document, zoals een Paint-bitmap, of een gedeelte van een document, zoals een cel in een werkblad. Wanneer u het pakket kiest, wordt het object afgespeeld (bijvoorbeeld een geluidsbestand) of geopend en weergegeven met de toepassing waarin het is gemaakt. Als u de oorspronkelijke gegevens wijzigt, worden de gekoppelde gegevens automatisch bijgewerkt. Ingesloten gegevens moeten echter handmatig worden bijgewerkt.

Zie ook: gekoppeld object; ingesloten object; OLE

pakket Een transmissie-eenheid van een OSI (Open Systems Interconnection)-netwerklaag, die bestaat uit binaire informatie die zowel gegevens als een header met een id-nummer, bron- en bestemmingsadressen en gegevens voor foutcontrole weergeeft.

Zie ook: Internet Protocol (IP); packet switching; pakketheader; switching hub

pakketheader Bij communicatie via een netwerkprotocol, een gereserveerd veld met een bepaald aantal bits, dat voor aan het pakket wordt toegevoegd en stuurinformatie bevat. Wanneer het pakket op zijn bestemming arriveert, wordt het veld losgekoppeld en verwijderd, terwijl het pakket wordt verwerkt en ontleed in omgekeerde volgorde voor elke laag van het protocol.

Zie ook: pakket

Panose Een methode voor lettertypeclassificatie waarbij waarden, zoals schreven, dikte en streekverschillen, worden gemeten voor een TrueType-lettertype. Deze waarden worden aangegeven met een Panose-nummer. Aan de hand van het Panose-nummer worden lettertypen gekoppeld aan andere vergelijkbare lettertypen die een andere naam hebben. Hoe dichter de Panose-nummers van twee lettertypen bij elkaar liggen, hoe meer deze lettertypen op elkaar lijken.

papierbron De locatie (zoals de bovenste papierlade of envelopinvoer) van het papier in de printer.

parallelle poort De invoer/uitvoer-aansluiting voor een apparaat met een parallelle interface. Printers worden doorgaans aangesloten op een parallelle poort.

Zie ook: seriële poort

pariteit Een berekende waarde die wordt gebruikt om gegevens na een storing te reconstrueren. Op RAID-5-volumes worden gegevens en pariteit in afwisselende strepen (stripes) over een verzameling schijven verdeeld. Wanneer een schijf defect raakt, worden de pariteitsgegevens door sommige serverbesturingssystemen samen met de gegevens op de goede schijven gebruikt om de gegevens op de defecte schijf te reconstrueren.

Zie ook: fouttolerantie; RAID-5-volume

pariteitsbit Bij asynchrone communicatie, een extra bit die wordt gebruikt bij de foutcontrole van groepen gegevensbits die binnen of tussen computersystemen worden verzonden. Bij communicatie tussen modems wordt een pariteitsbit dikwijls gebruikt om de nauwkeurigheid waarmee elk teken wordt verzonden, te controleren.

Zie ook: pariteit

particulier netwerk Een clusternetwerk dat alleen communicatie tussen knooppunten ondersteunt.

Zie ook: cluster

partitie Een gedeelte van een fysieke schijf dat werkt alsof het een afzonderlijke fysieke schijf betreft. Nadat u een partitie hebt gemaakt, moet u deze formatteren en er een stationsletter aan toewijzen voordat u er gegevens op kunt opslaan.

Op standaardschijven worden partities ook wel basisvolumes genoemd, zoals primaire partities en logische stations. Op dynamische schijven worden partities ook wel dynamische volumes genoemd, zoals eenvoudige, striped, spanned, mirrored en RAID-5-volumes.

Zie ook: basisschijf; dynamisch volume; primaire partitie; standaardvolume; stationsletter; systeempartitie; uitgebreide partitie

Password Authentication Protocol (PAP) Een eenvoudig verificatieschema aan de hand van gewone tekst voor het verifiëren van PPP-verbindingen. De gebruikersnaam en het wachtwoord worden door de RAS-server aangevraagd en door de RAS-client geretourneerd in de vorm van gewone tekst.

Zie ook: externe toegang; Point-to-Point Protocol (PPP); wachtwoord

PCI-uitbreidingssleuf Een aansluiting voor een randapparaat die voldoet aan de PCI-norm (Peripheral Component Interconnect) voor de lokale bus op de systeemkaart van een computer.

pc-kaart Een verwijderbaar apparaat, ongeveer zo groot als een creditcard, dat kan worden aangesloten op een PCMCIA (Personal Computer Memory Card International Association)-sleuf van een draagbare computer. Voorbeelden van PCMCIA-apparaten zijn modems, netwerkadapterkaarten en vasteschijfstations.

Zie ook: modem (modulator/demodulator)

PDC-emulatie-master De domeincontroller die tot taak heeft op te treden als Windows NT 4.0 PDC (Primary Domain Controller) voor servicenetwerkclients waarop geen Active Directory-clientsoftware is geïnstalleerd en die bestemd is voor het repliceren van mapwijzigingen op Windows NT-reservedomeincontrollers (BDC's) in het domein.

De PDC-emulatie-master ontvangt voorkeursreplicatiegegevens voor wachtwoordwijzigingen die door andere domeincontrollers in het domein zijn uitgevoerd en handelt wachtwoordverificatieopdrachten af die op de lokale domeincontroller zijn mislukt. Een bepaald domein kan te allen tijde maar één PDC-emulatie-master bevatten.

Zie ook: Active Directory; Backup Domain Controller (BDC); domeincontroller; multimaster-replicatie; operations-master; Primary Domain Controller (PDC); replicatie

Per seat-licentieverlening Een licentiemodus waarbij voor elke clientcomputer een afzonderlijke licentie voor clienttoegang vereist is, ongeacht of alle clients tegelijkertijd toegang verkrijgen tot de server.

Zie ook: client; Per server-licentieverlening

Per server-licentieverlening Een licentiemodus waarbij een afzonderlijke licentie voor clienttoegang is vereist voor elke gelijktijdige verbinding met de server, ongeacht of er andere clientcomputers in het netwerk zijn die niet gelijktijdig met de server verbonden zijn.

Zie ook: client; Per seat-licentieverlening

Peripheral Component Interconnect (PCI) Een specificatie van Intel Corporation voor een systeem met lokale bus waarmee maximaal 10 PCI-compatibele uitbreidingskaarten in de computer kunnen worden geïnstalleerd.

persoonlijke sleutel Het geheime deel van een cryptografisch sleutelpaar dat wordt gebruikt met een algoritme op basis van openbare sleutels. Persoonlijke sleutels worden over het algemeen gebruikt om symmetrische sessiesleutels te decoderen, gegevens digitaal te ondertekenen of berichten te decoderen die zijn gecodeerd met de bijbehorende openbare sleutel.

Zie ook: codering met openbare sleutels; openbare sleutel

persoonlijke wachtrij In Message Queuing, een wachtrij die niet wordt gepubliceerd in Active Directory, en alleen kan worden benaderd door toepassingen die toegang hebben tot de volledige indelingsnaam van de wachtrij.

Zie ook: Active Directory; Message Queuing; openbare wachtrij; systeemwachtrij

pictogram Een kleine afbeelding die op het scherm wordt weergegeven om een object aan te geven waarmee de gebuiker kan werken. Pictogrammen fungeren als visuele geheugensteuntjes en stellen de gebruiker in staat bepaalde computeracties uit te voeren zonder opdrachten te hoeven onthouden of deze met het toetsenbord te hoeven opgeven.

Piekgeheugengebruik In Taakbeheer, de grootste hoeveelheid fysiek geheugen die een proces heeft gebruikt sinds het is gestart.

Zie ook: Taakbeheer

ping Een hulpprogramma waarmee u de verbinding met een of meer externe hosts kunt controleren. De opdracht ping gebruikt de ICMP-paketten echo request en echo reply om te bepalen of een bepaald IP-systeem in een netwerk actief is. Ping is handig bij het vaststellen van IP-netwerkfouten of routerfouten.

Zie ook: Internet Control Message Protocol (ICMP)

pixel Een punt in een rechthoekig raster van duizenden dergelijke punten die een beeld vormen dat op het scherm wordt geproduceerd door een computer, of op papier door een printer. Een pixel is het kleinste element op basis waarvan via printerhardware en -software letters, cijfers en afbeeldingen kunnen worden gevormd. Een pixel wordt ook wel een pel genoemd.

Zie ook: schermresolutie

PKCS #10 De Certification Request Syntax Standard, die is ontwikkeld en wordt onderhouden door RSA Data Security, Inc. Een syntaxis voor certificaataanvragen.

Zie ook: certificaat; Public Key Cryptography Standards (PKCS)

PKCS #12 De Personal Information Exchange Syntax Standard, die is ontwikkeld en wordt onderhouden door RSA Data Security, Inc. Deze syntaxisstandaard heeft betrekking op een overdraagbare indeling waarmee de persoonlijke sleutels, certificaten en andere geheime gegevens van een gebruiker kunnen worden opgeslagen of getransporteerd.

Zie ook: certificaat; Public Key Cryptography Standards (PKCS)

PKCS #7 De Cryptographic Message Syntax Standard. Dit is een algemene syntaxis die is ontwikkeld en wordt onderhouden door RSA Data Security, Inc. De syntaxis is bedoeld voor gegevens waarop cryptografie kan worden toegepast, zoals digitale handtekeningen en codering. Daarnaast biedt CMSS een syntaxis voor het verspreiden van certificaten of certificaatintrekkingslijsten.

Zie ook: certificaat; Certificate Revocation List (CRL); codering; Public Key Cryptography Standards (PKCS)

Plakboek-server Een systeemservice die ondersteuning biedt voor de toepassing Plakboeken, zodat pagina's kunnen worden weergegeven in externe Plakboeken.

Plaktoetsen Een toetsenbordfunctie die het mogelijk maakt op een wijzigingstoets (CTRL, ALT of SHIFT) of de toets met het Windows-logo te drukken, waarna deze toets actief blijft totdat op een andere toets wordt gedrukt. Dit is handig voor mensen die moeite hebben twee toetsen tegelijk in te drukken.

Zie ook: Filtertoetsen; Muistoetsen; Schakeltoetsen

plotter Een apparaat dat wordt gebruikt voor het tekenen van grafieken, diagrammen en andere grafische afbeeldingen op basis van lijnen.

plotterlettertype Een lettertype dat wordt opgebouwd uit een reeks door lijnen verbonden punten. Plotterlettertypen kunnen tot elke afmeting kunnen worden vergroot en verkleind, en worden meestal afgedrukt op plotters. Sommige matrixprinters ondersteunen ook plotterlettertypen.

Zie ook: lettertype

Plug en Play Een verzameling specificaties die is ontwikkeld door Intel. Deze specificaties stellen een computer in staat automatisch apparaten te detecteren en configureren en het juiste stuurprogramma te installeren.

Zie ook: niet-Plug en Play; Universal Serial Bus (USB)

Point Of Termination Station (POTS) Gewone telefoonverbindingen met het openbare telefoonnetwerk, zonder extra voorzieningen of functies. POTS wordt ook wel geïnterpreteerd als Plain Old Telephone Service.

pointer-bronrecord (PTR) Een bronrecord die in een reverse lookup-zone wordt gebruikt en in het domein in-addr.arpa is gemaakt om de omgekeerde toewijzing van een host-IP-adres aan een host-DNS-domeinnaam aan te geven.

Zie ook: in-addr.arpa-domein; Resource Record (RR); reverse lookup

Point-to-Point Protocol (PPP) Een verzameling standaardprotocollen voor het gebruik van PPP-koppelingen voor het transport van datagrammen via meerdere protocollen. PPP wordt beschreven in RFC 1661.

Zie ook: Compression Control Protocol (CCP); externe toegang; Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP); vrijwillige tunnel

Point-to-Point Protocol over Ethernet (PPPoE) Een specificatie voor het verbinden van gebruikers op een Ethernet-netwerk met het Internet via een breedbandverbinding, zoals één DSL-lijn, een draadloos apparaat of een kabelmodem. Met PPPoE en een breedbandmodem kunnen LAN-gebruikers individueel geverifieerde toegang krijgen tot snelle gegevensnetwerken. Door de combinatie van Ethernet en PPP (Point-to-Point Protocol) kan er voor elke gebruiker op een efficiënte wijze een afzonderlijke verbinding met een externe server worden gemaakt.

Point-to-Point Tunneling Protocol (PPTP) Een netwerktechnologie die ondersteuning biedt voor VPN's (virtuele particuliere netwerken) waarop meerdere protocollen worden gebruikt. Hierdoor kunnen externe gebruikers op een veilige manier toegang verkrijgen tot ondernemingsnetwerken via het Internet of andere netwerken door in te bellen bij een Internet-aanbieder (ISP, Internet Service Provider) of door rechtstreeks verbinding te maken met het Internet. Het PPTP-protocol tunnelt IP-, IPX- of NetBEUI-verkeer; dat wil zeggen, het kapselt dit in in IP-pakketten. Dat betekent dat gebruikers op afstand toepassingen kunnen uitvoeren die afhankelijk zijn van bepaalde netwerkprotocollen.

Zie ook: Internet Protocol (IP); Internetwork Packet Exchange (IPX); NetBIOS Extended User Interface (NetBEUI); pakket; tunnel; Virtual Private Network (VPN)

polling-intervallen De frequentie waarmee de beschikbaarheid en de werking van de bron worden gecontroleerd door de bronmonitor. Er zijn twee polling-niveaus: Looks Alive en Is Alive. De servercluster vraagt om een grondiger controle van de bronstatus bij elk Is Alive-interval dan bij elk Looks Alive-interval het geval is. Het polling-interval voor Is Alive is daardoor langer dan dat voor Looks Alive. U kunt de twee polling-intervallen en een time-outwaarde voor bronnen opgeven.

Zie ook: bron

poort Een verbindingspunt op de computer waarop u apparaten kunt aansluiten die gegevens overbrengen van en naar de computer. Een printer is bijvoorbeeld praktisch altijd aansloten op een parallelle poort (die ook wel LPT-poort wordt genoemd). Een modem is bijna altijd aangesloten op een seriële poort (die ook wel COM-poort wordt genoemd)

Zie ook: seriële poort; Universal Serial Bus (USB)

poortregel Bij Network Load Balancing is dit een set configuratieparameters waarmee de filtermodus wordt ingesteld die op het poortenbereik moet worden toegepast.

Zie ook: filtermodus; poort

POP3 (Post Office Protocol 3) Een veelgebruikt protocol voor het ontvangen van e-mailberichten. Dit protocol wordt vaak gebruikt door Internet-providers. Bij POP3-servers hebt u toegang tot één postvak voor inkomende berichten. Bij IMAP-servers hebt u echter toegang tot meerdere mappen op de server.

Portable Operating System Interface for UNIX (POSIX) Een standaard van het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) die een set besturingssysteemservices definieert. Programma's die zich aan de POSIX-standaard houden kunnen gemakkelijk worden overgezet van het ene systeem naar het andere. POSIX was gebaseerd op UNIX-systeemservices, maar het is zo gemaakt dat het ook kan worden geïmplementeerd in andere besturingssystemen.

Zie ook: service

postmap In de Macintosh-omgeving, een map waarvoor u de machtiging Wijzigingen aanbrengen hebt, maar niet de machtiging Bestanden bekijken of Mappen bekijken. U kunt bestanden naar een postmap kopiëren, maar u kunt niet zien welke bestanden en submappen zich in deze map bevinden.

Zie ook: Wijzigingen aanbrengen

PostScript Een paginabeschrijvingstaal (PDL) die door Adobe Systems is ontwikkeld voor het afdrukken op laserprinters. PostScript ondersteunt uiteenlopende lettertypen en staat garant voor grafische afbeeldingen van hoge kwaliteit. PostScript is de standaard voor desktoppublishing, omdat het wordt ondersteund door imagesetters, de printers met hoge resolutie die door drukkers worden gebruikt voor commercieel drukwerk.

Zie ook: Page-Description Language (PDL); PostScript-lettertypen; PostScript-printer; Printer Control Language (PCL); Printer Job Language (PJL); service; Type 1-lettertypen

PostScript-lettertypen Lettertypen die zijn gedefinieerd volgens de regels van de PostScript-paginabeschrijvingstaal (PDL, Page Description Language), en zijn bedoeld om te worden afgedrukt op een PostScript-compatibele printer. Wanneer een document dat in een schermlettertype wordt weergegeven, naar een PostScript-printer wordt verzonden, gebruikt de printer zo mogelijk de PostScript-versie van dat lettertype. Als het lettertype niet bestaat, maar er wel een versie op de computer is geïnstalleerd, wordt dat lettertype op de printer geladen. Als noch op de printer noch op de computer een PostScript-lettertype is geïnstalleerd, wordt het bitmaplettertype (rasterlettertype) omgezet naar PostScript en wordt het bitmaplettertype gebruikt voor het afdrukken van het document. PostScript-lettertypen verschillen van bitmaplettertypen door hun vloeiende lijnen, detail en getrouwheid aan de kwaliteitsstandaards van de typografische industrie.

Zie ook: laadbare lettertypen; lettertype; Page-Description Language (PDL); PostScript; rasterlettertypen

PostScript-printer Een printer waarop de PostScript-paginabeschrijvingstaal (PDL, Page Description Language) wordt gebruikt om tekst en afbeeldingen af te drukken op het uitvoermedium, zoals papier of transparanten. Voorbeelden van PostScript-printers zijn de Apple LaserWriter, de NEC LC-890 en de QMS PS-810.

Zie ook: Page-Description Language (PDL); PostScript; virtueel printergeheugen

PPP (Point-to-Point Protocol)

Zie definitie voor: Point-to-Point Protocol (PPP)

prestatiemeteritem In Systeemmonitor, een gegevensitem dat aan een prestatieobject is gekoppeld. Voor elk geselecteerd item wordt in Systeemmonitor een waarde weergegeven die overeenkomt met het specifike prestatieaspect dat voor het prestatieobject is gedefinieerd.

Zie ook: prestatieobject

prestatieobject In Systeemmonitor, een logische verzameling items die is gekoppeld aan een hulpbron of service die kan worden gecontroleerd.

Zie ook: prestatiemeteritem

prestatiesignaal Een voorziening die ervoor zorgt dat wanneer de waarde van een bepaalde teller boven of onder de ingestelde drempel komt, een bericht wordt gestuurd naar de gebruiker via de Messenger-service.

Zie ook: Messenger-service

primaire master Een gezaghebbende DNS-server voor een zone die als updatepunt voor de zone kan worden gebruikt. Alleen primaire masters kunnen rechtstreeks worden bijgewerkt voor het verwerken van zone-updates, met inbegrip van het toevoegen, verwijderen of wijzigen van bronrecords die als zonegegevens zijn opgeslagen. Primaire masters worden ook gebruikt als de eerste bronnen voor het repliceren van de zone op andere DNS-servers.

Zie ook: DNS Server; replicatie; Resource Record (RR); secundaire master; zone

primaire muisknop De knop die u het meeste gebruikt voor klikken en dubbelklikken. De primaire muisknop is de linkerknop op de meeste muis- en trackball-apparaten, en de onderste knop op andere trackball-apparaten. U kunt echter zelf de functie van de knoppen omwisselen via het dialoogvenster Muis in het Configuratiescherm.

primaire partitie Een type partitie dat u kunt maken op standaardschijven. Een primaire partitie is een gedeelte van een fysieke schijf dat werkt alsof het een afzonderlijke fysieke schijf betrof. Op standaard-MBR-schijven (Master Boot Record) kunt u maximaal vier primaire partities maken, of drie primaire partities en een uitgebreide partitie met meerdere logische stations. Op standaard-GPT-schijven kunt u maximaal 128 primaire partities maken. Primaire partities worden ook wel volumes genoemd.

Zie ook: basisschijf; GUID Partition Table (GPT); logisch station; Master Boot Record (MBR); partitie; uitgebreide partitie; volume

primaire schijf Het vasteschijfstation dat de systeem- en opstartpartities bevat voor het starten van Windows.

Zie ook: opstartpartitie; systeempartitie

Primary Domain Controller (PDC) Bij een domein met Windows NT Server 4.0 of eerder, de computer waarop Windows NT Server wordt uitgevoerd en waarop domeinaanmeldingen worden geverifieerd en de directorydatabase voor het domein wordt onderhouden. Via de PDC of primaire domeincontroller worden wijzigingen in de accounts van alle computers in een domein opgespoord. Dit is de enige computer die deze wijzigingen rechtstreeks kan ontvangen. Een domein kan maar één PDC hebben. In deze versie van Windows wordt één van de domeincontrollers in elk domein aangeduid als de PDC omwille van de compatibiliteit met Windows NT 4.0 en eerdere versies van Windows NT.

Zie ook: Backup Domain Controller (BDC)

printer Een apparaat waarmee u tekst of afbeeldingen kunt afdrukken op papier of andere afdrukmedia. Voorbeelden zijn laserprinters en matrixprinters.

Zie ook: afdrukgroep; afdruk-spooler; logische printer

Printer Control Language (PCL) De paginabeschrijvingstaal (PDL) die door Hewlett Packard is ontwikkeld voor laserprinters en inktjetprinters. Door het wijdverbreide gebruik van laserprinters is deze opdrachttaal standaard geworden op vele printers.

Zie ook: Page-Description Language (PDL); PostScript; Printer Job Language (PJL)

Printer Job Language (PJL) De door Hewlett Packard ontwikkelde printeropdrachttaal waarmee de printer kan worden bestuurd op afdruktaakniveau. Met PJL-opdrachten kunt u standaardinstellingen van de printer wijzigen, zoals het aantal af te drukken exemplaren. PJL-opdrachten maken het ook mogelijk tussen afdruktaken door van printertaal te wisselen zonder dat de gebruiker daarvoor iets hoeft te doen. Als tweerichtingscommunicatie wordt ondersteund, kan een PJL-compatibele printer informatie naar de server verzenden, bijvoorbeeld over het model van de printer en de status van de afdruktaak.

Zie ook: Page-Description Language (PDL); PostScript; Printer Control Language (PCL)

printerlettertypen Lettertypen die zich op een printer bevinden of daarvoor bedoeld zijn. Een printerlettertype bevindt zich meestal in het ROM-geheugen (Read-Only Memory) van de printer. Het kan intern zijn, vanaf de computer worden geladen of zich in een lettertypecassette bevinden.

Zie ook: apparaatlettertypen; laadbare lettertypen; lettertype; lettertypecassette

printermachtigingen Machtigingen waarmee het type toegang wordt aangegeven dat een gebruiker of groep heeft voor een printer. De printermachtigingen zijn Afdrukken, Printers beheren en Documenten beheren.

Zie ook: machtiging

Printers en faxapparaten De map in het Configuratiescherm die de wizard Printer toevoegen bevat en pictogrammen voor alle printers die op de computer zijn geïnstalleerd.

Zie ook: printer

printerstuurprogramma Een programma dat andere programma's in staat stelt te werken met een bepaalde printer zonder dat deze de specifieke werking van de printerhardware en de gebruikte interne taal hoeven te kennen. Dankzij printerstuurprogramma's die op individuele printers zijn afgestemd, kunnen programma's communiceren met vele uiteenlopende printers.

Zie ook: apparaatstuurprogramma

printervenster Het printervenster wordt ook wel wachtrijweergave genoemd. In dit venster ziet u informatie over afdruktaken die wachten op verwerking door de printer in kwestie. Voor elke printer die is geïnstalleerd of die met uw systeem verbonden is, wordt informatie weergegeven over onder meer het aantal af te drukken documenten, de eigenaar van deze documenten en de grootte ervan.

Zie ook: afdruktaak

prioriteit Bij Procesbeheer, de relatieve positie van een proces of procesgroep met betrekking tot het gebruik van CPU- en systeembronnen. U kunt deze instelling opgeven in de module Procesbeheer.

Private Branch Exchange (PBX) Een automatisch telefoonschakelsysteem waarmee gebruikers in een organisatie onderling gesprekken tot stand kunnen brengen, buiten het openbare telefoonnet om. Gebruikers kunnen ook gesprekken met externe nummers aanvragen.

Pro Windows XP Professional

proces De virtuele adresruimte en de stuurgegevens die nodig zijn voor het uitvoeren van een programma.

Zie ook: socket

proces-id (PID) Een numerieke id die een unieke aanduiding vormt van een proces terwijl het actief is. In Taakbeheer kunt u de PID's bekijken.

Zie ook: proces; Taakbeheer

Procesnaam De naam van een proces zoals dat in Taakbeheer wordt weergegeven.

Zie ook: Taakbeheer

Program Information File (PIF) Een bestand dat informatie bevat over de manier waarop MS-DOS-programma's het beste kunnen worden uitgevoerd. Wanneer u een MS-DOS-programma start, wordt gezocht naar het pif-bestand voor de toepassing. PIF-bestanden bevatten gegevens zoals de naam van het bestand, een opstartmap en opties voor multitasking.

Zie ook: MS-DOS-programma

programma Een volledige, op zichzelf staande set computerinstructies waarmee u een bepaalde taak kunt uitvoeren, zoals een tekst bewerken, boekhouden of gegevens beheren. Programma's worden ook toepassingen genoemd.

Protective MBR De eerste sector van een GPT-schijf (GUID Partition Table) die is gestructureerd als de eerste sector van een MBR-schijf (Master Boot Record) om te voorkomen dat GPT-partities worden vernietigd door x86-schijfprogramma's. De Protective MBR bevat één partitie die de hele ruimte in beslag neemt die op de schijf wordt gebruikt door GPT-partities.

Zie ook: Extensible Firmware Interface (EFI); GUID Partition Table (GPT); Master Boot Record (MBR); x86

protocol Een set regels en conventies voor het verzenden van informatie via een netwerk. Deze regels hebben betrekking op de inhoud, indeling, timing, volgorde en foutcontrole van berichten die tussen netwerkapparaten worden uitgewisseld.

Zie ook: statische routes; Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

Prullenbak De locatie waarop onder Windows verwijderde bestanden worden opgeslagen. U kunt abusievelijk verwijderde bestanden terugzetten, of de Prullenbak leegmaken om schijfruimte vrij te maken.

Public Key Cryptography Standards (PKCS) Een aantal bij elkaar horende standaards voor cryptografie op basis van openbare sleutels. Hiertoe behoren RSA-codering, Diffie-Hellman Key Agreement, Password-Based Encryption, Extended Syntax, Cryptographic Message Syntax, Private Key Information Syntax en Certificate Request Syntax, naast bepaalde kenmerken. RSA Data Security, Inc. is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het onderhoud van deze standaards.

Zie ook: certificaat; cryptografie met openbare sleutels

Public Key Infrastructure (PKI) Een algemene term voor de wetten, de beleidsrichtlijnen, de standaards en de software aan de hand waarvan het gebruik van certificaten en publieke/persoonlijke sleutels wordt geregeld. In de praktijk is dit een systeem dat met behulp van digitale certificaten, certificeringsinstanties en andere registratie-instanties de geldigheid controleert van elke partij die betrokken is bij een elektronische transactie. De standaards voor PKI zijn nog steeds in ontwikkeling, hoewel deze al op grote schaal worden geïmplementeerd als noodzakelijk onderdeel van elektronische handel.

Zie ook: certificaat; Certification Authority (CA); openbare sleutel

Public Switched Telephone Network (PSTN) Standaardtelefoonlijnen van het analoge type, die over de hele wereld beschikbaar zijn.

pulskeuze Een vorm van nummerkeuze waarbij telefoonnummers door middel van pulsfrequenties worden ingevoerd. De gebruiker hoort meestal een reeks klikgeluiden wanneer het nummer wordt gedraaid. Op ouderwetse telefoons met kiesschijven wordt pulskiezen gebruikt.

Zie ook: toonkeuze

Q
query Bij de Indexing-service is dit een gestructureerde instructie waarmee u kunt opgegeven welke documenten u zoekt. De eenvoudigste query bestaat uit een enkel woord.

Zie ook: jokerteken; tag; vector

quorumbron De bron die kan dienen als quorumschijf voor het beheer van de configuratiegegevens die noodzakelijk zijn voor het herstel van de cluster. Deze gegevens bevatten gedetailleerde informatie over alle wijzigingen die zijn aangebracht in de clusterdatabase. De quorumbron is over het algemeen toegankelijk voor andere clusterbronnen, zodat elke clusterbron toegang heeft tot de meest recente wijzigingen. Standaard is er maar één quorumbron per cluster.

Zie ook: servercluster

quorumlogboek Het logboek waarin door de quorumbron gegevens worden opgeslagen. Deze gegevens worden onderhouden door de clustersoftware. Een quorumlogboek wordt ook wel een herstellogboek of wijzigingenlogboek genoemd.

Zie ook: quorumbron; servercluster

quorumschijf De clusterschijf waarop configuratiegegevens worden opgeslagen in het quorumlogboek, clusterdatabasecontrolepunten en broncontrolepunten. De quorumschijf wordt beheerd door de quorumbron. Dit is normaal gesproken een speciaal type fysieke-schijfbron.

quotumlimiet De hoeveelheid schijfruimte die beschikbaar is voor een gebruiker.

Zie ook: waarschuwingsniveau

R
RAID-5-volume Een fouttolerant volume met gegevens en pariteit in afwisselende strepen over drie of meer fysieke schijven. Pariteit is een berekende waarde die wordt gebruikt om gegevens na een storing te reconstrueren. Als een gedeelte van een fysieke schijf beschadigd raakt, worden de gegevens die zich in dat gedeelte bevonden, in Windows gereconstrueerd aan de hand van de resterende gegevens en de pariteit. U kunt RAID-5-volumes alleen maken op dynamische schijven. RAID-5-volumes kunnen niet worden gespiegeld of uitgebreid.

Zie ook: dynamisch volume; dynamische schijf; fouttolerantie; pariteit; volume

RAM

Zie definitie voor: Random Access Memory (RAM)

randapparaat Een apparaat, bijvoorbeeld een schijfstation, printer, modem of joystick, dat is verbonden met een computer en dat wordt bestuurd door de microprocessor van de computer.

Zie ook: apparaat

Random Access Memory (RAM) Geheugen dat een computer of andere apparaten kunnen raadplegen en waarnaar ze kunnen schrijven. Gegevens die in het RAM-geheugen zijn opgeslagen, gaan verloren wanneer u de computer uitschakelt.

Zie ook: virtueel geheugen

rapportbericht Bij Message Queuing, een bericht dat statusgegevens bevat en dat naar rapportwachtrijen op de broncomputer wordt gezonden. Voorbeelden van rapportberichten zijn testberichten en routetraceringsberichten.

Zie ook: Message Queuing; rapportwachtrij

rapportwachtrij Bij Message Queuing, een wachtrij op de broncomputer die rapportberichten bevat. Rapportwachtrijen kunnen worden gebruikt bij het verzenden van testberichten en routetraceringsberichten.

Zie ook: Message Queuing; rapportbericht

RAS-server Een Windows-computer waarop de Routing and Remote Access-service wordt uitgevoerd en die is geconfigureerd voor externe toegang.

Zie ook: externe toegang; terugbellen ingesteld door beller

rasterlettertypen Lettertypen die als afbeeldingen worden opgeslagen. Rasterlettertypen zijn ontworpen met een bepaalde grootte en resolutie en voor een specifieke printer. Deze lettertypen kunnen niet worden geschaald of gedraaid. Als een printer geen rasterlettertypen ondersteunt, kunt u er geen rasterlettertypen op afdrukken. De vijf rasterlettertypen zijn: Courier, MS Sans Serif, MS Serif, Small en Symbol. Rasterlettertypen worden ook wel bitmaplettertypen genoemd.

Zie ook: lettertype; printer

raw socket Een socket die rechtstreeks toegang biedt tot netwerkprotocollen op een lager niveau.

Zie ook: socket

Read-Only Memory (ROM) Een halfgeleidercircuit dat gegevens bevat die niet kunnen worden gewijzigd.

realm Een verzameling beveiligings-principals in een netwerkomgeving op basis van een ander besturingssysteem dan Windows, die zijn onderworpen aan verificatie via Kerberos.

Zie ook: Kerberos V5-verificatieprotocol

realm-naam Een voor-of achtervoegsel dat wordt toegevoegd aan de naam van een gebruiker om de juiste routering en verificatie mogelijk te maken tijdens een externe aanmeldingsprocedure.

Zie ook: gebruikersnaam; routering; verificatie

rebinding-status Een status die DHCP-clients in staat stelt hun adres-lease te verlengen en te vernieuwen wanneer de huidige lease bijna is verlopen. In deze toestand wordt vanaf de client een broadcast-bericht verstuurd naar het netwerk om een DHCP-server te vinden die de huidige configuratie-lease kan vernieuwen of vervangen. De rebinding-status gaat in wanneer de lease-tijd van de client voor 87,5 procent is verstreken.

Zie ook: Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP); lease

Redundant Array of Independent Disks (RAID) Een methode voor het standaardiseren en categoriseren van fouttolerante schijfsystemen. Een RAID-niveau kan bestaan uit diverse combinaties van prestaties, betrouwbaarheid en kosten. Op sommige servers zijn drie van deze RAID-niveaus beschikbaar: Niveau 0 (striping), Niveau 1 (mirroring), en Niveau 5 (RAID-5).

Zie ook: fouttolerantie; mirrored volume; RAID-5-volume

referenties Een verzameling gegevens met onder andere identificatiegegevens en bewijs van identificatie. Deze gegevens worden gebruikt om toegang te verkrijgen tot lokale bronnen en netwerkbronnen. Voorbeelden van referenties zijn gebruikersnamen en wachtwoorden, smartcards en certificaten.

register Een database waarin gegevens over de configuratie van een computer zijn opgeslagen. Het register bevat gegevens die voortdurend door Windows worden geraadpleegd, zoals:
  • Profielen voor elke gebruiker.
  • De programma's die op de computer zijn geïnstalleerd en de typen documenten die daarmee kunnen worden gemaakt.
  • Eigenschapsinstellingen voor mappen en programmapictogrammen.
  • De hardware die op het systeem is geïnstalleerd.
  • De poorten die worden gebruikt.

Het register is opgebouwd volgens een hiërarchische boomstructuur, en bestaat uit sleutels en subsleutels, componenten en waarde-ingangen.

Zie ook: component; Registry Size Limit (RSL); sleutel; substructuur; waardevermelding

Registry Size Limit (RSL) Een universele maximumwaarde voor registerruimte, die voorkomt dat een toepassing de wisselbare pool volledig vult met registergegevens. De totale hoeveelheid ruimte die door registergegevens (componenten) in beslag kan worden genomen, wordt beperkt door de limiet voor de registergrootte.

Zie ook: component; register; wisselbare pool

reikwijdte In een domeinomgeving is dit een site, domein of organisatie-eenheid; in een werkgroepomgeving is dit de lokale schijf.

Zie ook: domein; organisatie-eenheid

relatieve DN-naam Het gedeelte van de DN-naam van een object dat een kenmerk is van het object zelf. Voor de meeste objecten is dit het kenmerk Common Name. Bij beveiligings-principals is SPN (Security Principal Name) de algemene standaardnaam. Dit wordt ook de SAM-accountnaam genoemd.

Bij de DN-naam:

CN=MijnNaam,CN=Gebruikers,DC=Microsoft,DC=Com

is de relatieve DN-naam van het gebruikersobject MijnNaam CN=MijnNaam. De relatieve DN-naam van het bovenliggende object is CN=Gebruikers.

Zie ook: DN-naam; object

relatieve id (RID) Het gedeelte van een beveiligings-id (SID) dat de unieke aanduiding vormt van een account of groep binnen een domein.

Zie ook: beveiligings-id (SID); domein; forest; groep

relatieve naam De gedeeltelijke DNS-domeinnaam die in afzonderlijke bronrecords is geconfigureerd voor het opzoeken en definiëren van de record in een zone. De relatieve naam wordt gekoppeld aan het voorste gedeelte van het bovenliggende domein (domein van oorsprong) van elke bronrecord en vormt zo een volledig gekwalificeerde domeinnaam (FQDN) binnen de zone. In DNS-beheer komt de relatieve naam overeen met velden waarvoor recordspecifieke naameigenschappen worden gebruikt, zoals het veld Naam van host-computer dat in een adresbronrecord (A) wordt gebruikt.

Zie ook: adresbronrecord (A); Domain Name System (DNS); Fully Qualified Domain Name (FQDN); Resource Record (RR); zone

Remote Authentication Dial-In User Service (RADIUS) Een beveiligingsverificatieprotocol op basis van clients en servers dat door veel Internet-providers wordt gebruikt op externe servers met andere besturingssystemen dan Windows. RADIUS is vandaag de dag de populairste methode voor verificatie en machtiging voor inbellen en getunnelde netwerken.

Zie ook: tunnel; verificatie

Remote Installation Services Softwareservices waarmee een beheerder van op afstand nieuwe clientcomputers kan configureren, zonder deze op de locatie zelf te hoeven configureren. De doelclients moeten opstarten op afstand ondersteunen.

Zie ook: Single Instance Store (SIS)

Remote Procedure Call (RPC) Een faciliteit voor het doorgeven van berichten waarmee een gedistribueerde toepassing services kan aanroepen die beschikbaar zijn op diverse computers in een netwerk. Wordt gebruikt bij extern beheer van computers.

Zie ook: service

Removable Storage Een service voor het beheren van verwisselbare media (zoals tapes en schijven) en opslagapparaten (mediawisselaars of bibliotheken). Removable Storage stelt toepassingen in staat dezelfde mediabronnen te benaderen en te delen.

Zie ook: mediawisselaar; service

replica Een map in een replicaset.

Zie ook: replicaset; replicatietopologie

replicaset Een of meer gedeelde mappen die worden gebruikt voor replicatie.

Zie ook: replicatie

replicatie Het proces waarbij gegevens uit een gegevensarchief of een bestandssysteem op meerdere computers worden gekopieerd om de gegevens te synchroniseren. In Active Directory is multimaster-replicatie van de directory tussen domeincontrollers binnen een bepaald domein mogelijk. Er kunnen gegevens worden opgeslagen in de replica's van de directory op elke domeincontroller. Hierdoor kunnen updates op elke replica van een bepaald domein worden toegepast. Via de replicatieservice worden de wijzigingen van een bepaalde replica automatisch naar alle andere replica's gekopieerd.

Zie ook: Active Directory; replica; replicatiebeleid; topologie

replicatiebeleid Regels waarin is vastgelegd hoe en wanneer replicatie wordt uitgevoerd.

Zie ook: replicatie

replicatietopologie Een beschrijving van de fysieke verbindingen tussen replica's en sites. Logische verbindingen worden beschreven in DFS-topologieën.

Zie ook: replica

Request for Comments (RFC) Een officieel document van de IETF (Internet Engineering Task Force) met details voor TCP/IP-protocollen.

Zie ook: Internet Engineering Task Force (IETF); protocol; Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

reservering Een specifiek IP-adres binnen een scope dat permanent gereserveerd is voor gebruik als lease op een specifieke DCHP-client. Clientreserveringen worden via DHCP-beheer gemaakt in de DHCP-database en zijn gebaseerd op een unieke clientapparaat-id voor elke reservering.

Bij ACS (Admission Control Service) is een reservering een toewijzing van netwerkhulpbronnen die is opgenomen in een RSVP-reserveringsverzoek (Resource Reservation Protocol) dat wordt beheerd door de Admission Control-service.

Zie ook: Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP); IP-adres; lease; Resource Reservation Protocol (RSVP); scope

resolver Een DNS-clientprogramma dat wordt gebruikt voor het opzoeken van DNS-naamgegevens. Een resolver kan een kleine stub (een beperkte verzameling programmaroutines met basisqueryfuncties) zijn of een programma van grotere omvang met extra DNS-client lookupfuncties, zoals caching.

Zie ook: caching; caching resolver; Domain Name System (DNS)

Resource Record (RR) De standaardstructuur van een DNS-database met gegevens die worden gebruikt voor de verwerking van DNS-query's. Een adresbronrecord (A) bevat bijvoorbeeld een IP-adress dat overeenkomt met een host-naam. De meeste basisbronrecordtypen worden gedefinieerd in RFC 1035. Daarnaast kunnen er extra RR-typen worden gebruikt die in andere RFC's zijn gedefinieerd en zijn goedgekeurd voor gebruik bij DNS.

Zie ook: Domain Name System (DNS); interval voor nieuwe poging; Request for Comments (RFC); zone

Resource Reservation Protocol (RSVP) Een signaleringsprotocol dat zender en ontvanger in staat stelt een gereserveerd pad voor gegevensoverdracht in te stellen met de opgegeven servicekwaliteit.

Zie ook: protocol

reverse lookup In DNS een queryproces waarbij via het IP-adres van een host-computer de beschrijvende DNS-domeinnaam wordt gezocht. In DNS-beheer zijn reverse lookup-zones gebaseerd op de in-addr.arpa-domeinnaam en bevatten ze doorgaans pointer-bronrecords (PTR).

Zie ook: Domain Name System (DNS); in-addr.arpa-domein; pointer-bronrecord (PTR); zone

RGB-kleurruimte Multidimensionale kleurruimte die bestaat uit de intensiteit van het rood, groen en blauw waaruit een gegeven kleur is samengesteld. Dit systeem wordt meestal gebruikt bij scanners, digitale camera's, computerbeeldschermen en computerprinters.

Zie ook: kleurbeheer; kleurruimte

RID-master De domeincontroller die is toegewezen voor het toekennen van reeksen relatieve id's aan elke domeincontroller in het domein. Wanneer een domeincontroller een security principal (voor een gebruiker, groep of computerobject) maakt, wijst de domeincontroller een unieke beveiligings-id toe aan het object. De beveiligings-id bestaat uit een domeinbeveiligings-id die hetzelfde is voor alle beveiligings-id's in een bepaald domein en een unieke relatieve id voor elke beveiligings-id die in het domein is gemaakt. Een domein kan altijd maar één RID-master bevatten.

Zie ook: beveiligings-id (SID); beveiligings-principal; domeincontroller; relatieve id (RID)

rolling upgrade In een cluster, het om de beurt bijwerken van clusterknooppunten, terwijl andere knooppunten actief blijven.

Zie ook: cluster

ROM Een acroniem voor Read-Only Memory, een halfgeleiderschakeling waarin programmacode of gegevens permanent worden vastgelegd tijdens het productieproces. Het ROM-geheugen bevat instructies of gegevens die wel kunnen worden gelezen, maar die niet kunnen worden gewijzigd.

round robin Een eenvoudig mechanisme dat op DNS-servers wordt gebruikt voor het delen en distribueren netwerkbrontaken. Round robin wordt gebruikt om de bronrecords die in een queryantwoord zijn geretourneerd, te laten rouleren wanneer er meerdere bronrecords van hetzelfde type bestaan voor de gevraagde DNS-domeinnaam.

Zie ook: DNS Server; Resource Record (RR)

router In een Windows-omgeving zorgt deze hardware ervoor dat LAN's en WAN's met elkaar kunnen worden verbonden en kunnen samenwerken. Via een router kunt u LAN's met verschillende netwerktopologieën (zoals Ethernet en Token Ring) met elkaar verbinden. Routers koppelen pakketheaders aan een LAN-segment en bepalen het beste pad voor het pakket, ter verbetering van de prestaties van het netwerk.

In de Macintosh-omgeving zijn routers nodig om computers in verschillende fysieke netwerken met elkaar te laten communiceren. Op routers wordt een overzicht bijgehouden van de fysieke netwerken op het Macintosh-internet (netwerk). De routers sturen gegevens die ze van het ene fysieke netwerk ontvangen door naar andere fysieke netwerken. Computers met Windows Server en AppleTalk-netwerkintegratie kunnen fungeren als routers. U kunt ook andere hardware voor routering gebruiken in een netwerk met AppleTalk-netwerkintegratie.

Zie ook: Local Area Network (LAN); pakketheader; routering; Routing Information Protocol over IPX (RIPX); statische routes; Wide Area Network (WAN)

routering Het proces waarbij een gegevenspakket vanaf een bron-host via een internetwerk wordt doorgestuurd naar een doel-host.

Zie ook: host; pakket

routeringskoppeling Bij Message Queuing, een communicatieverbinding tussen Windows-sites voor het routeren van berichten. Voor het maken van een routeringskoppeling tussen sites worden speciaal geconfigureerde Message Queuing-servers gebruikt waarvoor routeringsservices zijn ingeschakeld.

Zie ook: kosten van routeringskoppeling; Message Queuing; routeringsservices

routeringsservices Bij Message Queuing, een service op een Message Queuing-server die berichtrouteringservices biedt. Mits zo geconfigureerd, kan deze functie op een Message Queuing-server worden gebruikt om:
  • Computers die verschillende netwerkprotocollen gebruiken met elkaar te laten communiceren.
  • Het aantal sessies te verminderen door als gateway te fungeren voor alle binnenkomende of uitgaande berichten voor onafhankelijke clients.
  • Berichten tussen sites te routeren via een routeringskoppeling.

Zie ook: Message Queuing; Message Queuing-server; onafhankelijke client; routeringskoppeling; service; sessieconcentratie

Routing Information Protocol over IPX (RIPX) Een protocol dat routers op een netwerk gebruiken om onderling gegevens uit te wisselen en dat hosts gebruiken om te bepalen welke router het meest geschikt is voor het doorsturen van IPX-verkeer naar een extern IPX-netwerk.

Zie ook: Internetwork Packet Exchange (IPX); NWLink; protocol; router

RS-232-C-standaard Een geaccepteerde industriestandaard voor seriële communicatieverbindingen. In deze Recommended Standard, die is aangenomen door de Electric Industries Association, worden de specifieke lijnen en signaalkenmerken beschreven die worden gebruikt door seriële-communicatiecontrollers om de overdracht van seriële gegevens tussen apparaten te standaardiseren. De letter C geeft aan dat het om de derde standaard in een reeks gaat.

RSA Een veelgebruikte algoritme waarbij wordt gebruikgemaakt van openbare en persoonlijke sleutels. Dit is de standaardcryptografieprovider voor Microsoft Windows. Op deze algoritme is in 1977 octrooi verleend aan RSA Data Security, Inc.

Zie ook: Cryptographic Service Provider (CSP)

S
scaninterval Bij Procesbeheer, de tijd tussen opeenvolgende controles op nieuwe processen die op de server zijn gestart. U kunt deze instelling opgeven in de module Procesbeheer.

schaalbaarheid De mate waarin een computer, service of toepassing kan worden uitgebreid om tegemoet te komen aan toenemende prestatie-eisen. Bij serverclusters, de mogelijkheid een of meer systemen aan een bestaande cluster toe te voegen wanneer de de totale belasting de verwerkingscapaciteit overschrijdt.

Zie ook: servercluster

schaduwkopie van volume Een volume dat een kopie is van het oorspronkelijke volume op het moment dat de kopie werd gemaakt.

Zie ook: crashbestendigheid; differentiële gegevens; volume

Schakeltoetsen Een voorziening waarmee u kunt instellen dat het toetsenbord een piepsignaal geeft wanneer een van de vergrendelingstoetsen (CAPS LOCK, NUM LOCK of SCROLL LOCK) wordt in- of uitgeschakeld.

Zie ook: Filtertoetsen; Muistoetsen; Plaktoetsen; Schakeltoetsen

schema Een beschrijving van de objectklassen en kenmerken die in Active Directory zijn opgeslagen. In het schema worden voor elke objectklasse de kenmerken die deze klasse moet hebben, de extra kenmerken en de bovenliggende objectklasse die deze kan hebben beschreven.

Het Active Directory-schema kan dynamisch worden bijgewerkt. Een toepassing kan bijvoorbeeld het schema met nieuwe kenmerken en klassen uitbreiden en deze vervolgens onmiddellijk gebruiken. Updates van een schema geschieden door het maken of wijzigen van schemaobjecten die in Active Directory zijn opgeslagen. Schemaobjecten hebben net als alle andere objecten in Active Directory een toegangscontrolelijst. Alleen gemachtigde gebruikers kunnen dit schema wijzigen.

Zie ook: Active Directory; bovenliggend object; kenmerk; object

schema-master De domeincontroller die is toegewezen voor het beheer van alle updates van het schema in een forest. De forest kan altijd maar één schema-master bevatten.

Zie ook: domeincontroller; forest; schema

schermbeveiliging Een bewegend beeld of patroon dat op uw beeldscherm verschijnt wanneer u de muis of het toetsenbord gedurende een bepaalde tijd niet hebt gebruikt.

schermlettertypen Een lettertype dat ontworpen is voor weergave op het beeldscherm van een computer. Bij schermlettertypen horen vaak PostScript-lettertypen die op PostScript-compatibele printers kunnen worden afgedrukt.

Zie ook: lettertype; PostScript

schermresolutie De instelling die de hoeveelheid informatie bepaalt die op uw scherm wordt weergegeven, gemeten in pixels. Een lage resolutie, zoals 640 x 480, maakt dat items er op het scherm groot uitzien, hoewel het schermgebied klein is. Een hoge resolutie, zoals 1024 x 768, maakt het totale schermgebied groot, hoewel afzonderlijke items er klein uitzien.

Zie ook: pixel

schijf Een opslagapparaat dat is aangesloten op een computer.

Zie ook: basisschijf; dynamische schijf

schijfconfiguratiegegevens Gegevens in het register van Windows over toegewezen stationsletters, eenvoudige volumes, striped volumes, mirrored volumes, spanned volumes en RAID-5-volumes. U kunt de schijfconfiguratie wijzigen met Schijfbeheer.

Zie ook: eenvoudig volume; mirrored volume; RAID-5-volume; register; spanned volume; volume

scope Een reeks IP-adressen die beschikbaar zijn voor lease door of toewijzing aan DHCP-clients via de DHCP-service.

Zie ook: Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP); IP-adres; lease

script Een type programma dat bestaat uit een set instructies voor een toepassing of hulpprogramma. Instructies in een script worden over het algemeen geschreven aan de hand van de regels en syntaxis van het programma, gecombineerd met eenvoudige beheerstructuren zoals lussen en als/dan-expressies. In de Windows-omgeving wordt een batchprogramma ook vaak een script genoemd.

secundaire master Een gezaghebbende DNS-server voor een zone die wordt gebruikt als bron voor replicatie van de zone op andere servers. De zonegegevens van secundaire masters worden alleen door overdracht van zonegegevens van andere DNS-servers bijgewerkt. Op secundaire masters kunnen geen zone-updates worden uitgevoerd.

Zie ook: DNS Server; gezaghebbend; master-server; primaire master; zone; zoneoverdracht

secundaire muisknop De knop die u gebruikt om snelmenu's of andere programmaspecifieke functies weer te geven. De secundaire muisknop is de rechterknop op de meeste muis- en trackball-apparaten, en de bovenste knop op andere trackball-apparaten. U kunt echter zelf de functie van de knoppen omwisselen met het dialoogvenster Muis in het Configuratiescherm.

Secure Hash Algorithm (SHA-1) Een hash-algoritme voor distributielijsten waarmee een 160-bits hash-waarde wordt gegenereerd. SHA-1 wordt onder andere gebruikt met DSA (Digital Signature Algorithm) in DSS (Digital Signature Standard).

Zie ook: Digital Signature Standard (DSS); distributielijst; hash-algoritme

Secure Sockets Layer (SSL) Een voorstel tot standaard voor het tot stand brengen van een veilig communicatiekanaal om te voorkomen dat essentiële informatie, zoals nummers van creditcards, wordt onderschept. SSL wordt hoofdzakelijk gebruikt voor veilige elektronische financiële transacties via het World Wide Web, hoewel deze standaard ook geschikt is voor gebruik met andere Internet-services.

Secure/Multipurpose Internet Mail Extensions (S/MIME) Een protocol voor de veilige verzending van e-mail via het Internet.

Zie ook: protocol

security descriptor Een gegevensstructuur die beveiligingsinformatie bevat die aan een beveiligd object is gekoppeld. Security descriptors bevatten informatie over wie de eigenaar van het object is, wie toegang heeft tot het object en op welke manier, en welke typen toegang er worden gecontroleerd.

Zie ook: Discretionary Access Control List (DACL); groep; machtiging; object; System Access Control List (SACL)

selecteren Een blok gegevens of tekst op het scherm markeren. U kunt vervolgens een bewerking uitvoeren die effect heeft op het hele blok.

Serial Line Internet Protocol (SLIP) Een oudere industriestandaard die deel uitmaakt van Windows RAS-client om samenwerking met andere software voor externe toegang mogelijk te maken.

Zie ook: externe toegang

Serieel toetsenapparaat Hiermee kunt u een alternatief invoerapparaat aansluiten op de seriële poort van de computer. Deze voorziening is ontwikkeld voor mensen die niet kunnen werken met het standaardtoetsenbord en de standaardmuis van de computer.

seriële poort Een interface op de computer waarbij gegevenstekens bit voor bit asynchroon worden overgebracht. Een seriële poort wordt ook wel een communicatiepoort of COM-poort genoemd.

Zie ook: communicatiepoort; poort

server Dit is over het algemeen een computer waarop gedeelde hulpbronnen ter beschikking worden gesteld aan gebruikers in een netwerk.

Zie ook: client; gedeelde bron

Server Message Block (SMB) Een bestandsdelingsprotocol waarmee via computers in een netwerk bestanden op externe systemen kunnen worden geopend via uiteenlopende netwerken. Het SMB-protocol bevat een reeks opdrachten voor de uitwisseling van gegevens tussen computers. Er worden vier berichtypen gebruikt: sessiebeheer, bestand, printer en bericht.

servercluster Een groep onafhankelijke computersystemen, zogenaamde knooppunten, die samenwerken als één systeem om ervoor te zorgen dat belangrijke toepassingen en bronnen beschikbaar blijven voor clients. Een servercluster is het soort cluster dat via de Cluster-service wordt geïmplementeerd.

Zie ook: cluster

serverzone De AppleTalk-zone waarin een server verschijnt. In een Phase 2-netwerk verschijnt een server in de standaardzone van het standaardnetwerk van de server.

Zie ook: server; zone

service Een programma, routine of proces dat een bepaalde systeemfunctie uitvoert ter ondersteuning van andere programma's, in het bijzonder op een laag niveau (dichtbij de hardware). Wanneer services worden verleend via een netwerk, kunnen ze worden gepubliceerd in Active Directory om het beheer en het gebruik van de services te vergemakkelijken. Voorbeelden van services zijn de SAM-service (Security Account Manager), de File Replication-service en de Routing and Remote Access-service.

Zie ook: Active Directory; Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP); Service Profile Identifier (SPID)

Service Profile Identifier (SPID) Een getal van 8 tot 14 cijfers dat de services aanduidt die u voor elk B-kanaal hebt besteld. Als u bijvoorbeeld Primary Rate ISDN bestelt, krijgt u van uw ISDN-provider twee telefoonnummers en twee SPID's. Normale ISDN-adapters werken niet als u geen SPID's hebt geconfigureerd.

Zie ook: B-kanaal; Integrated Services Digital Network (ISDN); service

Service Provider Interface Oproepconventies die door back-end services worden gebruikt om deze services toegankelijk te maken voor front-end toepassingen.

Zie ook: service

servicebronrecord (SRV) Een bronrecord die in een zone wordt gebruikt voor het registreren en opzoeken van bekende TCP/IP-services. De servicebronrecord wordt omschreven in RFC 2782 en wordt gebruikt voor het zoeken van domeincontrollers voor Active Directory.

Zie ook: Active Directory; Resource Record (RR); Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

serviceticket Een ticket dat wordt uitgevaardigd door de TGS-service van Kerberos V5 en dat de gebruiker in staat stelt zijn identiteit voor gebruik van een bepaalde service te bevestigen.

Zie ook: Kerberos V5-verificatieprotocol; ticket; Ticket-Granting Service (TGS)

sessie Een logische verbinding tussen twee hosts voor het uitwisselen van gegevens. In sessies word doorgaans gebruikgemaakt van aaneenschakeling en bevestigingen voor het betrouwbaar verzenden van gegevens.

Bij netwerktaakverdeling voor TCP/IP-verkeer, een set clientaanvragen gericht aan een server. Deze aanvragen kunnen via meerdere, zelfs gelijktijdige, TCP-verbindingen worden verstuurd. Het serverprogramma houdt soms statusgegevens bij tussen aanvragen door. Teneinde de toegang tot de serverstatus te handhaven moet de Network Load Balancing-service alle aanvragen binnen een sessie richten aan dezelfde cluster-host bij het verdelen van de netwerktaken.

Zie ook: clientaanvraag; server; taakverdeling; Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

sessieconcentratie Bij Message Queuing, een voorziening waarmee over het algemeen de netwerkbandbreedte binnen een site en het aantal sessies tussen sites wordt beperkt. Sessieconcentratie wordt gerealiseerd via speciaal daarvoor geconfigureerde Message Queuing-servers met routeringsservices.

Zie ook: bandbreedte; Message Queuing; Message Queuing-server; routeringsservices; sessie; site

Session Description Protocol (SDP) Een protocol dat door TAPI wordt gebruikt om IP-multicast-vergaderingen aan te kondigen. In dit protocol worden multimediasessies beschreven voor het aankondigen van sessies, het uitnodigen van personen en andere manieren om sessies te openen. SDP-descriptors worden opgeslagen in Active Directory. SDP wordt beschreven in RFC 2327 van de IETF.

Zie ook: Active Directory; Internet Engineering Task Force (IETF); multicast; protocol; Telephony API (TAPI)

sharenaam Een naam die verwijst naar een gedeelde bron op een server. Elke gedeelde map op een server heeft een sharenaam aan de hand waarvan pc-gebruikers naar die map kunnen verwijzen. Gebruikers van Macintosh-computers gebruiken de naam van het Macintosh-toegankelijke volume dat overeenkomt met een map. Deze naam kan overeenkomen met de sharenaam.

Simple Mail Transfer Protocol (SMTP) Een van de TCP/IP-protocollen waarmee de uitwisseling van e-mail tussen agenten voor het overbrengen van berichten wordt geregeld.

Zie ook: protocol; Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

Simple Network Management Protocol (SNMP) Een netwerkprotocol voor het beheren van TCP/IP-netwerken. In Windows wordt de SNMP-service gebruikt om statusinformatie te verschaffen over een host in een TCP/IP-netwerk.

Zie ook: agent; protocol; service; Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

Simple Network Time Protocol (SNTP) Een protocol dat wordt gebruikt om klokken te synchroniseren via het Internet. Via SNTP kan de klok van een clientcomputer via het Internet worden gesynchroniseerd met een tijdserver.

Single Instance Store (SIS) Een onderdeel waarmee schijfruimte op de server wordt bespaard doordat er maar één fysieke kopie van alle identieke bestanden wordt bijgehouden. Als SIS een dubbel bestand op de server vindt, wordt het oorspronkelijke bestand gekopieerd naar de SIS-archief en wordt er een koppeling geplaatst op de locatie waar dit bestand zich oorspronkelijk bevond. Deze methode wordt alleen in combinatie met Remote Installation Services gebruikt.

Zie ook: Remote Installation Services

site Eén of meer TCP/IP-subnetten die via een uiterst betrouwbaar en snel netwerk met elkaar zijn verbonden. Via een site kunnen beheerders gebruikmaken van de voordelen die het fysieke netwerk biedt. Ze kunnen daardoor op een snelle en gemakkelijke manier de toegang tot en de replicatietopologie van Active Directory configureren. Wanneer gebruikers zich aanmelden, zoeken Active Directory-clients de Active Directory-servers in dezelfde site als de gebruiker.

Zie ook: Active Directory; replicatietopologie; subnet; Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

slaapstand Dit is een stand waarin de computer wordt afgesloten nadat alle gegevens uit het geheugen zijn opgeslagen op de vaste schijf. Wanneer u de computer uit de slaapstand haalt, worden alle programma's en documenten die op het bureaublad geopend waren, hersteld.

Zie ook: stand-by

slepen Een item op het scherm verplaatsen door het item te selecteren en de muisknop ingedrukt te houden terwijl u de muis verplaatst. Zo kunt u een venster naar aan andere locatie op het scherm verplaatsen door de titelbalk van het venster te slepen.

sleutel In de Register-editor, een map in het linkerdeelvenster van het venster van de Register-editor. Een sleutel kan subsleutels en waarden bevatten. Zo is Environment bijvoorbeeld een sleutel van HKEY_CURRENT_USER.

In IPSec een waarde die in combinatie met een algoritme wordt gebruikt om gegevens te coderen of te decoderen. De sleutelinstellingen voor IPSec kunnen worden geconfigureerd met het oog op een betere beveiliging.

Zie ook: register; subsleutel

SLIP (Serial Line Internet Protocol)

Zie definitie voor: Serial Line Internet Protocol (SLIP)

Small Computer System Interface (SCSI) Een standaard snelle parallelle interface, gedefinieerd door het American National Standards Institute (ANSI). Een SCSI-interface wordt gebruikt om microcomputers aan te sluiten op randapparaten zoals vaste schijven en printers, en op andere computers en LAN's (Local Area Network).

Zie ook: apparaat; Local Area Network (LAN)

smartcard Een apparaat ter grootte van een creditcard dat in combinatie met een toegangscode wordt gebruikt om verificatie op basis van certificaten en eenmalige aanmelding bij de onderneming mogelijk te maken. Op een smartcard worden certificaten, openbare en persoonlijke sleutels, wachtwoorden en andere persoonlijke informatie veilig opgeslagen. De smartcard kan worden gelezen met een smartcardlezer die op de computer is aangesloten.

Zie ook: eenmalige aanmelding; smartcardlezer; verificatie

smartcardlezer Een apparaat dat in computers wordt geïnstalleerd en waarmee smartcards kunnen worden gebruikt voor uitgebreide beveiligingsvoorzieningen.

Zie ook: smartcard

Snel starten Een werkbalk die u naar eigen inzicht kunt aanpassen en waarmee u het Windows-bureaublad kunt weergeven of een programma kunt starten (zoals Internet Explorer) door eenmaal te klikken. U kunt aan deze werkbalk zelf knoppen toevoegen zodat u uw favoriete programma's snel kunt starten.

snelkoppeling Een koppeling die verwijst naar een item dat toegankelijk is op uw computer of in een netwerk, bijvoorbeeld een programma, bestand, map, schijfstation, webpagina, printer of andere computer. U kunt op verschillende plaatsen snelkoppelingen maken, zoals op het bureaublad, in het menu Start of in bepaalde mappen.

Zie ook: bureaublad

SOA-bronrecord (Start-Of-Authority) Een record die het beginpunt of het referentiepunt aangeeft van gegevens die in een zone zijn opgeslagen. De SOA-bronrecord is de eerste bronrecord (RR) die bij het toevoegen van een nieuwe zone is gemaakt. De record bevat ook verschillende parameters die door andere computers wordt gebruikt om via DNS te bepalen hoe lang gegevens voor de zone moeten worden gebruikt en hoe vaak er updates moeten worden gemaakt.

Zie ook: Domain Name System (DNS); gezaghebbend; Resource Record (RR); zone

socket Een id voor een bepaalde service op een bepaald knooppunt in een netwerk. Een socket bestaat uit een knooppuntadres en een poortnummer, aan de hand waarvan de service kan worden geïdentificeerd. Poort 80 op een Internet-knooppunt geeft bijvoorbeeld een webserver aan. Er zijn twee typen sockets: stromen (bidirectioneel) en datagrammen.

Zie ook: datagram; poort; proces; raw socket

soepele naamcontrole Een DNS-methode voor het controleren van domeinnamen waarbij wordt gecontroleerd of tekens in DNS-namen compatibel zijn met ANSI-tekens. Bij soepele naamcontrole wordt echter niet gecontroleerd of de namen voldoen aan de DNS-naamgevingsvereisten en of de gebruikte tekens geldig zijn in Internet-host-namen, conform RFC 1123, Requirements for Internet Hosts - Applications and Support.

Volgens deze RFC mogen DNS-domeinnamen alleen labels bevatten die uitsluitend bestaan uit geldige hoofdletters en kleine letters, numerieke tekens en streepjes (A tot en met Z, a tot en met z, 0 tot en met 9, en -), van elkaar gescheiden door middel van een punt.

Zie ook: Domain Name System (DNS); domeinnaam; label

softwaredecoder Een type dvd-decoder (Digital Video Disc) dat een dvd-station in staat stelt films weer te geven op het beeldscherm van uw computer. Voor het weergeven van films maakt een softwaredecoder uitsluitend gebruik van software.

Zie ook: dvd-decoder; dvd-station; hardwaredecoder

spanned volume Een dynamisch volume dat bestaat uit schijfruimte op meer dan één fysieke schijf. U kunt de omvang van een spanned volume vergroten door aan het volume extra dynamische schijven toe te voegen. U kunt spanned volumes alleen op dynamische schijven maken. Spanned volumes zijn niet fouttolerant, en kunnen niet worden gespiegeld.

Zie ook: dynamisch volume; dynamische schijf; eenvoudig volume; fouttolerantie; mirrored volume; volume

speciale toegangsmachtigingen Bij NTFS-volumes, een aangepaste set machtigingen. U kunt machtigingen voor bestanden en mappen aanpassen door de afzonderlijke onderdelen van de standaardmachtigingssets te selecteren.

Zie ook: machtiging; NTFS-bestandssysteem; volume

spelpoort Een invoer-/uitvoerconnector waarmee u een joystick of een ander spelbesturingsapparaat aansluit op de computer. Een spelpoort is over het algemeen een 15-pins aansluiting aan de achterkant van een pc.

Zie ook: seriële poort

splitsen Een Werkmap-opdracht waarmee het exemplaar van het bestand in de Werkmap kan worden gescheiden van het exemplaar daarbuiten.

SPN-naam (Security Principal Name) Een naam die een unieke aanduiding vormt van een gebruiker, een groep of een computer binnen één domein. Deze naam hoeft niet uniek te zijn in meerdere domeinen.

Zie ook: beveiligings-principal; domein; groep

spoedbericht Bij Message Queuing, een bericht waarvoor minder bronnen worden gebruikt en dat sneller is dan een bericht met herstelmogelijkheid. Omdat spoedberichten alleen in het geheugen bestaan, gaan ze verloren als er op de bewuste computer een storing optreedt.

Zie ook: herstelbaar bericht

spoolen Een proces op een server waarbij af te drukken documenten op een schijf worden opgeslagen totdat een printer gereed is om ze te verwerken. Een spooler accepteert elk document van elke client, slaat het op en zendt het vervolgens naar een printer wanneer deze gereed is.

Zie ook: afdruk-spooler

spraakherkenning De mogelijkheid om gespoken woorden te interpreteren en te converteren naar tekst die leesbaar is voor een computer. Met behulp van programma's voor spraakherkenning kunt u tekst invoeren door te spreken in een microfoon, in plaats van het toetsenbord te gebruiken.

standaardback-up Een back-up waarbij alle geselecteerde bestanden worden gekopieerd en waarbij wordt aangegeven dat er een reservekopie van de bestanden is gemaakt (met andere woorden: het kenmerk Archief wordt gewist). Bij standaardback-ups hebt u alleen het meest recente exemplaar van het back-upbestand of de tape nodig om alle bestanden terug te zetten. U voert meestal een standaardback-up uit wanneer u voor het eerst een back-upset maakt.

Zie ook: dagelijkse back-up; differentiële back-up; incrementele back-up; kopiëren (back-up)

standaardgateway Een configuratie-item voor het TCP/IP-protocol dat het IP-adres van een rechtstreeks bereikbare IP-router is. Wanneer u een standaardgateway configureert, wordt er een standaardroute gemaakt in de IP-routeringstabel.

standaardgebruiker Het profiel dat als basis dient voor alle gebruikersprofielen. Elk nieuw gebruikersprofiel wordt gemaakt op basis van het standaardgebruikersprofiel.

standaard-host De host met de hoogste host-prioriteit waarvoor geen drainstop-opdracht wordt uitgevoerd. Na de convergentie wordt al het netwerkverkeer voor TCP- en UDP-poorten waarvoor geen andere poortregels zijn, afgehandeld door de standaard-host.

Zie ook: convergentie; drainstop; host-prioriteit; poortregel; User Datagram Protocol (UDP)

standaardknop In sommige dialoogvensters, de opdrachtknop die is geselecteerd of gemarkeerd wanneer het dialoogvenster wordt geopend. De standaardknop heeft een dikke rand, die aangeeft dat deze knop automatisch wordt gekozen wanneer u op ENTER drukt. U kunt de standaardknop negeren door op Annuleren of op een andere knop te klikken.

standaardnetwerk In de Macintosh-omgeving, het fysieke netwerk waarbinnen de processen van een server zich bevinden in de vorm van knooppunten en waarop de server zichtbaar is voor gebruikers. Het standaardnetwerk van de server moet een netwerk zijn waarop die server is aangesloten. Alleen servers in AppleTalk Phase 2-internetten hebben standaardnetwerken.

Zie ook: internet

standaardprinter De printer waarnaar de documenten worden verzonden als u de opdracht Afdrukken kiest zonder aan te geven welke printer u wilt gebruiken. U kunt maar één standaardprinter hebben, bij voorkeur de printer die u het vaakst gebruikt.

Zie ook: printer

standaardvolume Een primaire partitie of logisch station op een basisschijf.

Zie ook: basisschijf; logisch station; primaire partitie

standaardzone De zone waaraan standaard alle Macintosh-clients in het netwerk worden toegewezen.

Zie ook: zone

stand-by Dit is een stand waarin de computer in een periode van inactiviteit minder energie verbruikt, maar wel beschikbaar blijft voor onmiddellijk gebruik. Terwijl de computer stand-by staat, worden de gegevens uit het geheugen van de computer niet op de vaste schijf opgeslagen. Als er een stroomonderbreking is, gaan de gegevens in het geheugen verloren.

Starten van toepassing toestaan Wanneer dit selectievakje is ingeschakeld, wordt de DDE-toepassing op de server automatisch gestart wanneer een DDE-toepassing op een client een DDE-uitwisseling probeert op te zetten. Wanneer dit selectievakje is uitgeschakeld, lukt het starten van een DDE-uitwisseling alleen als de DDE-toepassing al op de server wordt uitgevoerd.

station Een opslaggebied dat is geformatteerd met een bestandssysteem en dat een stationsletter heeft. Het opslaggebied kan zich bevinden op een diskette, cd, vaste schijf of een ander type schijf. U kunt de inhoud van een station bekijken door in Windows Verkenner of Deze computer op het pictogram van het station te klikken.

Zie ook: bestandssysteem; stationsletter; volume

stationsletter De naamgevingsregel voor schijfstations op IBM-computers en computers die daarmee compatibel zijn. Stations worden met letters aangeduid (vanaf A), die worden gevolgd door een dubbele punt.

Zie ook: station

statisch dialoogvenster Een op basis van een script ingevuld dialoogvenster tussen een clientcomputer en een tussenliggend apparaat. Bij dit soort dialoogvenster is geen antwoord van de gebruiker vereist.

Zie ook: client

statische routes Permanente routes in de routeringstabel. Statische routes worden handmatig ingesteld door een netwerkbeheerder. Alleen de netwerkbeheerder kan deze routes wijzigen. Als het routeringsprotocol is geconfigureerd voor de ondersteuning van autostatische routes (automatisch toegevoegde statische routes), kan de router een aanvraag richten aan een protocol voor het verkrijgen van een update van routeringsgegevens van een bepaalde interface. De resultaten van deze update worden vervolgens geconverteerd en als statische routes bewaard.

Zie ook: protocol; router; routering

statusbalk Een regel met informatie die verband houdt met het huidige programma. De statusbalk bevindt zich gewoonlijk onder aan een venster. Niet alle vensters hebben een statusbalk.

statusgebied

Zie definitie voor: systeemvak

stil beantwoorden Een protocol voor telefoonbeantwoording waarbij inkomende gesprekken worden beantwoord met stilte en niet met een toonsignaal. In sommige telefoonschakelsystemen wordt stil beantwoorden toegepast. Bij deze schakelsystemen wordt verwacht dat de beller een ander telefoonnummer, een code of een doorkiesnummer doorgeeft na het stille antwoord.

Stop-fout Een ernstige fout in het besturingssysteem, waarbij gegevens verloren kunnen gaan. Er wordt een duidelijk bericht weergegegeven met de stop-fout en u kunt niet doorgaan. Zo wordt voorkomen dat er gegevens beschadigd raken. Een stop-fout wordt ook wel een onherstelbare systeemfout genoemd.

streepjescode Een label die machinaal kan worden gelezen en waarmee objecten, zoals fysieke media, kunnen worden geïdentificeerd.

strikte RFC-controle Bij DNS, een methode voor het controleren van domeinnamen. Hierbij wordt de compatibiliteit van DNS-naamgevingsvereisten en het gebruik van geldige tekens gecontroleerd, zoals gedefinieerd in RFC 1123, Requirements for Internet Hosts - Applications and Support. Bij een strikte RFC-compatibiliteit, moet een DNS-domeinnaam zijn samengesteld uit naamlabels die met een punt van elkaar zijn gescheiden en waarin alleen geldige hoofdletters en kleine letters, cijfertekens en koppeltekens mogen worden gebruikt (A tot en met Z, a tot en met z, 0 tot en met 9 en -).

Zie ook: Domain Name System (DNS); domeinnaam; label; Request for Comments (RFC); soepele naamcontrole

structuurweergave Een hiërarchische voorstelling van de mappen, bestanden, schijfstations en andere bronnen die op een computer of netwerk zijn aangesloten. Zo wordt in Windows Verkenner een boomstructuur gebruikt om de bronnen weer te geven die met een computer of een netwerk zijn verbonden.

Zie ook: bron

stuurprogramma voor netwerkkaart Een apparaatstuurprogramma dat direct samenwerkt met de netwerkkaart, en optreedt als intermediair tussen de kaart en het protocolstuurprogramma. Bij AppleTalk-netwerkintegratie wordt de AppleTalk Protocol-stack geïmplementeerd als een protocolstuurprogramma en is deze stack gebonden aan een of meer stuurprogramma's voor netwerkkaarten.

Zie ook: apparaatstuurprogramma

subnet Een onderverdeling van een IP-netwerk. Elk subnet heeft een eigen unieke netwerk-id.

Subnet Bandwidth Management (SBM) Een IETF-standaard die administratieve controle op subnetniveau mogelijk maakt.

subnetmasker Een 32-bits waarde op basis waarvan de ontvanger van IP-pakketten de gedeelten met de netwerk-id en de host-id in het IP-adres kan onderscheiden. Subnetmaskers hebben gewoonlijk de volgende notatie: 255.x.x.x.

subsleutel Een sleutel in een sleutel. In de structuur van het register vallen subsleutels onder substructuren en sleutels. Sleutels en subsleutels hebben dezelfde functie als de sectieheader in ini files-bestanden. Met subsleutels kunnen echter functies worden uitgevoerd.

Zie ook: register; sleutel; subsleutel; vervolgsleutel

substructuur Een willekeurig knooppunt in een structuur tezamen met een willekeurige selectie van verbonden onderliggende knooppunten. In de registerstructuur zijn substructuren de primaire knooppunten die sleutels, subsleutels en waarden bevatten.

Zie ook: register; sleutel; subsleutel; waardevermelding

switching hub Een centraal netwerkapparaat (hub met meerdere poorten) dat wordt gebruikt om pakketten door te sturen naar bepaalde poorten in plaats van dat, zoals bij conventionele hubs, elk pakket naar elke poort wordt uitgezonden. Op deze manier kan voor de verbindingen tussen poorten over de volledige bandbreedte worden beschikt.

Zie ook: hub; pakket

symmetrische codering Een coderingsalgoritme waarbij dezelfde geheime sleutel moet worden gebruikt voor zowel het coderen als het decoderen. Vanwege de snelheid van het proces wordt symmetrische codering meestal gebruikt om grote hoeveelheden gegevens te coderen. Symmetrische codering wordt ook codering met geheime sleutel genoemd.

Zie ook: codering met openbare sleutels

synchroniseren De verschillen tussen bestanden op de ene computer en versies van dezelfde bestanden op een andere computer met elkaar in overeenstemming brengen. Wanneer eenmaal is vastgesteld wat de verschillen zijn, worden beide sets bestanden bijgewerkt.

Systeembeleid Een Windows NT 4.0-achtig beleid dat is gebaseerd op registerinstellingen die zijn gemaakt met Poledit.exe, de editor voor systeembeleid.

Zie ook: beleid; register

systeembestanden Bestanden aan de hand waarvan onder Windows het besturingssysteem wordt geladen, geconfigureerd en uitgevoerd. Systeembestanden mogen over het algemeen nooit worden verwijderd of verplaatst.

Systeemherstel Een hulpprogramma dat wijzigingen op de computer bijhoudt en ervoor zorgt dat er een herstelpunt wordt gemaakt voordat een wijziging wordt doorgevoerd. Met de wizard Systeemherstel kunt u een herstelpunt selecteren wanneer u een eerdere toestand van de computer wilt herstellen waarin de computer nog naar behoren functioneerde.

systeemhoofdmap Het pad en de naam van de map waarin de systeembestanden van Windows zich bevinden. Normaal gesproken is dit C:\Windows. U kunt tijdens de installatie van Windows echter ook een ander station of een andere map opgeven. Met de waarde %systemroot% kunt u verwijzen naar de locatie van de map met de systeembestanden van Windows. Als u wilt weten wat uw systeemhoofdmap is, klikt u achtereenvolgens op Start en Uitvoeren, typt u %systemroot% en kiest u OK.

systeemmenu Een menu dat opdrachten bevat die u kunt gebruiken om een venster te bewerken of een programma te sluiten. Als u het systeemmenu wilt openen, klikt u op het programmapictogram links op de titelbalk.

systeempartitie De partitie met de hardwarespecifieke bestanden die nodig zijn om Windows te kunnen laden (zoals Ntldr, Osloader, Boot.ini en Ntdetect.com). De systeempartitie kan dezelfde partitie zijn als de opstartpartitie, maar dit is niet noodzakelijk.

Zie ook: opstartpartitie; partitie

systeemschijf Een schijf die de MS-DOS-systeembestanden bevat die nodig zijn om MS-DOS te starten.

Zie ook: MS-DOS (Microsoft Disk Operating System)

systeemvak Het vak op de taakbalk rechts van de knoppen. In het systeemvak wordt de tijd weergegeven, maar het kan ook snelkoppelingen bevatten die snel toegang bieden tot programma's, zoals Volumeregeling en Energiebeheer. Er kunnen ook tijdelijk andere snelkoppelingen worden weergegeven die informatie verschaffen over de status van activiteiten. Zo wordt inhet systeemvak bijvoorbeeld het printerpictogram weergegeven nadat u een document naar de printer hebt verzonden. Dit pictogram verdwijnt weer wanneer de afdruktaak voltooid is.

systeemvolume Het volume met de hardwarespecifieke bestanden die nodig zijn om Windows te laden op x86-computers met een BIOS. Het systeemvolume kan hetzelfde volume zijn als het opstartvolume, maar dit is niet noodzakelijk.

Zie ook: Basic Input/Output System (BIOS); opstartvolume; volume; x86

systeemwachtrij Bij Message Queuing, een wachtrij waarin diverse soorten beheerberichten worden opgeslagen. Bij Message Queuing worden maximaal vijf systeemwachtrijen gebruikt. Deze wachtrijen zijn alle persoonlijke wachtrijen. Systeemwachtrijen kunnen niet worden verwijderd.

Zie ook: Message Queuing; persoonlijke wachtrij; systeemwachtrij; wachtrij

System Access Control List (SACL) Het gedeelte van de security descriptor van een object waarin wordt aangegeven welke gebeurtenissen per gebruiker of groep moeten worden gecontroleerd. Voorbeelden van gebeurtenissen die moeten worden gecontroleerd zijn toegang tot bestanden, aanmeldingspogingen en het afsluiten van het systeem.

Zie ook: Discretionary Access Control List (DACL); gebeurtenis; object; security descriptor

System Area Network Een netwerkconfiguratie, gewoonlijk in een afzonderlijk IP-subnet, waarbij gegevens een direct pad naar systeemhardware krijgen.

Zie ook: subnet

SYSVOL Een gedeelde map waarin het serverexemplaar van de openbare bestanden van het domein wordt opgeslagen, die worden gerepliceerd op alle domeincontrollers in het domein.

Zie ook: domein; domeincontroller

T
taakbalk De balk die de knop Start bevat. Deze balk bevindt zich standaard onder aan het bureaublad. Met de knoppen op de taakbalk kunt u schakelen tussen programma's. U kunt de taakbalk ook verbergen, naar de zijkant of bovenkant van het scherm verplaatsen, en op andere manieren aanpassen.

Zie ook: bureaublad; systeemvak; taakbalkknop

taakbalkknop Een knop op de taakbalk die een actieve toepassing vertegenwoordigt.

Zie ook: taakbalk

Taakbeheer Een hulpprogramma waarmee u informatie kunt weergeven over de programma's en processen die op de computer worden uitgevoerd. Met Taakbeheer kunt u programma's beëindigen of uitvoeren, processen beëindigen en een dynamisch overzicht weergeven van de prestaties van uw computer.

taakobject Een structuur op systeemniveau waarmee processen als één eenheid kunnen worden gegroepeerd en beheerd.

Zie ook: proces

taakverdeling Een methode in Windows Clustering waarmee de prestaties van een serverprogramma kunnen worden verbeterd (zoals een webserverprogramma) door de clientaanvragen over meerdere servers in de cluster te verdelen. Per host kan worden aangegeven hoeveel procent van de belasting kan worden verwerkt. De werklast kan ook gelijkmatig over alle hosts worden verdeeld. Als een host uitvalt, worden de taken via Windows Clustering dynamisch herverdeeld over de overblijvende hosts.

Zie ook: cluster; host

tag Bij de Indexing-service, een of meer termen die een element in een query aanduiden, zoals wegingsfactor, zinsdeel, eigenschap of reguliere expressie. Met de tag {prop name=created} geeft u bijvoorbeeld de eigenschap Gemaakt op in een query.

Zie ook: eigenschap; query

TCP Transmission Control Protocol.

TCP/IP

Zie definitie voor: Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

tekenmodus Een weergavemodus waarbij de monitor letters, cijfers en andere tekens kan weergeven, maar geen grafische afbeeldingen of tekenopmaak (cursief, superscript, enzovoort).

tekenreeks Een groep tekens of tekenbytes die als een eenheid worden behandeld. In computerprogramma's worden tekenreeksen gebruikt om gegevens en opdrachten op te slaan en over te brengen. In de meeste programmeertalen worden tekenreeksen (zoals 2674:gstmn) beschouwd als verschillend van numerieke waarden (zoals 470924).

Zie ook: TSID-reeks (Transmitting Station ID)

tekstservice Een programma waarmee een gebruiker tekst kan invoeren of bewerken. Voorbeelden van tekstservices zijn toetsenbordindelingen, programma's voor handschrift- en spraakherkenning, en IME's (Input Method Editor). Met behulp van IME’s kunnen Oost-Aziatische tekens worden getypt op een toetsenbord.

tekstvak In een dialoogvenster, een vak waarin u gegevens typt die nodig zijn om een opdracht uit te voeren. Het tekstvak kan leeg zijn of tekst bevatten wanneer het dialoogvenster wordt geopend.

Telephony API (TAPI) Een API (Application Programming Interface) die door communicatieprogramma's wordt gebruikt voor het werken met telefoon- en netwerkservices. Bij communicatieprogramma's als HyperTerminal en Telefoonkiezer wordt TAPI gebruikt om telefoongesprekken op conventionele telefonieapparaten (zoals bedrijfscentrales, modems en faxapparaten) aan te vragen, te beantwoorden en te routeren. TAPI 3.0 biedt ook ondersteuning voor IP-telefonie (Internet Protocol), waarvan Telefoonkiezer en andere programma's gebruikmaken om real-time audio- en videosignalen te verzenden, te routeren en te besturen via IP-netwerken zoals het Internet.

Zie ook: Application Programming Interface (API); Internet Protocol (IP); modem (modulator/demodulator); service

Telnet Een protocol voor terminal-emulatie dat op het Internet veel wordt gebruikt voor de aanmelding bij netwerkcomputers. Telnet verwijst ook naar de toepassing waarbij het Telnet-protocol wordt gebruikt voor gebruikers die zich aanmelden vanaf externe locaties.

Zie ook: protocol

terminal Een apparaat dat bestaat uit een beeldscherm en een toetsenbord, en dat wordt gebruikt voor communicatie met een computer.

terugbelbeveiliging Een vorm van netwerkbeveiliging waarbij een gebruiker wordt teruggebeld door een RAS-server op een vooraf opgegeven nummer, nadat de gebruiker de eerste verbinding heeft gemaakt en is geverifieerd.

Zie ook: ingesteld op terugbellen; RAS-server

terugbellen ingesteld door beller Bij Netwerkverbindingen, een vorm van terugbellen waarbij de gebruiker het telefoonnummer opgeeft waarop de RAS-server moet terugbellen. Met deze instelling kan de gebruiker besparen op de telefoonkosten.

Zie ook: RAS-server; Verbonden. Gebruiker geverifieerd.

terugbelnummer Het nummer waarop een gebruiker wordt teruggebeld door een RAS-server. Dit nummer kan vooraf door de beheerder worden ingesteld of bij elk gesprek door de gebruiker worden opgegeven, afhankelijk van de manier waarop de terugbelopties van de gebruiker door de beheerder zijn ingesteld. Het terugbelnummer moet hetzelfde zijn als het nummer van de telefoonlijn waarop de modem van de gebruiker is aangesloten.

Zie ook: ingesteld op terugbellen; RAS-server; terugbellen ingesteld door beller

testwachtrij Bij Message Queuing, een wachtrij waarin verzonden testberichten worden opgeslagen.

Zie ook: Message Queuing; wachtrij

thema Een set visuele elementen waarmee u het bureaublad een bepaald uiterlijk kunt geven. Een thema bepaalt het uiterlijk van de verschillende grafische elementen op het bureaublad, zoals de vensters, pictogrammen, lettertypen, kleuren en afbeeldingen voor de achtergrond en schermbeveiliging. U kunt met een thema zelfs bepalen welke geluiden er worden afgespeeld wanneer u bijvoorbeeld een programma opent of sluit.

ticket Een set identificatiegegevens voor een security principal, die is uitgegeven door een domeincontroller met het oog op gebruikersverificatie. In Windows worden twee soorten tickets gebruikt: TGT's (Ticket-Granting Tickets) en servicetickets.

Zie ook: domeincontroller; serviceticket; Ticket-Granting Ticket (TGT); verificatie

Ticket-Granting Service (TGS) Een Kerberos V5-service die wordt geboden door de Kerberos V5 KDC-service (Key Distribution Center) die servicetickets vrijgeeft waarmee gebruikers hun identiteit kunnen bewijzen bij services in een domein.

Zie ook: Kerberos V5-verificatieprotocol; Key Distribution Center (KDC); serviceticket; Ticket-Granting Ticket (TGT)

Ticket-Granting Ticket (TGT) Een referentie die door het Kerberos KDC (Key Distribution Center) aan een gebruiker wordt verleend wanneer deze zich aanmeldt. De gebruiker moet de TGT aan het KDC overleggen bij het aanvragen van sessietickets voor services. Een TGT is normaal gesproken alleen geldig gedurende de aanmeldingssessie van de gebruiker en wordt daarom soms een gebruikersticket genoemd.

Zie ook: Kerberos V5-verificatieprotocol; Key Distribution Center (KDC); Ticket-Granting Service (TGS)

tijdsegment Een korte tijdspanne waarin aan een bepaalde taak de besturing van de microprocessor wordt toegewezen in een multitasking-omgeving met timesharing. De processor van een computer wordt gedurende korte tijd (gewoonlijk een paar milliseconden) ter beschikking van een toepassing gesteld. Een tijdsegment wordt ook wel een quantum genoemd.

tijdserver Een computer waarmee periodiek de tijd op alle computers in een netwerk wordt gesynchroniseerd. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat de tijd die voor netwerkservices en lokale functies wordt gebruikt, gelijk blijft lopen.

tijdstempel Een certificaat van een vertrouwde derde partij waarin wordt vermeld dat een bepaald bericht op een bepaalde datum en tijd bestond. In een digitale context genereren vertrouwde derde partijen een vertrouwd tijdsstempel voor een bericht door ervoor te zorgen dat een tijdstempelservice een tijdswaarde aan het bericht koppelt en het resultaat vervolgens digitaal ondertekent.

Zie ook: digitale handtekening; service

Time to Live (TTL) Een timerwaarde die is opgenomen in pakketten die via netwerken op TCP/IP-basis worden verstuurd en die aangeeft hoe lang een pakket of de gegevens in het pakket kunnen worden bewaard of gebruikt voordat het pakket of de gegevens ongeldig worden. Bij DNS worden TTL-waarden in bronrecords binnen een zone gebruikt om te bepalen hoe lang vragende clients deze gegevens in de cache kunnen opslaan en gebruiken wanneer deze gegevens verschijnen in een queryantwoord dat door een DNS-server voor de zone is verstrekt.

Zie ook: DNS Server; Domain Name System (DNS); pakket; Resource Record (RR); Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP); zone

time-outfout Een toestand waarbij een verwacht teken niet op tijd wordt ontvangen. Wanneer deze toestand optreedt, neemt de software aan dat de gegevens verloren zijn gegaan en wordt gevraagd de gegevens opnieuw te verzenden.

time-outinterval Voor Procesbeheer, de tijd die de server wacht wanneer een opdracht niet met succes kan worden voltooid, voordat de opdracht wordt geannuleerd. U kunt deze instelling opgeven in de module Procesbeheer.

tint De plaats van een kleur in het kleurenspectrum. Zo ligt groen bijvoorbeeld tussen geel en blauw. Dit kenmerk kan worden ingesteld met onderdeel Beeldscherm in het Configuratiescherm.

Zie ook: intensiteit

titelbalk De horizontale balk boven aan een venster die de naam van het venster bevat. In veel vensters bevat de titelbalk ook het programmapictogram, de knoppen Maximaliseren, Minimaliseren en Sluiten, en de optionele knop ? voor contextgevoelige Help. Klik met de rechtermuisknop op de titelbalk als u een menu wilt weergeven met opdrachten als Vorig formaat en Verplaatsen.

Zie ook: maximaliseren; minimaliseren

toegangsbeheer Een beveiligingsmechanisme dat bepaalt welke bewerkingen door een gebruiker, groep, service of computer mogen worden uitgevoerd op een computer of een bepaald object, zoals een bestand, printer, registersleutel of directoryserviceobject.

Zie ook: groep; machtiging; object; register; service

toepassing met clusterdetectie Een toepassing die op een clusterknooppunt kan worden uitgevoerd en als clusterbron kan worden beheerd. Bij toepassingen met clusterdetectie wordt de cluster-API gebruikt voor het ontvangen van status- en meldingsgegevens van de servercluster.

Zie ook: cluster; Cluster-API; servercluster; toepassing zonder clusterdetectie

toepassing zonder clusterdetectie Een toepassing die op een clusterknooppunt kan worden uitgevoerd en als clusterbron kan worden beheerd, maar het gebruik van de cluster-API niet ondersteunt.

Zie ook: cluster; Cluster-API; toepassing met clusterdetectie

toetsenbordindeling Er zijn verschillende toetsenbordindelingen voor de speciale tekens en symbolen die in de verschillende talen worden gebruikt. De toetsenbordindeling bepaalt welke tekens verschijnen wanneer u op de toetsen van uw toetsenbord drukt. Nadat u de toetsenbordindeling hebt gewijzigd, komen de tekens die op uw scherm verschijnen wellicht niet meer overeen met de tekens die op de toetsen van uw toetsenbord staan.

toetsenbordtaal De taal die u wilt gebruiken wanneer u typt. Deze instelling wordt herkend door sommige programma's die voor het Windows-platform zijn ontworpen. Als u een nieuwe toetsenbordtaal toevoegt, wordt er ook een toetsenbordindeling voor die taal toegevoegd.

toewijzen Een waarde omzetten in een andere waarde. Bij virtuele geheugensystemen kan een virtueel adres op een computer worden toegewezen aan een fysiek adres.

toewijzingseenheid De kleinste hoeveelheid schijfruimte die kan worden toegewezen voor het opslaan van een bestand. Bij alle bestandssystemen die door Windows worden gebruikt, worden vaste schijven ingedeeld op basis van toewijzingseenheden. Hoe kleiner de toewijzingseenheden zijn, des te efficiënter de gegevens op de schijf worden opgeslagen. Als u tijdens het formatteren van de schijf geen toewijzingsgrootte opgeeft, wordt in Windows een standaardgrootte toegepast die is gebaseerd op de grootte van het volume. De standaardgrootte wordt zo gekozen dat er zo min mogelijk ruimte verloren gaat en het volume zo min mogelijk wordt gefragmenteerd. Een toewijzingseenheid wordt ook wel een cluster genoemd.

Zie ook: bestandssysteem; volume

token Een tekstueel element dat niet verder kan worden ontleed bij het parseren van gegevens. Een token kan bijvoorbeeld bestaan uit de naam van een variabele, een gereserveerd woord of een operator die wordt gebruikt in een programma. Wanneer u tokens opslaat als korte codes, worden programmabestanden kleiner en wordt het programma sneller uitgevoerd.

Bij netwerken is een token een uniek gestructureerd gegevensobject of bericht dat voortdurend tussen de knooppunten van een Token Ring-netwerk ciculeert en waarin de huidige status van het netwerk wordt beschreven. Voordat vanaf een knooppunt een bericht naar het netwerk kan worden gestuurd, moet het knooppunt de controle over het token hebben. Zie ook Token Ring.


toonkeuze Een vorm van nummerkeuze waarbij signalen met meerdere tonen worden gebruikt. Bij het kiezen van een nummer hoort de beller een reeks (piep)tonen. Bij druktoetstelefoons wordt meestal toonkeuze gebruikt.

Zie ook: pulskeuze

topologie In Windows de relaties tussen een aantal netwerkonderdelen. In de context van Active Directory-replicatie, verwijst de term topologie naar de set met verbindingen die worden gebruikt om gegevens op domeincontrollers onderling te repliceren.

Zie ook: Active Directory; domeincontroller; replicatie

traceringslogboek Een type logboek dat wordt gegenereerd wanneer een gebruiker provider voor traceringsgegevens selecteert via Prestaties. Het verschil tussen traceringslogboeken en prestatielogboeken bestaat erin dat de gegevens in traceringslogboeken continu worden gevolgd in plaats van periodiek.

training Het proces waarbij de engine voor spraakherkenning wordt geleerd uw stem en manier van spreken te herkennen. Er wordt hierbij gezocht naar patronen in de manier waarop u spreekt, zodat de spraak-engine nauwkeuriger werkt wanneer u tekst dicteert. U kunt de engine trainen door tekst voor te lezen in de trainingswizard. Tijdens het werken met spraakherkenning wordt de engine echter ook getraind.

transactie Bij Message Queuing, twee of meer acties die samen worden uitgevoerd. De transactie slaagt of mislukt als geheel. MS DTC (Microsoft Distributed Transaction Coordinator) zorgt ervoor dat acties pas worden uitgevoerd als ze allemaal slagen.

Zie ook: Message Queuing; Microsoft Distributed Transaction Coordinator (MS DTC); transactiebericht; wachtrij voor onbestelbare transactieberichten

transactiebericht Bij Message Queuing, een bericht dat alleen kan worden verzonden en ontvangen binnen een transactie. Wanneer een transactie onverhoeds wordt afgebroken, kan de eerdere toestand van het bericht worden hersteld. Een transactioneel bericht wordt pas uit een wachtrij verwijderd wanneer de transactie is doorgevoerd. Tot die tijd blijft het in de wachtrij staan en kan het worden gelezen tijdens een andere transactie.

Zie ook: Message Queuing; transactie; wachtrij

transceiver Een apparaat dat zowel signalen kan verzenden als ontvangen. Bij een LAN (Local Area Network) is een transceiver het apparaat waarmee een computer met het netwerk wordt verbonden en waarmee signalen worden geconverteerd van en naar parallelle en seriële indeling.

transitieve vertrouwensrelatie Het standaardtype vertrouwensrelatie tussen Windows-domeinen in een domeinstructuur of een forest. Wanneer een domein wordt toegevoegd aan een bestaand forest of een bestaande domeinstructuur, wordt er automatisch een transitieve vertrouwensrelatie ingesteld. Transitieve vertrouwensrelaties zijn altijd tweerichtingsrelaties. Dankzij deze vertrouwensrelaties tussen bovenliggende en onderliggende domeinen in een domeinstructuur en tussen hoofddomeinen van domeinstructuren in een forest kunnen alle domeinen in een forest voor verificatiedoeleinden op elkaar vertrouwen. Als bijvoorbeeld domein A domein B vertrouwt en domein B domein C vertrouwt, vertrouwt domein A domein C.

Zie ook: domeinstructuur; eenzijdige vertrouwensrelatie; forest; tweerichtingsvertrouwensrelatie

Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP) Een verzameling netwerkprotocollen die alom op het Internet worden gebruikt. Deze protocollen dienen voor de communicatie tussen met elkaar verbonden netwerken van computers met verschillende hardwarearchitecturen en verschillende besturingssystemen. TCP/IP bevat standaards voor de manier waarop computers communiceren en conventies voor het verbinden van netwerken en het routeren van verkeer.

Zie ook: Internet Protocol (IP); protocol

Transport Driver Interface (TDI) Een algemene set routines voor netwerklaagonderdelen die communiceren met de sessielaag van het OSI-model (Open Systems Interconnection). Door middel van deze routines kunnen softwareonderdelen boven en onder de transportlaag worden gecombineerd en aangepast zonder dat ze opnieuw moeten worden geprogrammeerd.

Zie ook: OSI-referentiemodel (Open Systems Interconnection)

Transport Layer Security (TLS) Een standaardprotocol dat wordt gebruikt voor veilige webcommunicatie via het Internet of intranetten. Met behulp van dit protocol kunnen servers worden geverifieerd door clients, of clients door servers. Doordat de communicatie wordt gecodeerd, vormt het een veilig kanaal. TLS is de meest recente versie van het SSL-protocol en is veiliger.

Zie ook: protocol; Secure Sockets Layer (SSL); verificatie

transportprovider De stuurprogramma- en ondersteuningsbestanden waarmee transportservices worden geleverd in een netwerkomgeving.

trap Bij SNMP (Simple Network Management Protocol), een bericht dat door een agent naar een beheersysteem wordt verzonden om aan te geven dat een gebeurtenis heeft plaatsgevonden op de host waarop de agent wordt uitgevoerd.

Zie ook: agent; gebeurtenis; host; Simple Network Management Protocol (SNMP)

Trivial File Transfer Protocol (TFTP) Een protocol dat wordt gebruikt voor het downloaden van de opstartbestanden die nodig zijn om het installatieproces te starten.

Zie ook: protocol

TrueType-lettertypen Schaalbare lettertypen, die soms worden gegenereerd als bitmaps of laadbare lettertypen, afhankelijk van de mogelijkheden van de printer. TrueType-lettertypen zijn niet afhankelijk van een bepaald apparaat en worden opgeslagen in de vorm van contouren. TrueType-lettertypen kunnen elke tekengrootte aannemen en worden precies zo afgedrukt als ze worden weergegeven op het scherm.

Zie ook: lettertype

TSID-reeks (Transmitting Station ID) Een tekenreeks die de id van de zendende abonnee aanduidt die door het faxapparaat wordt meegestuurd bij het verzenden van een fax. Deze tekenreeks is meestal een combinatie van het fax- of telefoonnummer en de naam van het bedrijf. Dit is vaak hetzelfde als de id van de aangeroepen abonnee.

Zie ook: CSID-reeks (Called Subscriber ID); tekenreeks

TSR-programma (Terminate-and-Stay-Resident) Een programma dat onder MS-DOS wordt uitgevoerd en dat ook in het geheugen geladen blijft als het niet wordt uitgevoerd, zodat het snel kan worden geactiveerd om een bepaalde taak uit te voeren terwijl andere toepassingen actief zijn.

Zie ook: MS-DOS (Microsoft Disk Operating System)

tunnel Een logische verbinding waarlangs gegevens in ingekapselde vorm worden verzonden. Normaal gesproken worden zowel inkapseling als codering toegepast, en is de tunnel een beveiligde particuliere verbinding tussen een externe gebruiker of host en een particulier netwerk.

Zie ook: codering; host; tunnelserver; vrijwillige tunnel

tunnelserver Een server of router die zich aan het eind van een tunnel bevindt en ervoor zorgt dat gegevensverkeer wordt doorgestuurd naar de hosts in het doelnetwerk.

Zie ook: host; router; server; tunnel

tussenliggend apparaat Een ander apparaat dan een modem of X.25-PAD, dat zich bevindt tussen een netwerkverbinding en de RAS-server. Dit apparaat is meestal een modemgroep-switch of beveiligings-host, waarvoor een statisch of interactief dialoogvenster tussen de gebruiker en het apparaat vereist is.

Zie ook: interactief dialoogvenster; PAD (Packet Assembler/Disassembler); RAS-server; statisch dialoogvenster

tweerichtingsvertrouwensrelatie Een type vertrouwensrelatie waarin beide domeinen in de vertrouwensrelatie elkaar vertrouwen. Bij een tweerichtingsvertrouwensrelatie hebben beide domeinen een eenrichtingsvertrouwensrelatie met elkaar tot stand gebracht. Zo vertrouwt domein A domein B en domein B domein A. Tweerichtingsvertrouwensrelaties kunnen transitief of niet-transitief zijn. Alle tweerichtingsvertrouwensrelaties tussen Windows-domeinen in dezelfde domeinstructuur of forest zijn transitief.

Zie ook: domeinstructuur; eenzijdige vertrouwensrelatie; forest; transitieve vertrouwensrelatie

Type 1-lettertypen Schaalbare lettertypen die geschikt zijn voor PostScript-apparaten.

Zie ook: lettertype; PostScript

type switch Het type interface waarop het ISDN-apparaat wordt aangesloten. Type switch wordt ook switch genoemd.

Zie ook: B-kanaal; D-kanaal; Integrated Services Digital Network (ISDN)

U
UDP-socket Een socket waarmee datagrammen via het UDP-protocol (User Datagram Protocol) worden verzonden.

Zie ook: datagram; socket; User Datagram Protocol (UDP)

uitbreidingssleuf Een sleuf in een computer die is verbonden met de systeembus en waarin uitbreidingskaarten kunnen worden geplaatst.

Zie ook: bus

uitgebreide partitie Een partitietype dat u alleen kunt aanmaken op standaardschijven met een MBR (Master Boot Record, hoofdopstartrecord). Uitgebreide partities zijn handig als u meer dan vier volumes wilt maken op uw standaardschijf met MBR. In tegenstelling tot primaire partities formatteert u een uitgebreide partitie niet met een bestandssysteem en wijst u er geen stationsletter aan toe. In plaats daarvan maakt u een of meer logische stations aan in de uitgebreide partitie. Nadat u een logische station hebt aangemaakt, formatteert u het station en wijst u een stationsletter toe. Een schijf met MBR kan maximaal vier primaire partities bevatten, of drie primaire partities, één uitgebreide partitie en meerdere logische stations.

Zie ook: basisschijf; logisch station; Master Boot Record (MBR); partitie; primaire partitie; stationsletter; volume

uitgebreide tekens Een van de 128 extra tekens in de uitgebreide ASCII (8-bits)-tekenset. Deze tekens zijn onder meer nodig voor diverse niet-Engelse talen, bijvoorbeeld voor de weergave van accenttekens en speciale symbolen voor het maken van afbeeldingen.

uitpakken Wanneer u een bestand uitpakt, wordt een niet-gecomprimeerde versie van het bestand opgeslagen in de map die u opgeeft. Het oorspronkelijke bestand blijft in de gecomprimeerde map staan.

uitschakelen Een optie uitschakelen door het kruisje of vinkje uit een selectievakje te verwijderen. U kunt een selectievakje uitschakelen door erop te klikken of door het te selecteren en op de spatiebalk te drukken.

uitschakelen Een apparaat deactiveren. Als u bijvoorbeeld een apparaat uitschakelt in een hardwareconfiguratie, kunt u het apparaat niet gebruiken wanneer die hardwareconfiguratie door de computer wordt gebruikt. Door een apparaat uit te schakelen komen de systeembronnen vrij die aan dat apparaat waren toegewezen.

Zie ook: hardwareconfiguratie; inschakelen

UNC-naam (Universal Naming Convention) De volledige naam van een bron in een netwerk. Deze naam heeft de syntaxis \servernaam\sharenaam, waarbij servernaam de naam van de server is en sharenaam de naam van de gedeelde bron. UNC-namen van mappen of bestanden kunnen naast de sharenaam ook het mappad bevatten. In dat geval wordt de volgende syntaxis gebruikt:

\servernaam\sharenaam\map\bestandsnaam

Zie ook: bron; sharenaam

unicast Bij netwerken voor gegevenscommunicatie, het verzenden van gegevens van de ene terminal naar een andere, bijvoorbeeld van een client naar een server, of van een server naar een server.

Unicode Een standaard voor tekencodering die is ontwikkeld door het Unicode Consortium en waarmee bijna alle geschreven talen van de wereld kunnen worden weergegeven. Het tekenrepertoire van Unicode heeft meerdere weergavemethoden: UTF-8, UTF-16 en UTF-32. In de meeste Windows-interfaces wordt gebruikgemaakt van UTF-16.

Zie ook: American Standard Code for Information Interchange (ASCII); Unicode Character System (UCS); Unicode Transmission Format 8 (UTF-8)

Unicode Character System (UCS) Een internationale verwijzing voor standaardtekensets die deel uitmaakt van de Unicode-standaard. UCS-2 is de meest gangbare versie van de UCS-standaard. Deze versie bevat 16-bits tekenwaarden waarvan het gebruik op dit moment wordt geaccepteerd en erkend voor het coderen van het leeuwendeel van de talen.

Zie ook: American Standard Code for Information Interchange (ASCII); Unicode; Unicode Transmission Format 8 (UTF-8)

Unicode Transmission Format 8 (UTF-8) Een tekenset voor protocollen die verder gaan dan ASCII. Het UTF-8-protocol biedt ondersteuning voor uitgebreide ASCII-tekens en voor omzetting van UCS-2, een internationale 16-bits Unicode-tekenset. Met UTF-8 is een veel groter namenbereik mogelijk dan met ASCII of met uitgebreide ASCII-codering voor tekengegevens.

Zie ook: American Standard Code for Information Interchange (ASCII); Unicode; Unicode Character System (UCS)

Uniform Resource Locator (URL) Een uniek adres waarmee een locatie op het Internet wordt aangegeven. Een URL voor een World Wide Web-site wordt voorafgegaan door http://, zoals in de fictieve URL http://www.voorbeeld.microsoft.com/. Een URL kan meer details bevatten, zoals de naam van een pagina met hypertext. Een dergelijke paginanaam wordt gewoonlijk gevolgd door de extensie .html of .htm.

Uninterruptible Power Supply (UPS) Een apparaat dat wordt aangesloten tussen een computer en een energiebron om ervoor te zorgen dat de elektriciteitsvoorziening niet wordt onderbroken. Een UPS-apparaat of noodvoeding bevat een accu die ervoor zorgt dat de computer bij stroomuitval nog een tijd blijft werken. UPS-apparatuur biedt meestal ook bescherming tegen kortstondige schommelingen of onderbrekingen in de stroomvoorziening.

Universal Naming Convention (UNC) Een conventie voor het benoemen van bestanden en andere bronnen. De twee backslashes (\) waarmee een UNC-naam begint, geven aan dat de bron zich bevindt op een netwerkcomputer. UNC-namen hebben de syntaxis \SERVERNAAM\SHARENAAM. Hierbij is SERVERNAAM de naam van de server is en SHARENAAM de naam van de gedeelde bron. De UNC-naam van een map of bestand kan naast de sharenaam ook het pad naar de map bevatten. In dat geval wordt de volgende syntaxis gebruikt: \SERVERNAAM\SHARENAAM\MAP\BESTANDSNAAM.

Universal Serial Bus (USB) Een externe bus die Plug en Play-installatie ondersteunt. Met USB kunt u apparaten aansluiten en verwijderen zonder dat u de computer hoeft af te sluiten of opnieuw te starten. Op één USB-poort kunt u 127 randapparaten aansluiten, waaronder luidsprekers, telefoons, cd-rom-spelers, joysticks, tapestations, toetsenborden, scanners en camera's. Een USB-poort bevindt zich meestal aan de achterkant van de computer, in de buurt van de seriële of parallelle poort.

Zie ook: bus; Plug en Play; poort

universele groep Een beveiligings- of een distributiegroep die overal in de domeinstructuur of het forest kan worden gebruikt. Een universele groep kan leden hebben uit elk Windows-domein in de domeinstructuur of het forest. Deze groep kan ook andere universele groepen, globale groepen en accounts van elk domein in de domeinstructuur of het forest bevatten. Rechten en machtigingen moeten worden toegewezen per domein, maar kunnen aan elk domein in de domeinstructuur of het forest worden toegewezen.

Universele groepen kunnen lid zijn van domeingebonden groepen en andere universele groepen, maar ze kunnen geen lid zijn van globale groepen. Universele groepen worden weergegeven in de globale catalogus en moeten hoofdzakelijk globale groepen bevatten.

Zie ook: beveiligingsgroep; distributiegroep; domein; domeingebonden groep; domeinstructuur; forest; globale catalogus; globale groep

UNIX Een krachtig multitasking-besturingssysteem voor meerdere gebruikers dat in eerste instantie in 1969 is ontworpen door AT&T Bell Laboratories voor gebruik op minicomputers. Men beschouwt UNIX als een beter overdraagbaar, of minder computerspecifiek, besturingssysteem omdat het is geschreven in C. Nieuwere versies van UNIX zijn ontwikkeld aan de Universiteit van Californië in Berkeley en door AT&T.

UPN-achtervoegsel Het UPN-achtervoegsel is het gedeelte van de principal-naam van de gebruiker (UPN) dat rechts van het at-teken ( @ ) staat. Standaard wordt de DNS-domeinnaam van het domein waarin de gebruikersaccount zich bevindt, gebruikt als UPN-achtervoegsel voor een gebruikersaccount. Er kunnen alternatieve UPN-achtervoegsels worden toegevoegd om het beheer en het aanmeldingsproces te vereenvoudigen. Dit kan worden bereikt door hetzelfde UPN-achtervoegsel te gebruiken voor alle gebruikers. Het UPN-achtervoegsel wordt alleen gebruikt binnen het Active Directort-forest en hoeft geen geldige DNS-domeinnaam te zijn.

Zie ook: Active Directory; Domain Name System (DNS); domein; domeinnaam; gebruikersaccount; User Principal Name

UPS-service Een service waarmee een noodvoeding (UPS, Uninterruptible Power Supply) wordt beheerd die op een computer is aangesloten.

Zie ook: service

URL

Zie definitie voor: Uniform Resource Locator (URL)

USB-poort Een interface op de computer waaraan u een USB-apparaat (Universal Serial Bus) kunt koppelen. USB is een standaard voor externe bussen die gegevensoverdracht met een snelheid van 12 Mbps (12 miljoen bits per seconde) mogelijk maakt. Op USB-poorten wordt een stekker aangesloten van ca. 7 mm x 1 mm.

Zie ook: Universal Serial Bus (USB)

User Datagram Protocol (UDP) Een aanvulling op het TCP-protocol die een datagramservice zonder verbindingen levert die geen garanties biedt met betrekking tot de aflevering van de pakketten of de volgorde waarin ze worden afgeleverd (net als bij het IP-protocol).

Zie ook: datagram; Internet Protocol (IP); pakket; service

User Principal Name De naam van een gebruikersaccount (die soms ook aanmeldingsnaam wordt genoemd) en een domeinnaam waarmee wordt aangegeven in welk domein de gebruikersaccount zich bevindt. Dit is de standaardprocedure voor aanmelding bij een Windows-domein. De notatie is: gebruiker@domein.com (net als bij een e-mailadres).

Zie ook: domein; domeinnaam; gebruikersaccount; UPN-achtervoegsel

USER-object Een object van Window Manager, dat vensters, menu's, cursors, pictogrammen, hooks, sneltoetsen, monitors, toetsenbordindelingen en andere interne objecten omvat. In Taakbeheer, het aantal USER-objecten dat momenteel door een proces wordt gebruikt.

Zie ook: Taakbeheer

V
V.34 Standaard voor gegevensoverdracht die communicatiesnelheden tot 33,600 bits per seconde (bps) via telefoonlijnen mogelijk maakt. Deze standaard maakt gebruik van een full-duplex (tweerichtings) modulatietechniek, met foutcorrectie en onderhandeling.

Zie ook: bps (bits per seconde); full-duplex; modulatiestandaards; V.90

V.90 Standaard voor gegevensoverdracht die communicatiesnelheden tot 56.000 bits per seconde (bps) via telefoonlijnen mogelijk maakt. De overdrachtssnelheid van de modem aan de clientzijde bedraagt 33.600 bps, net als bij V.34. De overdrachtssnelheid van de modem aan de host-zijde, bijvoorbeeld van een Internet-provider of een bedrijfsnetwerk, bedraagt maximaal 56.000 bps met een gemiddelde snelheid van 40.000 tot 50.000 bps. Als deze standaard niet door de modem aan de host-zijde wordt ondersteund, is het alternatief V.34.

Zie ook: bps (bits per seconde); client; host; Internet-provider (ISP); modem (modulator/demodulator); modulatiestandaards; V.34

variabele Bij programmeren is dit een benoemde opslaglocatie die een bepaald type gegevens kan bevatten die tijdens de uitvoering van een programma kunnen worden gewijzigd.

Systeemomgevingsvariabelen worden gedefinieerd door Windows 2000 Server en zijn altijd hetzelfde, ongeacht wie is aangemeld op de computer. Leden van de groep Administrators kunnen echter nieuwe variabelen toevoegen of de waarden wijzigen.

Gebruikersomgevingsvariabelen kunnen verschillen voor elke gebruiker van een bepaalde computer. Voorbeelden van gebruikersomgevingsvariabelen zijn omgevingsvariabelen die u wilt definiëren of variabelen die zijn gedefinieerd voor toepassingen, zoals het pad naar de locatie van toepassingsbestanden.

Zie ook: omgevingsvariabele

vaste schijf Een apparaat, ook wel een vasteschijfstation genoemd, dat een of meer onbuigzame platen bevat die zijn bedekt met een materiaal waarin gegevens magnetisch kunnen worden vastgelegd met lees-/schrijfkoppen. De vaste schijf bevindt zich in een afgesloten behuizing, die niet alleen fungeert als bescherming, maar het tevens mogelijk maakt dat de afstand tussen kop en plaat maar ca. 0,00001 cm bedraagt. Gegevens kunnen op een vaste schijf veel sneller worden opgeslagen en gelezen dan op een diskette.

vastleggen in bronlogboek Bij Message Queuing, het proces waarbij een kopie van een uitgaand bericht wordt opgeslagen. Het bronlogboek wordt op basis van berichten geconfigureerd en wordt ingesteld door de toepassing van waaruit het bericht wordt verstuurd. Wanneer vastleggen in bronlogboek is ingeschakeld, wordt een kopie van het bericht in de bronlogboekwachtrij van de broncomputer geplaatst wanneer het bericht te bestemder plaatse (doel) aankomt.

Zie ook: logboekwachtrij; Message Queuing; vastleggen in doellogboek

vastleggen in doellogboek Bij Message Queuing, het proces waarbij een kopie van binnenkomende berichten wordt opgeslagen. Vastleggen in doellogboek wordt geconfigureerd op wachtrijbasis. Wanneer vastleggen in doellogboek is ingeschakeld, wordt een kopie van elk binnenkomend bericht in de doellogboekwachtrij geplaatst wanneer het bericht wordt opgehaald (gelezen) uit de wachtrij van bestemming.

Zie ook: logboekwachtrij; Message Queuing; vastleggen in bronlogboek

vector Met betrekking tot de Indexing-service is dit een reeks woorden of tekens die in een query worden gebruikt. Eén document kan bijvoorbeeld de volgende vector van medeauteurs hebben (Steven Couperus; Donald Haasbeek; Amy Egberts).

Zie ook: query

vectorlettertype Een lettertype dat wordt gegenereerd aan de hand van een wiskundig model waarbij elk teken is gedefinieerd als een set lijnen die tussen punten zijn getekend. Vectorlettertypen kunnen moeiteloos worden vergroot of verkleind, met of zonder behoud van de hoogte/breedte-verhouding.

Zie ook: lettertype; plotterlettertype

venster Een gedeelte van het scherm waarin programma's en processen kunnen worden uitgevoerd. Er kunnen meerdere vensters tegelijkertijd geopend zijn. U kunt bijvoorbeeld uw e-mail openen in het ene venster, terwijl u in andere vensters een werkblad bewerkt, afbeeldingen downloadt van uw digitale camera en on line uw wekelijkse boodschappen bestelt. Een venster kan worden gesloten, vergroot of verkleind, geminimaliseerd tot een knop op de taakbalk of gemaximaliseerd, zodat het het hele scherm vult.

verbinden Een stationsletter, poort of computernaam toewijzen aan een gedeelde bron, zodat u deze kunt gebruiken,

Zie ook: gedeelde bron

Verbonden. Bezig met verifiëren van gebruiker. De status van een gebruiker wanneer een telefoonverbinding tot stand is gebracht, maar er nog geen verificatie heeft plaatsgevonden. Misschien probeert de gebruiker de juiste gegevens voor de aanmeldingsprocedure door te geven of is het systeem niet actief. Als deze toestand wordt gevolgd door de fase waarin wordt gewacht op een gesprek, heeft de gebruiker niet de juiste combinatie van gebruikersnaam en wachtwoord opgegeven. Als deze fase herhaald optreedt, gevolgd door de fase waarin wordt gewacht op een gesprek, wordt mogelijk geprobeerd onrechtmatige toegang te verkrijgen tot het netwerk.

Zie ook: verificatie; Waiting for Call

Verbonden. Gebruiker geverifieerd. De status van een gebruiker wanneer er een telefoonverbinding tot stand is gebracht en de gebruiker een juiste gebruikersnaam en een juist wachtwoord heeft opgegeven. Als de gebruiker beschikt over de machtiging voor terugbellen en om terugbellen heeft verzocht, wordt de gebruiker na het maken van de verbinding teruggebeld. Als de terugbelfase wordt gevolgd door de fase waarin wordt gewacht op een gesprek, heeft de server de gebruiker niet kunnen bereiken op het opgegeven nummer. Misschien heeft de gebruiker een onjuist terugbelnummer opgegeven (als de gebruiker het terugbelnummer moet opgeven) of wordt mogelijk geprobeerd onrechtmatige toegang te verkrijgen tot het netwerk (als het terugbelnummer vooraf is ingesteld).

Zie ook: ingesteld op terugbellen; terugbellen ingesteld door beller

verificatie Het proces waarbij wordt geverifieerd of een entiteit of object werkelijk is wat of wie het lijkt. Zo wordt voor gegevens de herkomst en integriteit geverifieerd, bijvoorbeeld door controle van de digitale handtekening of de identiteit van de gebruiker of computer.

Zie ook: smartcard; vertrouwensrelatie

vernieuwen Actuele gegevens verwerken in de weergegeven informatie.

Zie ook: vernieuwingsfrequentie

vernieuwingsfrequentie De frequentie waarmee het beeldscherm wordt ververst om te voorkomen dat het beeld flikkert. Het gehele beeldgebied van de meeste beeldschermen wordt ongeveer 60 keer per seconde vernieuwd.

Zie ook: vernieuwen

vernieuwingsinterval Een tijdsinterval op basis waarvan de secundaire masters van een zone kunnen bepalen hoe vaak moet worden gecontroleerd of de zonegegevens moeten worden vernieuwd. Wanneer het interval verstrijkt, informeert de secundaire hoofdserver bij de bron voor de zone of de zonegegevens nog steeds actueel zijn of dat deze moeten worden bijgewerkt via een zonetransfer. U kunt dit interval instellen in de SOA-bronrecord (Start-Of-Authority) van elke zone.

Zie ook: secundaire master; SOA-bronrecord (Start-Of-Authority); zone; zoneoverdracht

verplicht gebruikersprofiel Een gebruikersprofiel dat niet wordt bijgewerkt wanneer de gebruiker zich afmeldt. Het wordt gedownload naar de pc van de gebruiker telkens wanneer deze zich aanmeldt. Verplichte gebruikersprofielen worden door de beheerder gemaakt en aan een of meer gebruikers toegewezen. Op die manier kunnen consistente of taakspecifieke gebruikersprofielen worden gemaakt. Alleen leden van de groep Administrators kunnen profielen wijzigen.

Zie ook: gebruikersprofiel; zwervend gebruikersprofiel

Verschil in aantal wisselfouten In Taakbeheer, het verschil in het aantal wisselfouten sinds de lijst voor het laatst is bijgewerkt.

Zie ook: Taakbeheer

Verschil in geheugengebruik In Taakbeheer, het verschil in het geheugengebruik sinds de lijst voor het laatst is bijgewerkt, in kilobytes.

Zie ook: Taakbeheer

vertrouwensrelatie Een logische relatie die tussen domeinen tot stand wordt gebracht om indirecte verificatie mogelijk te maken, waarbij een vertrouwend domein de aanmeldingsverificatie van een vertrouwd domein honoreert. Gebruikersaccounts en globale groepen die in een vertrouwd domein zijn gedefinieerd kunnen rechten en machtigingen krijgen in een vertrouwend domein, ook al komen de gebruikersaccounts of groepen niet in de adreslijst van het vertrouwende domein voor.

Zie ook: domein; gebruikersaccount; globale groep; groep; machtiging; verificatie

vervolgsleutel Alle subsleutels die worden weergegeven wanneer een registersleutel wordt uitgevouwen. Een vervolgsleutel of onderliggende sleutel is hetzelfde als een subsleutel.

Zie ook: sleutel; subsleutel

videoadapter Een uitbreidingskaart die in een pc wordt geplaatst om deze weergavemogelijkheden te geven. De weergavemogelijkheden van een computer hangen zowel af van de logische circuits (op de videoadapter) als van de monitor Elke adapter biedt een aantal verschillende videomodi. De videomodi vallen uiteen in twee basiscategorieën: tekst en grafisch. Binnen de tekst- en grafische modus bieden sommige monitoren ook een keuze uit verschillende resoluties. Bij lagere resoluties kan een monitor meer kleuren weergeven.

Moderne adapters bevatten geheugen, zodat het RAM-geheugen van de computer niet wordt gebruikt om beelden op te slaan. Bovendien hebben de meeste adapters hun eigen grafische coprocessor voor het uitvoeren van grafische berekeningen. Deze adapters worden vaak grafische versnellers genoemd.


Virtual Local Area Network (VLAN) Een logische groepering van hosts in een of meer LAN's waardoor de hosts met elkaar kunnen communiceren alsof deze zich in hetzelfde fysieke LAN bevinden.

Zie ook: host; Local Area Network (LAN)

Virtual Private Network (VPN) De uitbreiding van een privé-netwerk dat ingekapselde, gecodeerde en geverifieerde verbindingen via gedeelde of openbare netwerken omvat. VPN-verbindingen maken externe toegang en gerouteerde verbindingen mogelijk voor privé-netwerken via het Internet.

Zie ook: codering; externe toegang; routering; tunnel; verificatie

virtueel adres In een virtueel-geheugensysteem, het adres waarmee de toepassing naar geheugen verwijst. Dit adres wordt in de kernel en de MMU (Memory Management Unit) omgezet in een fysiek adres voordat het geheugen wordt gelezen of er naar het geheugen wordt geschreven.

Zie ook: virtueel geheugen

virtueel geheugen Tijdelijke opslagruimte die door een computer wordt gebruikt om programma's uit te voeren die meer geheugen nodig hebben dan op de computer aanwezig is. Zo kunnen programma's gebruiken maken van 4 gigabyte virtueel geheugen op de vaste schijf van een computer, ook al heeft de computer maar 32 megabyte RAM-geheugen. De programmagegevens die momenteel niet in het geheugen van de computer passen, worden bewaard in wisselbestanden.

Zie ook: Grootte van virtueel geheugen; virtueel printergeheugen; wisselbestand

virtueel IP-adres Een IP-adres dat de hosts van een Network Load Balancing-cluster met elkaar delen. In een Network Load Balancing-cluster (bijvoorbeeld in een cluster met multihomed webservers) kunnen ook meerdere virtuele IP-adressen worden gebruikt.

Zie ook: host; IP-adres; multihomed computer

virtueel printergeheugen Bij een PostScript-printer, een gedeelte van het geheugen waarin gegevens over lettertypen worden opgeslagen. Bij PostScript-printers is het geheugen verdeeld in twee gebieden: banded geheugen en virtueel geheugen. Het banded geheugen bevat de benodigde gegevens over de lay-out van afbeeldingen en pagina's om uw documenten te kunnen afdrukken. Het virtuele geheugen bevat alle lettertypegegevens die naar uw printer worden verzonden wanneer u een document afdrukt of lettertypen laadt.

Zie ook: PostScript-printer; virtueel geheugen

virtuele container Een container waarmee via Active Directory toegang wordt verkregen tot elke directory die voldoet aan het LDAP-protocol.

Zie ook: Active Directory; Lightweight Directory Access Protocol (LDAP)

virus Een programma dat probeert zich van computer naar computer te verspreiden en schade veroorzaakt (door gegevens te wissen of te beschadigen) of gebruikers ergert (door berichten weer te geven of de informatie te wijzigen die op het scherm wordt weergegeven).

voedingsstabilisatie Een voorziening van een UPS (Uninterruptible Power Supply) die pieken, dalen en ruis uit de stroomtoevoer verwijdert.

Zie ook: Uninterruptible Power Supply (UPS)

VoIP (Voice over Internet Protocol) Een methode waarbij TCP/IP-pakketten worden gebruikt voor het verzenden van spraakgegevens via een LAN, een WAN of het Internet.

Zie ook: Local Area Network (LAN); Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP); Wide Area Network (WAN)

volledige naam De volledige naam van een gebruiker, die meestal bestaat uit de achternaam, voornaam en middelste initiaal. De volledige naam is informatie die in Lokale gebruikers en groepen of Active Directory: gebruikers en computers kan worden bijgehouden als onderdeel van de gegevens aan de hand waarvan een gebruikersaccount wordt aangeduid en gedefinieerd.

Zie ook: Active Directory: gebruikers en computers; gebruikersaccount

volume Een opslaggebied op een vaste schijf. U kunt een volume formatteren met een bestandssysteem, zoals FAT of NTFS, en er een stationsletter aan toekennen. Als u de inhoud van een volume wilt zien, klikt u in Windows Verkenner of Deze computer op het pictogram van het volume. Eén vaste schijf kan meerdere volumes bevatten. Volumes kunnen op hun beurt weer meerdere schijven beslaan.

Zie ook: eenvoudig volume; File Allocation Table (FAT); NTFS-bestandssysteem; schijf; spanned volume; stationsletter

volumeset Een partitie die bestaat uit schijfruimte op een of meer fysieke schijven die zijn gemaakt met Windows NT 4.0 of eerder. Volumesets kunnen alleen worden verwijderd met Windows&nsbsp;2000 of Windows XP. Als u nieuwe volumes wilt maken die meerdere schijven beslaan, gebruikt u spanned volumes op dynamische schijven.

Zie ook: basisschijf; dynamische schijf; partitie; spanned volume; volume

vooraf gedefinieerde sleutel Een sleutel die een van de hoofdsecties van het register vertegenwoordigt. Elke vooraf gedefinieerde sleutel wordt weergegeven in een afzonderlijk venster van de Register-editor; de naam van de sleutel wordt weergegeven in de titelbalk van het venster. HKEY_CLASSES_ROOT is een voorbeeld van een vooraf gedefinieerde sleutel.

Zie ook: component; register; sleutel

voorgrondprogramma Het programma dat in het actieve venster wordt uitgevoerd (het venster op de voorgrond met de gemarkeerde titelbalk). Het voorgrondprogramma reageert op opdrachten van de gebruiker.

Zie ook: achtergrondprogramma; titelbalk

voorkeurseigenaar Het knoopppunt waarop elke groep bij voorkeur moet worden uitgevoerd. Zo werkt het model voor statische netwerktaakverdeling het beste wanneer de groepen evenwichtig zijn verdeeld over twee knooppunten. Als er een knooppunt uitvalt, neemt het overgebleven knooppunt de groepen van het andere knooppunt over. Dit heeft een negatief effect op de prestaties. Als u instelt dat voor die groepen een failback moeten worden uitgevoerd op de voorkeursserver (het knooppunt waarop de fout is opgetreden), wordt automatisch het maximale prestatievermogen hersteld wanneer er een failback optreedt. Er wordt geen failback uitgevoerd voor een groep als er geen voorkeurseigenaar is geselecteerd.

U hoeft overigens niet altijd een voorkeurseigenaar in te stellen want het is mogelijk niet van belang waar de groep zich bevindt. Het enige dat telt is dat de groep op een van de twee knooppunten wordt uitgevoerd. Het is ook mogelijk dat beide knooppunten even goed bestand zijn tegen de belasting waarmee het gebruik van een aantal of alle bronnen gepaard gaat.

Zie ook: bron; failback; groep

voorkeursserver De NetWare-server waarmee u standaard verbinding maakt wanneer u zich aanmeldt bij de computer. De voorkeursserver zorgt voor de validering van uw gebruikersreferenties en handelt uw vragen af over de beschikbare bronnen in het NetWare-netwerk.

vrije ruimte Beschikbare of vrije ruimte die u kunt gebruiken om logische stations te maken binnen een uitgebreide partitie.

Zie ook: logisch station; niet-toegewezen ruimte; uitgebreide partitie

vrijwillige tunnel Een door de client geïnitieerde tunnel. Hierbij wordt via IP een PPP-verbinding tot stand gebracht tussen de client en de tunnelserver, waarna de gegevens door de tunnelserver naar de doel-host worden doorgestuurd.

Zie ook: client; host; Internet Protocol (IP); Point-to-Point Protocol (PPP); tunnel; tunnelserver

W
waardevermelding De tekenreeks in het rechterdeel van een registervenster die de waarde van de geselecteerde sleutel aangeeft. Een waardevermelding bestaat uit drie delen: naam, gegevenstype en de waarde zelf.

Zie ook: register; sleutel

waarschuwingsniveau Het punt waarop gebruikers hun quotumlimiet naderen.

Zie ook: quotumlimiet

wachtrij Een lijst met programma's of taken die wachten op uitvoering. In de afdrukterminologie van Windows is een wachtrij een groep documenten die wachten op verwerking door de printer. In de NetWare- en OS/2-omgeving vormen wachtrijen de primaire software-interface tussen de toepassing en het afdrukapparaat. Gebruikers sturen documenten naar een wachtrij. In Windows is de printer die interface. Het document wordt naar een printer verzonden en niet naar een wachtrij.

Zie ook: printer; transactiebericht

wachtrij voor onbestelbare berichten In Message Queuing, een wachtrij waarin niet-transactionele berichten worden opgeslagen die onbestelbaar of verlopen zijn. In deze wachtrijen worden onbestelbare berichten opgeslagen op de computer waarop het bericht is verlopen. Berichten in deze wachtrijen worden op de vaste schijf opgeslagen en kunnen dus worden hersteld.

Zie ook: transactiebericht; wachtrij voor onbestelbare transactieberichten

wachtrij voor onbestelbare transactieberichten Bij Message Queuing, een wachtrij waarin transactieberichten worden opgeslagen die de wachtrij van bestemming niet kunnen bereiken. In wachtrijen voor onbestelbare transactieberichten worden mislukte berichten opgeslagen op de computer waarop het bericht is verlopen. Berichten in deze wachtrijen worden op de vaste schijf opgeslagen en kunnen dus worden hersteld.

Zie ook: Message Queuing; transactie; wachtrij; wachtrij voor onbestelbare berichten

wachtrijquotum Bij Message Queuing, de opslaglimiet voor berichten in openbare wachtrijen. Wanneer een wachtrijquotum is bereikt, kunnen er pas weer berichten naar de wachtrij worden verzonden als een of meer berichten uit de wachtrij zijn verwijderd. In Message Queuing wordt eerste gekeken naar het computerquotum en daarna pas naar de wachtrijquota op de computer.

Zie ook: computerquotum; Message Queuing; wachtrij

wachtrijtype Bij Message Queuing, een GUID (Globally Unique Identifier), die is opgegeven door de toepassing waarmee de wachtrij is gemaakt.

Zie ook: Message Queuing; wachtrij

wachtwoord Een beveiligingsmaatregel die wordt gebruikt om aanmelding bij gebruikersaccounts en toegang tot computersystemen en -hulpbronnen te beperken. Een wachtwoord is een unieke tekenreeks die moet worden opgegeven voordat een aanmeldingsnaam of toegang wordt geverifieerd. Een wachtwoord kan bestaan uit letters, cijfers en andere tekens, en is hoofdlettergevoelig.

Zie ook: gebruikersaccount

Waiting for Call Een telefoniesignaal dat aangeeft dat Netwerkverbindingen de modem in de luisterstand heeft gezet en dat wordt gewacht op binnenkomende gesprekken.

Zie ook: modem (modulator/demodulator); Netwerkverbindingen

Web Distributed Authoring and Versioning (WebDAV) Een toepassingsprotocol dat verwant is aan HTTP 1.1 en waarmee bronnen op het World Wide Web door clients kunnen worden gepubliceerd en beheerd.

WebDAV

Zie definitie voor: Web Distributed Authoring and Versioning (WebDAV)

webserver Een computer die wordt onderhouden door een systeembeheerder of Internet-aanbieder (ISP) en die reageert op de opdrachten die gebruikers via de browser opgeven.

Zie ook: Internet-provider (ISP)

weergaveadapter

Zie definitie voor: videoadapter

werkbalk Bij een programma met een grafische gebruikersinterface een rij, kolom of blok met knoppen of pictogrammen. Wanneer u op deze knoppen of pictogrammen klikt, worden er bepaalde functies of taken van het programma geactiveerd. De werkbalk in Microsoft Word bevat bijvoorbeeld knoppen waarmee u de opmaak van tekst kunt wijzigen in vet of cursief, en een document kunt openen of opslaan. Werkbalken kunnen vaak door gebruikers worden aangepast en verplaatst.

werkgroep Een eenvoudige manier om computers te groeperen, uitsluitend bedoeld om gebruikers te helpen bij het zoeken van printers en gedeelde mappen binnen de groep in kwestie. Anders dan bij domeien wordt bij werkgroepen in Windows geen gebruik gemaakt van gecentraliseerde gebruikersaccounts en verificatie.

Zie ook: domein; gebruikersaccount; verificatie

werkset De hoeveelheid fysiek geheugen die door het besturingssysteem is toegewezen aan een proces.

Wide Area Network (WAN) Een communicatienetwerk waarin computers, printers en andere apparaten op verschillende geografische locaties met elkaar zijn verbonden. Via een WAN kan een apparaat communiceren met elk willekeurig ander apparaat in het netwerk.

Zie ook: apparaat; Local Area Network (LAN)

Wijzigingen aanbrengen De Macintosh-achtige machtiging die gebruikers het recht geeft wijzigingen aan te brengen in de inhoud van een map, bijvoorbeeld door het wijzigen, hernoemen, verplaatsen, maken en verwijderen van bestanden. Wanneer toegangsbevoegdheden door AppleTalk-netwerkintegratie worden omgezet in machtigingen, worden aan een gebruiker met de bevoegdheid Wijzigingen aanbrengen de machtigingen Schrijven en Verwijderen toegewezen.

Zie ook: machtiging

wildcarding In DNS, het ondersteunde gebruik van jokertekens, zoals het sterretje (*), in domeinnamen voor DNS-query's waarmee meerdere namen worden herleid. Wanneer jokertekens worden gebruikt, moeten DNS-servers het herleiden van naamquery's waarin jokertekens worden gebruikt ondersteunen en moeten resolvers in staat zijn meerdere records te parseren van alle bronrecordsets (RR-sets) die in antwoorden op jokertekenquery's worden verstrekt.

Zie ook: bronrecordset (RRset); DNS Server; Domain Name System (DNS); domeinnaam; jokerteken

Windows Internet Name Service (WINS) Een softwareservice waarmee op dynamische wijze IP-adressen worden toegewezen aan computernamen (NetBIOS-namen). Op die manier hoeven gebruikers geen lastig te onthouden IP-adressen te typen als ze bronnen willen gebruiken, maar kunnen ze gewoon de naam opgeven. WINS-servers bieden ondersteuning voor clients waarop Windows NT 4.0 of een eerdere versie van Microsoft-besturingssystemen wordt uitgevoerd.

Zie ook: bron; Domain Name System (DNS); IP-adres; Network Basic Input/Output System (NetBIOS); service; WINS-bron; WINS-proxy

Windows Management Instrumentation (WMI) Een beheerinfrastructuur in Windows waarin door middel van een algemene set interfaces ondersteuning wordt geboden voor de controle en besturing van systeembronnen. Deze infrastructuur is een logisch georganiseerd en consistent model van de werking, configuratie en status van Windows.

Zie ook: bron

Windows Open Services Architecture (WOSA) Een algemene set interfaces waarmee front-end toepassingen worden verbonden met back-end services.

Zie ook: service

WINS-bron Een brontype dat levering van WINS-services (Windows Internet Name Service) vanuit een cluster mogelijk maakt.

Zie ook: cluster; Windows Internet Name Service (WINS)

Winsock Windows Sockets. Een API-standaard (Application Programming Interface) voor software die een TCP/IP-interface onder Windows verzorgt.

Zie ook: Application Programming Interface (API); Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP)

WINS-proxy Een computer die naamquery-broadcasts afluistert en reageert bij namen die buiten het lokale subnet vallen. De proxy communiceert met een WINS-server om de namen te herleiden en slaat het resultaat gedurende een bepaalde tijd op in de cache.

Zie ook: subnet; Windows Internet Name Service (WINS)

wisselbare pool Het door het systeem toegekende virtuele geheugen dat aan een proces is toegewezen en dat kan worden gewisseld. Wisselen is het proces waarbij weinig gebruikte gedeelten van het werkgeheugen van een programma vanuit het RAM-geheugen worden verplaatst naar een ander opslagmedium (gewoonlijk de vaste schijf).

In Taakbeheer, de hoeveelheid door het systeem toegekend virtueel geheugen die door een proces wordt gebruikt (in kilobytes).

Zie ook: Registry Size Limit (RSL); virtueel geheugen

wisselbestand Een verborgen bestand op de vaste schijf dat door Windows wordt gebruikt om gedeelten van programma's en gegevensbestanden te bewaren die niet in het geheugen passen. Het wisselbestand en het fysieke geheugen (RAM-geheugen) vormen samen het virtuele geheugen. Benodigde gegevens worden door Windows vanuit het wisselbestand naar het geheugen verplaatst en gegevens uit het geheugen worden naar het wisselbestand verplaatst, zodat er ruimte wordt gemaakt voor nieuwe gegevens. Een wisselbestand wordt ook wel een 'swap file'genoemd.

Zie ook: Piekgeheugengebruik; Registry Size Limit (RSL); virtueel geheugen

wisselfout De interrupt die optreedt als er wordt geprobeerd te lezen van of schrijven naar een locatie in het virtuele geheugen die gemarkeerd is als niet aanwezig.

In Taakbeheer wordt in de kolom Wisselbestandsfouten aangegeven hoe vaak de gegevens voor een proces moesten worden opgehaald van schijf, omdat deze niet in het geheugen voorkwamen. Het aantal wisselfouten of wisselbestandsfouten loopt op vanaf het moment waarop het proces wordt gestart.

Zie ook: Taakbeheer; Verschil in aantal wisselfouten; virtueel geheugen

woordenboekaanval Een methode om het wachtwoord of de pincode van een gebruiker te raden door elk woord uit het woordenboek uit te proberen.

World Wide Web Een systeem waarmee u het Internet kunt verkennen met behulp van hyperlinks. Wanneer u een webbrowser gebruikt, wordt het web weergegeven als een verzameling tekst, afbeeldingen, geluiden en digitale films.

Zie ook: internet

X
X.509v3-certificaat Versie 3 van de ITU-T-aanbeveling X.509 voor de syntaxis en indeling van certificaten. Dit is de standaardcertificaatindeling van op certificaten gebaseerde processen in Windows XP.

Een X.509-certificaat bevat de openbare sleutel en informatie over de persoon of entiteit waaraan het certificaat is uitgegeven, informatie over het certificaat en optionele informatie over de certificeringsinstantie (CA) waardoor het certificaat is uitgegeven.

Zie ook: certificaat; Certification Authority (CA); International Telecommunication Union - Telecommunication [Standardization Sector] (ITU-T); openbare sleutel

x86 Deze term heeft betrekking op een microprocessor waarin de 32-bits processorarchitectuur van Intel wordt gebruikt.

XML (Extensible Markup Language)

Zie definitie voor: Extensible Markup Language (XML)

Y
Y

Er zijn geen termen in de woordenlijst met deze beginletter.


Z
zone In de Macintosh-omgeving is dit een logische groepering die het zoeken naar bronnen als servers en printers in het netwerk vereenvoudigt.

In een DNS-database is een zone een beheermatige eenheid van de DNS-database die wordt beheerd door een DNS-server. In een zone worden de domeinnamen en gegevens van het domein opgeslagen met een overeenkomende naam, behalve domeinnamen die in overgedragen subdomeinen zijn opgeslagen.

Zie ook: bron; DNS Server; Domain Name System (DNS); domein; partitie

zonelijst In de Macintosh-omgeving een lijst met alle zones die met een bepaald netwerk zijn verbonden. Verwar een zonelijst niet met Windows DNS-zones.

Zie ook: Domain Name System (DNS); zone

zoneoverdracht De synchronisatie van bindende DNS-gegevens tussen DNS-servers. Vanaf een DNS-server waarvoor een secundaire zone is geconfigureerd, worden van tijd tot tijd query's gestuurd naar de hoofd-DNS-servers om de zonegegevens te synchroniseren.

Zie ook: DNS Server; gezaghebbend; secundaire master; zone

zwervend gebruikersprofiel Een gebruikersprofiel op de server dat wordt geladen op de lokale computer wanneer een gebruiker zich aanmeldt. Wanneer de gebruiker zich afmeldt, wordt het profiel zowel lokaal als op de server bijgewerkt. Een zwervend gebruikersprofiel is beschikbaar op de server wanneer gebruikers zich aanmelden bij een werkstation of een servercomputer. Bij het aanmelden kan de gebruiker het lokale gebruikersprofiel gebruiken als dit actueler is dan het exemplaar op de server.

Zie ook: gebruikersprofiel; lokaal gebruikersprofiel; verplicht gebruikersprofiel

zwevend bestand Een bestand dat is opgeslagen in Werkmap en dat gekoppeld is aan een bestand buiten Werkmap. Als u bestanden bijwerkt, wordt dit bestand dus niet gesynchroniseerd met een ander bestand.

zwevend lid Een lid van een mirrored volume of RAID-5-volume dat is uitgevallen, bijvoorbeeld vanwege stroomuitval of een defecte leeskop. Wanneer dit gebeurt, stelt het fouttolerante stuurprogramma vast dat het lid niet langer kan worden gebruikt, en stuurt het alle nieuwe lees- en schrijfbewerkingen naar de resterende leden van het fouttolerante volume.

Zie ook: fouttolerantie; mirrored volume; RAID-5-volume